RvdW 2020/1042:Zaak A onder 1: medeplegen hennepteelt in periode april 2004 t/m mei 2004 (art .2.C Opiumwet). Zaak B: overtreding art. 2 Wet arbeid vreemdelingen in mei 2004. Verjaring, art. 70 Sr. Gelet op de in dit geval toepasselijke straf- en verbodsbepalingen in samenhang met art. 70.1 en 72.2 Sr beloopt de verjaringstermijn t.a.v. het in zaak A.1 tenlastegelegde feit ten hoogste twee maal zes jaren en t.a.v. de in zaak B tenlastegelegde feiten ten hoogste tien jaren. Wat betreft deze feiten is dus het recht tot strafvordering wegens verjaring vervallen. HR verklaart OM n-o in vervolging wat betreft zaak A.1 en de feiten in zaak B. Volgt partiële vernietiging en terugwijzing (t.a.v. strafoplegging). Samenhang met 18/03917.