Einde inhoudsopgave
Sturen met proceskosten (BPP nr. XII) 2011/4.3.1
4.3.1 Een zwakke hoofdregel met sterke uitzonderingen en een beperking
mr. P. Sluijter, datum 31-10-2011
- Datum
31-10-2011
- Auteur
mr. P. Sluijter
- JCDI
JCDI:ADS601328:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De regeling van dit artikel werkt tevens door in hoger beroep (art. 353 lid 1 Rv) en kort geding. Zie Snijders, Klaassen & Meijer 2007, p. 132. Lid 4 van het artikel handelt bovendien over de nakosten, waarop in dit boek echter niet verder zal worden ingegaan. Zie daarover HR 19 maart 2010, LJN BL1116, RvdW 2010, 34, met in de conclusie van Keus (5.15 e.v.) verwijzingen naarde eerdere discussie hierover in de literatuur
Hoewel de wet hier niet letterlijk over spreekt, kunnen volgens vaste jurisprudentie ook de kosten tussen gewezen echtgenoten gecompenseerd worden (zie o.a. HR 10 december 1926, NJ 1927, p. 261). Haardt zette hier weliswaar vraagtekens bij (Haardt 1945, p. 56), maar dit heeft de Hoge Raad niet kunnen beïnvloeden: zie o.a. HR 14 oktober 1994, NJ 1995, 64. In HR 24 november 1995, NJ 1996, 163 ging de Hoge Raad nog verder en stond (in strijd met eerdere jurisprudentie: HR 1 december 1989, NJ 1990, 216) ook compensatie toe bij andere levensgezellen en bij gedingen tussen ongehuwde ouders, waarbij het geschil de gezamenlijke kinderen betreft.
O.a. HR 30 september 2005, LJN AS8376, JOL 2005, 228 (ECC/CellOne); zie voor verdere jurisprudentie en voor interpretatie van het begrip 'ongelijk' § 4.3.3.
De hoofdregel van de Nederlandse proceskostenveroordeling in civiele dagvaardingszaken is vastgelegd in artikel 237 Rv.1 De eerste zin van dat artikel luidt: 'De partij die bij vonnis in het ongelijk wordt gesteld, wordt in de kosten veroordeeld' . Dit lijkt op een indemnisatiestelsel te wijzen, maar er bestaan drie uitzonderingen en een belangrijke beperking bij deze regel, waardoor het Nederlandse stelsel beter als een continentaal stelsel met elementen van arbitrium iudicis kan worden aangeduid.
De drie uitzonderingen staan in de wetsbepaling zelf. De kosten mogen geheel of gedeeltelijk worden gecompenseerd als partijen (i) (ex-)partners,2 bloed-, of aanverwanten zijn of als (ii) de partijen over en weer op een aantal punten in het ongelijk worden gesteld. Daarnaast (iii) kan de rechter beslissen om nodeloze kosten voor rekening te laten van de partij die deze aanwendde of veroorzaakte. Als geen van deze uitzonderingen van toepassing is, is de rechter verplicht om de in het ongelijk gestelde partij in de kosten te veroordelen.3
Belangrijker nog dan deze drie uitzonderingen is de beperking: de kosten-veroordeling wordt meestal zodanig berekend dat deze de werkelijk gemaakte kosten bij lange na niet dekt. De uitzonderingen en de beperking worden in de navolgende subparagrafen afzonderlijk besproken.