Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/530
Smaad, art. 261 lid 1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:2848 m.b.t. ‘het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven’. Uit de bewijsvoering is niet af te leiden dat verdachte de brieven met daarin mededelingen over de aangever A, B, resp. C telkens heeft toegezonden aan de directie van de werkgever van de desbetreffende aangever, met het kennelijke doel om aan die mededelingen ruchtbaarheid in bedoelde zin te geven. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 07-04-2020, ECLI:NL:HR:2020:511
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 april 2020
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, M.T. Boerlage
- Zaaknummer
18/04822
- Conclusie
plv. A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:511, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑04‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2020
Essentie
Smaad, art. 261 lid 1 Sr. HR herhaalt relevante overwegingen uit ECLI:NL:HR:2016:2848 m.b.t. ‘het kennelijke doel om ruchtbaarheid te geven’. Uit de bewijsvoering is niet af te leiden dat verdachte de brieven met daarin mededelingen over de aangever A, B, resp. C telkens heeft toegezonden aan de directie van de werkgever van de desbetreffende aangever, met het kennelijke doel om aan die mededelingen ruchtbaarheid in bedoelde zin te geven. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04822
Datum 7 april 2020
ARREST
op het beroep in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.