Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/61b
61b Verpakkingsmateriaal afgeleverd?
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691706:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3398, RvdW 2016/10 (Huurman/Van Duijn) (art. 81 RO). Of het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (CMR) hier al of niet van toepassing is, behandel ik in het kader van het onderzoek niet.
A-G G.R.B. van Peursem randnr. 2.8 en 2.9 in zijn conclusie ECLI:NL:PHR:2015:2046 vóór HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3398, RvdW 2016/10 (Huurman/Van Duijn).
Het rechtsgevolg waarop eiser zich beroept bestaat in de verplichting tot betaling van schadevergoeding vanwege het niet voldaan hebben aan de afleveringsverplichting uit die overeenkomst.
Een bloemengroothandel vordert schadevergoeding van een vervoerder met als grondslag dat de vervoerder tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst: de vervoerder zou het fust (verpakkingsmateriaal voor bloemen) niet (terug) hebben afgeleverd bij de afzender. De vervoerder betoogt dat hij de overeenkomst wel degelijk is nagekomen.1
Enerzijds kan men het verweer van gedaagde waarbij de tekortkoming (het niet terugbrengen van het fust) wordt betwist, kwalificeren als een gemotiveerde betwisting (een grondslagverweer). Het is dan aan eiser de tekortkoming te bewijzen. Anderzijds (en volgens de A-G Van Peursem minder juist) kan men het verweer van gedaagde als volgt samenvatten: er is wel een terugbrengplicht, en die is nagekomen. Als gedaagde zich verweert met de stelling dat hij al (correct) is nagekomen (hij doet een beroep op het rechtsgevolg dat zijn verbintenis is tenietgegaan), is sprake van een bevrijdend verweer. In dat geval ligt de bewijslast bij verweerder.2 Van Peursem gaf in deze zaak de voorkeur aan de keuze tekortkoming; hij vindt de stelling dat al correct is nagekomen een verkapt grondslagverweer. De Hoge Raad volgt de A-G. De redenering is als volgt: Het rechtsgevolg waarop de bloemengroothandel zich beroept is afhankelijk van het antwoord op de vraag wat de aan de vervoerder verweten tekortkoming inhield. Met behulp van wat partijen naar voren hebben gebracht in de processtukken en na uitleg van hun afspraken, moet een beslissing worden genomen op welke juridische grondslag eiser zijn vordering instelt. Dat was in casu dat het fust niet was afgeleverd bij de afzender; het fust was verdwenen, nakoming was blijvend onmogelijk geworden. Dan zal de keuze voor de vordering duidelijk zijn: schadevergoeding wegens tekortkoming. Nu de verweerder aangaf dat het fust wel bij de afzender was afgeleverd, rust ingevolge de hoofdregel van art. 150 Rv de bewijslast van de stelling dat niet bij de afzender is afgeleverd, op de groothandel. De niet-aflevering bij de afzender is bestanddeel geworden van de stelling die de groothandel aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Een onderdeel van het betoog van de bloemengroothandel werd gemotiveerd ontkend.3 Gedaagde ontkent een bestanddeel uit een samenstel van stellingen, terwijl alle bestanddelen moeten komen vast te staan alvorens een vordering kan worden toegewezen, dan dient eiser ook dat ene bestanddeel te bewijzen.