Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.3.4
4.3.4 Uitzondering (iii): nodeloze kosten
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS601323:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Snijders, Klaassen & Meijer 2007, p. 130.
Zie dit citaat uit de Memorie van Beantwoording (Kamerstukken II 1878-1879, 31, nr. 1, p. 4) in de conclusie van A-G Wesseling-van-Gent bij HR 5 oktober 2001, NJ 2001, 651.
HR 10 juni 1988, NJ 1989, 30, zoals herhaald in HR 3 oktober 2008, NJ 2008, 530. Voor de (voorwaardelijke) reconventie die niet wordt beoordeeld, omdat niet aan de voorwaarde is voldaan, geldt de genuanceerdere regel uit HR 11 februari 2011, LJN BO9673, RvdW 2011, 249. De rechter moet dan onderzoeken of: ' (.. ) de eis in voorwaardelijke reconventie ondeugdelijk is, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie moeten worden gebracht, dan wel of de kosten daarvan nodeloos gemaakt of veroorzaakt zijn, in welk geval de kosten voor rekening van de eiser in reconventie kunnen worden gelaten, onderscheidenlijk of, gelet op de samenhang van de gedingen in conventie en reconventie, de eis in (voorwaardelijke) reconventie een redelijke vorm van verdediging vormt en de kosten daarvan op die grond ten laste van de in conventie in het ongelijk gestelde partij dienen te komen, dan wel of geen van beide partijen als in reconventie in het ongelijk gestelde partij kan worden beschouwd en een proceskostenveroordeling in reconventie achterwege moet blijven.'
Zie Haardt 1945, p. 30-33; A-G Wesseling-van-Gent bij HR 5 oktober 2001, NJ 2001, 651 en Zon 2008.
De laatste zin van artikel 237 lid 1 Rv bepaalt dat nodeloze kosten voor rekening kunnen worden gelaten van de partij die deze kosten heeft aangewend of veroorzaakt. Deze bepaling biedt de rechter een ruime mogelijkheid om de door verstorend procesgedrag veroorzaakte kosten af te wentelen op de veroorzaker. Chicanes, onterechte incidenten en andere fouten kunnen tot een kosten-veroordeling leiden, zelfs ten laste van de partij die volledig in het gelijk is gesteld.1 De regeling over nodeloze kosten bestaat al sinds 1879 en de wetgever heeft destijds besloten dat de beantwoording van de vraag welke kosten nodeloos zijn, aan ''s rechters prudentie' kon worden overgelaten.2
In een aantal concrete gevallen biedt de wet aanknopingspunten, zoals in artikel 170 lid 1 Rv, dat bepaalt dat als een partij meer getuigen heeft opgeroepen dan redelijkerwijs noodzakelijk was, de rechter daarmee rekening kan houden bij de kostenveroordeling. Ook met betrekking tot de kosten bij verstek, herstel van dagvaardingsexploten, verval/ontslag/afstand van instantie en onwillige getuigen staan in de wet specifieke bepalingen over de allocatie van kostenposten tussen partijen (en onwillige getuigen), al gaat het daarbij niet steeds om kosten die als nodeloos veroorzaakt kunnen worden aangeduid.3
Vermeldenswaard is verder het vaste aanknopingspunt dat de Hoge Raad heeft gegeven over de kosten van een incidenteel appel: als een partij in een (voorwaardelijk) incidenteel appel de in eerste aanleg gevoerde verweren opnieuw onder de aandacht brengt, kan de verwerping daarvan niet leiden tot de conclusie dat de kosten van het incidenteel appel nodeloos zijn gemaakt.4
Haardt heeft in 1945 uit de jurisprudentie verschillende rubrieken van nodeloze kosten opgemaakt, waarnaar vervolgens ruim 60 jaar regelmatig instemmend is terugverwezen, onder andere in 2001 door A-G Wesseling-van Gent en in 2008 door Zon. Zij maken de volgende onderscheiding: (1) onnodigheid van het gehele proces,
waaronder ook de voortijdige en bovenmatige vorderingen, (2) nodeloze voortzetting van een proces, (3) processuele fouten met extra kosten als gevolg, (4) het onnodig ingewikkeld maken van het proces en (5) de onwaarachtige partijhou-ding.5 Andere rubricering is eveneens mogelijk; zo deelt Numann de gedragingen in twee categorieën in: enerzijds gevallen waarin een partij een kostenverhogende fout heeft gemaakt en anderzijds gevallen waarin een partij een onredelijke en/of unfaire houding aanneemt.6 Deze indelingen vertonen logischerwijs gelijkenis met, maar zijn ook abstracter dan, het uitgebreide overzicht van procesverstorende gedragingen dat in hoofdstuk 3 is gegeven.
Hoewel de wettekst met de frase 'voor rekening laten' niet helemaal duidelijk is over de vraag of ook de kosten die bij de andere partij zijn veroorzaakt voor rekening van de veroorzaker gebracht kunnen worden, heeft de Hoge Raad dit wel toegelaten.7 De winnaar kan dus in de kosten worden veroordeeld die de verliezer nodeloos heeft moeten maken.