Zie bijvoorbeeld: HvJ 27 september 2007, C-146/05, Collée, ECLI:EU:C:2007:549, p. 21 en p. 31
Hof Arnhem-Leeuwarden, 20-09-2022, nr. BK-ARN 21/00131, nr. BK-ARN 21/00132
ECLI:NL:GHARL:2022:8130
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
20-09-2022
- Zaaknummer
BK-ARN 21/00131
BK-ARN 21/00132
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2022:8130, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 20‑09‑2022; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2024:1135
- Vindplaatsen
NLF 2022/1939
NTFR 2022/3592 met annotatie van mr. J.P.W.H.T. Becks, mr. N.P. Arzini
Douanerechtspraak 2022/150
UDH:TvSO/17671 met annotatie van mr. ing. J. Waalkens-Bessems en mr. R.P.A. Kraaijeveld
Uitspraak 20‑09‑2022
Inhoudsindicatie
OB. Handel in tweedehands auto’s. Inspecteur heeft terecht nultarief geweigerd in verband met omzetbelastingfraude. Belanghebbende heeft bewust en opzettelijk de identiteit van de werkelijke afnemers van de auto’s verhuld. Vergrijpboetes. Vormverzuim. Inspecteur had (bestuurder van) belanghebbende moeten wijzen op recht op rechtsbijstand. Bewijsuitsluiting verklaringen.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
locatie Arnhem
nummer(s) BK-ARN 21/00131 en BK-ARN 21/00132
uitspraakdatum: 20 september 2022
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
Fiscale eenheid [belanghebbende1] B.V. en [belanghebbende2] B.V. te [vestigingsplaats] (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) van 15 december 2020, nummers AWB 19/1892 en 19/1893, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 31 december 2015 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 134.521 (hierna: naheffingsaanslag 2015). Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 10.911 en is een vergrijpboete opgelegd van € 67.260.
1.2.
Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 203.831 (hierna: naheffingsaanslag 2016). Bij beschikkingen is belastingrente berekend van € 8.379 en is een vergrijpboete opgelegd van € 101.915.
1.3.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de naheffingsaanslagen en de beschikkingen belastingrente gehandhaafd. De Inspecteur heeft de boetebeschikkingen verminderd tot € 40.356 (2015) en € 61.149 (2016).
1.4.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag 2016 ongegrond verklaard. De Rechtbank heeft het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag 2015 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar voor zover die betrekking heeft op de naheffingsaanslag 2015 en boete- en rentebeschikking 2015 vernietigd, de naheffingsaanslag 2015 verminderd tot € 25.390, de beschikking belastingrente 2015 dienovereenkomstig verminderd, de boetebeschikking 2015 verminderd tot € 6.473, de boetebeschikking 2016 verminderd tot € 51.976 in verband met overschrijding van de redelijke termijn, bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van de in zoverre vernietigde uitspraak op bezwaar, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.572 en gelast dat de Inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 345 vergoedt.
1.5.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.6.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 juni 2022. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. R. [naam39] , als gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam1] , [naam2] en [naam3] , alsmede [naam4] , [naam5] en [naam6] namens de Inspecteur. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1.
Belanghebbende is een fiscale eenheid voor de omzetbelasting bestaande uit [belanghebbende1] BV en haar 100% dochtervennootschap [belanghebbende2] BV.
2.2.
De bestuurders van [belanghebbende1] BV zijn [naam7] BV (vertegenwoordigd door [naam8] ) en [naam9] BV (vertegenwoordigd door [naam10] ).
2.3.
De activiteiten van belanghebbende bestaan uit de aan- en verkoop van auto’s. De auto’s worden verkocht aan afnemers in binnen- en buitenland.
2.4.
Op 17 augustus 2016 heeft de Inspecteur een boekenonderzoek aangekondigd naar de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2015 tot en met 31 december 2016. Het onderzoek heeft zich beperkt tot de beoordeling van de juistheid van de intracommunautaire leveringen. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in een controlerapport met dagtekening 5 oktober 2017 opgesteld door [naam5] . Het controlerapport vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Liquide middelen
In de onderneming is sprake van giraal en contant verkeer. De contante geldstromen worden in een (klad) kasboek vastgelegd. Mevrouw [naam11] (administrateur) verwerkt de gegevens uit het kladkasboek geautomatiseerd met behulp van boekhoudprogramma Snelstart. De verkopen van auto's aan ondernemers afkomstig uit andere EU - lidstaten verloopt (uitsluitend) contant.
(…)
2.6
Administratieve organisatie en interne beheersing
Een beschrijving van de administratieve voorraad is niet voorhanden. Voor wat betreft de verkoop aan afnemers uit andere lidstaten van de Europese Unie en de melding van ongebruikelijke transacties het volgende.
2.6.1
Beschrijving verkoopproces aan afnemers uit andere EU-lidstaten
Algemeen
In zijn algemeenheid gesproken verloopt de verkoop aan afnemers uit andere lidstaten van de Europese Unie als volgt. De heer [naam8] heb ik niet gesproken. De heer [naam10] (hierna: [naam10] ) heeft tijdens het onderzoek daarover het volgende aan mij verklaard.
Bestelling
Een koper benadert belanghebbende telefonisch, per e-mail of legt een bezoek ter plaatse af om een auto te bestellen. Bij het eerste contact met een nieuwe afnemer vraagt de heer [naam10] (onder meer) documenten van de Kamer van Koophandel van de koper. Kopieën daarvan worden in de administratie bewaard.
Verificatie identiteit koper
In meerderheid van de gevallen verifieert de heer [naam10] niet de identiteit van de koper aan de hand van een paspoort / identiteitskaart. Ook wordt niet vastgesteld of en in hoeverre de koper bevoegd is om de onderneming rechtens te vertegenwoordigen. Het omzetbelastingnummer van de afnemer wordt gecontroleerd met behulp van de EU website. Mocht de heer [naam10] twijfelen aan de identiteit van de koper dan verifieert hij de identiteit aan de hand van een paspoort.
Orderacceptatie
De heer [naam10] of [naam8] noteert de bestelling in de administratie.
Facturering
In meerderheid van de gevallen maakt de heer [naam8] verkoopfacturen op. In andere gevallen is dat de heer [naam10] . Het tijdstip van opmaak van een factuur en de feitelijke betaling van een afnemer kan verschillen.
Verificatie van de identiteit van de afhaler
Het factuurbedrag wordt contant betaald bij afhaal van de auto's door de koper. Wie auto’s komt ophalen verschilt per levering. Het kan gaan om de koper, een transporteur (ingeschakeld door de koper) of een partij van wie niet duidelijk of en in hoeverre die bevoegd is om de koper rechtens te vertegenwoordigen.
In geval een transporteur auto's komt afhalen wordt de heer [naam10] daar een dag van tevoren over geïnformeerd. De identiteit van de afhaler van de auto's wordt niet geverifieerd. In enkele gevallen
zijn kopieën van identiteitsbewijzen van de afhalers voorhanden.
Betaling
Betalingen geschieden contant. Een vooruitbetaling komt in enkele gevallen voor. Ontvangen contante betalingen worden genoteerd in een (klad) kasboek. Het (klad) kasboek wordt bijgehouden door de heer [naam10] en de heer [naam8] . De administrateur verwerkt onder meer de (klad) kasadministratie geautomatiseerd met behulp van boekhoudprogramma: "Snelstart".
Vervoersdocumenten
Er wordt gebruik gemaakt van verschillende vervoersdocumenten. Het gaat om CMR documenten en afhaalverklaringen.
2.6.2
Administratieplicht
(…)
2.6.2.1 Bevindingen
De heer [naam10] heeft e-mailverkeer dat ten grondslag ligt aan intracommunautaire leveringen gedeeltelijk niet bewaard. Vorenstaande heeft de heer [naam10] aan mij verklaard tijdens het onderzoek.
Hiermee wordt niet voldaan aan de bewaarplicht van artikel 52, lid 4 AWR. De heer [naam10] zal al het e-mailverkeer dat betrekking heeft op de onderneming bewaren.
Belanghebbende heeft aanvullend geen cliëntenonderzoek gedaan en derhalve geen cliëntendossiers bijgehouden in verband met meldingen ongebruikelijk transacties. Het gaat om de aankoop van meerdere voertuigen. Hierbij is het bedrag per voertuig minder dan € 25.000. De betaling wordt in één keer contant voldaan en bedraagt tezamen meer dan € 25.000. De transacties worden samengesteld en moeten om die reden worden gemeld bij de Financial Intelligence Unit.
3. Omzetbelasting
3.1
Aansluitingen
De gegevens afkomstig uit de opgaaf intracommunautaire prestaties sluiten aan bij de gegevens afkomstig uit de financiële administratie.
3.1.1
Leveringen jaar 2015
ICP opgaaf | Administratie | Verschil | |
[naam12] | € 146.300 | € 146.300 | € - |
Evo Investment | € 12.500 | € 12.500 | € - |
Rabal Kubica | € 14.600 | € 14.600 | € - |
Totaal | € 173.400 | € 173.400 | € - |
3.1.2
Leveringen jaar 2016
ICP opgaaf | Administratie | Verschil | |
[naam12] | € 628.800 | € 628.800 | € - |
[naam15] | € 1.174.450 | € 1.174.450 | € - |
Totaal | € 1.803.250 | € 1.803.250 | € - |
3.2
Factuurstelsel
Het factuurstelsel is van toepassing.
3.3
Tarieftoepassing
Op intracommunautaire leveringen is door belanghebbende het nultarief toegepast. Het nultarief is nader gespecificeerd in artikel 9, lid 2, onderdeel b Wet OB.
4. Intracommunautaire leveringen
(…)
4.2.1
Data
Op de volgende data heeft onderzoek plaatsgevonden:
25 augustus 2016
Aanvang van het onderzoek op het bedrijfsadres van de adviseur.
26 augustus 2016
Een vervolgafspraak op het bedrijfsadres van belanghebbende.
2 september 2016
Een vervolgafspraak op het bedrijfsadres van belanghebbende.
30 september 2016
Een vervolgafspraak op het bedrijfsadres van belanghebbende.
De heer [naam10] en de adviseur zijn aanwezig geweest.
10 januari 2017
Een vervolgafspraak op het bedrijfsadres van belanghebbende. De heer [naam10] en de adviseur zijn daarbij aanwezig geweest.
3 maart 2017
Een vervolgafspraak op het bedrijfsadres van belanghebbende. De heer [naam10] en de adviseur zijn daarbij aanwezig geweest.
4.2.2
Documenten
(…)
4.3
Verkopen aan [naam12] (Hongarije)
4.3.1
Listing
Op het omzetbelastingnummer van afnemer [naam12] zijn de volgende bedragen gelist.
Jaar 2015
In dit jaar hebben de volgende leveringen plaatsgevonden:
- -
tweede kwartaal 2015: € 42.100
- -
vierde kwartaal 2015: € 104.200 +
Totaal : € 146.300
Jaar 2016
In dit jaar hebben de volgende leveringen plaatsgevonden:
- -
eerste kwartaal 2016: € 182.850
- -
tweede kwartaal 2016: € 445.950 +
Totaal : € 628.800
4.3.2
Verkoopproces
Over het verkoopproces aan [naam12] heeft de heer [naam10] het volgende aan mij verklaard.
4.3.3
Verklaring op 26 augustus 2016
Algemeen
De heer [naam10] heeft op 26 augustus 2016 onder meer het volgende aan mij verklaard.
Eerste contact
Volgens de heer [naam10] zijn er twee personen van Oost - Europese afkomst naar hem toegekomen. De ene persoon was een grote man en de andere een kleine. De kleine man heette " [naam13] " en is de bestuurder van [naam12] . De heer [naam10] heeft niet vastgesteld of de "kleine man" in werkelijkheid de bestuurder is. De naam van de tweede persoon kon de heer [naam10] zich niet meer herinneren. Die man was "nors" en kon slecht Duits spreken. Om die reden heeft de persoon " [naam13] " het woord gevoerd. De twee personen hebben bij meerdere bedrijven in Nederland auto's ingekocht. Vorenstaande zou door [naam13] zijn verteld. De eerste aankoop van een auto bij belanghebbende betreft een auto van het merk Hyundai.
Bedrijfsdocumenten van de afnemer
De persoon genaamd [naam13] heeft prijsonderhandelingen gevoerd met de heer [naam10] . Volgens de heer [naam10] heeft hij documenten van de Kamer van Koophandel afkomstig van het bedrijf [naam12] ontvangen bij een van de eerste transacties. In meerderheid van de gevallen zijn de twee personen (fysiek) ter plaatse geweest om auto's aan te schaffen. In andere gevallen is er telefonisch of per e-mail contact geweest. Ik heb gevraagd om kopieën van e-mails aan mij te overhandigen. Hierop verklaarde de heer [naam10] dat e-mailverkeer is verwijderd vanwege beperkte opslagcapaciteit op de computer. Ik heb verteld dat het e-mailverkeer onder de bewaarplicht valt. De heer [naam10] gaf aan dat het soms niet anders kan want zijn e-mailbox moet toch leeg. Hierop gaf ik aan dat e-mails kunnen worden uitgeprint en bewaard. De heer [naam10] zou dat voortaan doen.
Verificatie omzetbelastingnummer
De heer [naam10] heeft het omzetbelastingnummer van [naam12] meerdere malen en op verschillende data en tijdstippen vastgelegd en met behulp van de EU website gecontroleerd. De heer [naam10] heeft bedrijfsdocumenten van [naam12] bekeken en die zijn door hem in orde bevonden. Ik heb aangegeven dat blijkt dat het omzetbelastingnummer meerdere malen is gecheckt en gevraagd of er aanleiding bestond om te twijfelen aan het Btw-nummer. De heer [naam10] gaf aan dat hij geen indicatie had om te twijfelen maar hij verklaarde: "Je weet het maar nooit”.
Eerste verkoopfactuur
Ik heb op een moment in het gesprek een uitgaande factuur met factuurnummer: [nummer1] erbij gepakt. Het gaat om de levering van een BWM E91 Touring 320 voor een factuurbedrag van € 10.500.
In de bijlagen waren onder meer documenten van de Kamer van Koophandel en een kopie van een identiteitskaart bijgevoegd. Het gaat om bedrijfsdocumenten van [naam12] . De naam van de persoon vermeld op de kopie van de identiteitskaart is volgens de heer [naam10] de bestuurder
van [naam12] .
Verificatie identiteit bestuurder
Op de kopie van de identiteitskaart staat onder meer de naam [naam14] vermeld. Die naam komt
niet overeen met de eerder afgelegde verklaring waaruit blijkt dat een persoon genaamd: " [naam13] " bestuurder is van [naam12] .
Cautie
Hierop heb ik de heer [naam10] om 09:19 uur verteld dat hij niet verder tot antwoorden verplicht was. Aan de heer [naam10] heb ik verteld dat uit internationale gegevensuitwisseling met de Hongaarse Belastingdienst is gebleken dat de heer [naam14] in het jaar 2014 is overleden. Het is niet mogelijk dat hij auto's heeft ingekocht. Aan de heer [naam10] heb ik vervolgens nogmaals gevraagd welke personen auto's hebben ingekocht.
Wisselende verklaringen
Ik heb op dat moment de verklaring van de heer [naam10] genoteerd. Volgens de heer [naam10]
moest ik zijn verklaring niet noteren. Het is volgens de heer [naam10] als volgt gegaan.
De grote man is de bestuurder van [naam12] . De kleine man genaamd " [naam13] " is de inkoper. Volgens de heer [naam10] lijkt de "grote man" veel op de fotokopie van [naam14] die in de bijlage door mij werd getoond. De heer [naam10] heeft de identiteit van de koper niet geverifieerd aan de hand van een identiteitskaart. De heer [naam10] verifieert niet in alle gevallen de identiteit van de koper aan de hand van een identiteitskaart. Een en ander gaat op "goed vertrouwen".
Wisselende verklaringen
Ik heb de heer [naam10] aangegeven dat hij wisselende verklaringen heeft afgelegd over welke persoon zich voordoet als bestuurder en hoe die persoon heet. De heer [naam10] zei dat ik het verkeerd heb begrepen. Naar mijn mening is de heer [naam10] niet zorgvuldig geweest bij het controleren van de bestuurder. Ik heb de heer [naam10] verteld dat ik beide verklaringen heb genoteerd. Volgens de heer [naam10] kon hij niet weten dat de bestuurder was overleden. Een medewerker van de Belastingdienst of opsporing kan uitsluitend over dergelijke informatie beschikken.
Transport
Het vervoer van de auto's naar Hongarije hebben de grote en kleine man geregeld.
Het vervoer verschilde per keer. De ene keer haalden ze zelf auto's op en andere keren werden er auto's naar Woerden gereden van waaruit auto's met een andere vervoerder op een trailer geladen werden. Ook werden er auto's door een transporteur opgehaald bij belanghebbende.
Vervoersbescheiden
Ik heb verteld dat ik op 25 augustus 2016 bij het inleidend gesprek geen vervoersdocumenten heb aangetroffen. Volgens de heer [naam10] zijn er wel vervoersdocumenten voorhanden. Met de heer [naam10] heb ik afgesproken om die bij mij aan te leveren.
Betalingen
De in rekening gebrachte factuurbedragen zijn in alle gevallen contant betaald. De ontvangsten zijn "in principe" in een kasboek genoteerd.
Nultarief
Volgens de heer [naam10] is het lastig om te weten wat je als ondernemer moet doen om het nultarief aan te tonen. Een en ander staat niet goed op het internet beschreven. Ik heb de heer [naam10] verteld dat een en ander onder meer staat vermeld in een BTW-Almanak. Een en ander is wellicht ook bekend bij zijn adviseur. Ik heb ook aangegeven dat het nultarief niet toegepast hoeft te worden.
Als twijfel bestaat of er sprake is van een ondernemer kan altijd omzetbelasting in rekening worden gebracht. Een verzoek om teruggaaf van omzetbelasting kan de afnemer bij kantoor buitenland in Heerlen aanvragen. De heer [naam10] is daarmee bekend maar dat is een te lang traject.
Overige transacties
Met de heer [naam10] heb ik de overige intracommunautaire transacties besproken. In geval van afnemer: [naam15] is een man van Poolse afkomst de contactpersoon van de onderneming. Vanwege de beperkte tijd had hij daarvan geen nadere informatie op dat moment voorhanden. Om die reden heb ik met de heer [naam10] nadere afspraken gemaakt.
Op 2 september 2016 om 14:00 uur is een vervolgafspraak gepland.
Verzoek aanlevering bescheiden
Ik heb de heer [naam10] gevraagd om de volgende zaken aan te leveren:
- -
E-mailverkeer en telefoonnummers van [naam12] ;
- -
Nadere informatie omtrent de overige afnemers;
- Vervoersbescheiden die het vervoer naar een andere EU-lidstaat aantonen.
4.3.4
Verklaring op 2 september 2016
Algemeen
Op 2 september 2016 heeft van 14:00 uur tot en met 15:00 uur een vervolgafspraak plaatsgevonden op het adres: [adres1] in [vestigingsplaats] . Bij het gesprek is de heer [naam10] aanwezig geweest en die heeft het volgende aan mij verklaard.
Verkoopproces
Ik heb de heer [naam10] verteld dat het bezoek in teken staat van het beoordelen van intracommunautaire transacties met afnemers uit Hongarije en Polen. Per levering wil ik weten hoe het verkoopproces tot stand is gekomen.
Stukken
Ik heb met de heer [naam10] gesproken over de aanlevering van stukken. Vorenstaande is per email op 26 augustus 2016 door mij bevestigd.
De heer [naam10] heeft geen gegevens omtrent:
- -
E-mailverkeer en telefoonnummers van [naam12] ;
- -
Nadere informatie omtrent de overige afnemers.
Vervoersdocumenten
De heer [naam10] heeft van enkele leveringen kopieën van vrachtdocumenten gemaakt en aan mij overhandigd. De heer [naam10] zal verdere vervoersdocumenten koppelen aan uitgaande facturen. Voor de overdracht van die informatie hebben we een vervolgafspraak gemaakt voor 30 september 2016 om 14:00 uur op het bedrijfsadres.
4.3.5
Internationale gegevensuitwisseling
Uit gegevensuitwisseling met de Belastingdienst in Hongarije is ter zake van [naam12] het volgende gebleken:
- -
Het omzetbelastingnummer is met ingang van 12 mei 2016 ingetrokken;
- -
De heer [naam14] (manager) is op 11 november 2014 overleden;
- -
De onderneming heeft geen werknemers in loondienst;
- -
De onderneming is zijn (hoofd) activiteiten: verkoop van andere motorrijtuigen gestart met ingang van 29 augustus 2014;
- -
Belastingaangiften zijn niet ingediend;
- In Hongarije zijn geen auto's verkocht.
4.5
Internationale gegevensuitwisseling inzake vervoerders van [naam12]
Volgens de heer [naam10] heeft [naam12] vervoerders ingeschakeld voor het vervoer.
- -
Volgens gegevens afkomstig van overgelegde CMR bescheiden gaat het om 7 vervoerders afkomstig uit Litouwen;
- -
Er hebben nog vier transacties plaatsgevonden die door diverse personen zijn afgehaald namens [naam12] ;
- -
Een afhaalverklaring (A4 blad) met kopie van een identiteitsbewijs is bij de verkoopfactuur bijgevoegd;
- -
In een enkel geval ontbreekt een kopie van een identiteitsbewijs.
Handmatig zijn drie vervoerders geselecteerd voor nader onderzoek. Met de Belastingdienst in
Litouwen zijn gegevens uitgewisseld inzake de volgende vervoerders:
- -
[naam16] ;
- -
[naam17] ;
- -
[naam18] .
4.6
Vervoerder [naam16]
4.6.1
Algemeen
Uit gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
De vervoerder is ingeschakeld en (contant) betaald door [naam12] ;
- -
De chauffeurs hebben informatie ontvangen over het laadadres en afleveradres;
- -
De chauffeurs bevestigen het ondertekenen van het CMR document;
- -
De auto's zijn getransporteerd naar Berlijn;
- -
CMR documenten afkomstig uit de administratie van [naam16] en komen overeen met de CMR documenten aangetroffen in administratie van belanghebbende;
- -
De chauffeurs kunnen geen voor - en achternaam gegeven van de contactpersonen van [naam12] ;
- -
De chauffeurs kunnen niet aangeven welke personen voor in ontvangstneming van auto's CMR documenten hebben afgetekend;
- -
[naam16] heeft geen CMR documenten naar belanghebbende verzonden.
4.6.2
CMR vrachtdocument met kenmerk: [nummer2]
De volgende gegevens zijn afkomstig uit de administratie van belanghebbende.
Aan CMR document met kenmerk: [nummer2] zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260274 € 9.500
260277 € 10.600
260278 € 6.400
260150 € 8.800
260287 € 6.900
260285 € 5.300
260288 € 12.800
260286 € 9.300+
Totaal: € 69.600
4.6.3
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld ter zake van CMR met kenmerk:
[nummer2] .
4.6.4
Verschillen in vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- Vakje 3 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 3 op CMR document afkomstig van belanghebbende
- In het CMR document van belanghebbende is de plaats (onduidelijk).
Vakje 3 op CMR document afkomstig van de vervoerder
- -
Plaats: Berlijn;
- -
Land: Duitsland.
4.6.5
CMR vrachtdocument met kenmerk: [nummer3]
De volgende gegevens zijn afkomstig uit de administratie van belanghebbende. Aan het vrachtdocument met kenmerk: [nummer3] zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
250632 € 6.300
260228 € 7.500
260221 € 6.500
260226 € 8.500
260225 € 5.500
260227 € 9.000+
Totaal: € 43.300
4.6.6
Internationale gegevensuitwisseling
De volgende gegevens zijn afkomstig uit de administratie van de vervoerder. Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld terzake van [nummer3] .
4.6.7
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder met elkaar vergeleken. Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- Vakje 3 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 3 op CMR document afkomstig van belanghebbende
In het CMR document van belanghebbende is de plaats en bestemming niet leesbaar (onduidelijk).
Vakje 3 op CMR document afkomstig van de vervoerder
Plaats: Berlijn;
Land: Duitsland.
- Vakje 24 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 24 op CMR document afkomstig van belanghebbende
Staat een datum en jaartal vermeld;
Staat een handtekening met een stempel van [naam12] vermeld.
Vakje 24 op CMR document afkomstig van de vervoerder
Staat een handtekening vermeld. Het gaat om een andere handtekening.
- Vakje 28 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 28 op CMR document afkomstig van belanghebbende
Staan geen gegevens ingevuld.
Vakje 28 op CMR document afkomstig van de vervoerder
Staat een datum met jaartal vermeld;
Staat een handtekening vermeld.
4.6.8
CMR vrachtdocument met kenmerk: [nummer4]
De volgende gegevens zijn afkomstig uit de administratie van belanghebbende. Aan het CMR document zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
250685 € 10.800
250715 € 7.600 +
Totaal: € 18.400
4.6.9
Internationale gegevensuitwisseling
De volgende gegevens zijn afkomstig uit de administratie van de vervoerder. Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld ter zake van CMR document met kenmerkt: [nummer4] .
4.6.10
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- Vakje 3 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 3 op CMR document afkomstig van belanghebbende
In het CMR document van belanghebbende is de plaatsnaam en bestemming doorgekrast. Op de plaatsnaam staat vermeld: Berhicla en als land: "HU".
Vakje 3 op CMR document afkomstig van de vervoerder
Plaats: Berlijn;
Land: D.
- Vakje 24 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 24 op CMR document afkomstig van belanghebbende
In het document staat een stempel van [naam12] ;
datum: "3/12" en tijdstip: "15:00 u" vermeld.
Vakje 24 op CMR document afkomstig van vervoerder
In het document staat als datum: "2-12-2015" en tijdstippen: 11:45 uur en 12:30 uur vermeld.
- In vakje 28 en 29 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 28 op CMR document afkomstig van belanghebbende
Staat geen handtekening vermeld.
Vakje 29 op CMR document afkomstig van belanghebbende
Staat een handtekening vermeld.
4.6.11
Verklaring 10 januari 2017
Uit onderzoek bij vervoerder [naam16] is gebleken dat auto's naar Berlijn zijn gegaan. De afschriften van drie CMR documenten wijken (op sommige punten) af van de overgelegde CMR documenten van belanghebbende.
Op de afschriften van belanghebbende is het land van bestemming slecht leesbaar. Op CMR document (afkomstig van belanghebbende) met kenmerk [nummer5] staat in vakje 3 de plaats en land van bestemming doorgekrast. Ik vroeg aan de heer [naam10] of hij dat gedaan heeft. De heer [naam10] heeft geen wijziging aangebracht aldus zijn verklaring. De overige CMR documenten heeft hij niet in alle gevallen goed bekeken.
De heer [naam10] heeft aangegeven dat hij naïef is geweest bij de opmaak van CMR documenten. De heer [naam10] was in de veronderstelling dat voor de komst (eerste bezoek) van de Belastingdienst enkel de verificatie van een BTW - nummer voldoende was om het nultarief aan te tonen. Na het eerste bezoek van de Belastingdienst is de heer [naam10] geschrokken van de mogelijke fiscale consequenties. Hiervan heeft de heer [naam10] enkele slapeloze nachten gehad aldus diens adviseur. Voorheen werden er geen verkoopdossiers van auto's bijgehouden en waren lang niet altijd van alle transacties CMR documenten voorhanden. Nu begrijpt de heer [naam10] het belang van dergelijke documenten, aldus de adviseur.
De heer [naam10] heeft de interne controle op de leveringen aangescherpt en voert een betere administratie. De heer [naam10] liet een ordner met voorbeeld transacties zien met aanvullend foto's van chauffeurs en vrachtauto's.
De heer [naam10] heeft niet gelet op de plaats en land van bestemming. Vakje 3 van CMR document met kenmerk: [nummer5] heeft de heer [naam10] kennelijk wel ondertekend. Desgevraagd kan de heer [naam10] de verschillen in met name vakje 3 niet nader onderbouwen. CMR documenten krijgt de heer [naam10] doorgaans retour op het moment dat vervoerders opnieuw auto's komen ophalen. De stukken controleert de heer [naam10] niet en worden in de administratie bewaard.
Volgens de adviseur hebben andere personen stukken vervalst. Het is niet aan de heer [naam10] te wijten dat een en ander niet goed is gegaan. De adviseur begrijpt nu dan ook beter dat er een boekenonderzoek aan de orde is.
4.7
Vervoeder [naam17]
4.7.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
[naam19] van [naam12] heeft de bestelling voor transportdiensten geplaatst bij de vervoerder;
- -
Chauffeurs ontvingen instructies om auto's, die in Nederland waren geladen, af te leveren in Berlijn;
- -
De auto's zijn vervoerd naar Berlijn waar een chauffeur na het lossen het CMR document heeft ondertekend;
- -
De betrokken chauffeurs ontkennen transport naar Hongarije maar bevestigen transport naar Berlijn;
- -
Een kopie van het CMR document bevindt zich in de administratie van [naam20] omdat een chauffeur een CMR document van [naam17] heeft gebruikt. Om die reden komt een stempel op de documenten voor. De CMR documenten zijn hetzelfde.
4.7.2
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Ik heb twee CMR documenten aangetroffen die niet zijn voorzien van een kenmerk.
Aan het eerste CMR document zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260306 € 16.000
260305 € 13.450
260343 € 17.500
260210 € 6.500
260302 € 9.850
260342 € 5.800
260341 € 6.300
260337 € 8.100+
Totaal: € 83.500
4.7.3
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Onder meer is een CMR document afkomstig uit de administratie van de vervoerder aan mij verstrekt.
4.7.4
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- -
Vakje 16, 21, 23 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende. Het gaat specifiek om de plaatsing van de bedrijfstempels op het CMR document. De plaatsing wijkt van elkaar af.
- -
Vak 24 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 24 op CMR document afkomstig van belanghebbende
- Staat een stempel en een handtekening vermeld;
Vakje 24 op CMR document afkomstig van de vervoerder
- Staat een handtekening vermeld.
4.7.5
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Aan het tweede CMR document zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260293 € 6.450
260297 € 9.150
260304 € 10.000
260303 € 10.000
260299 € 7.700
260295 € 7.750
260300 € 9.150
260296 € 9.650+
Totaal : € 69.850
4.7.6
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Onder meer is een CMRdocument afkomstig uit de administratie van de vervoerder aan mij verstrekt.
4.7.7
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- -
Vakje 1, 16, 22, 23 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende. Het gaat specifiek om de plaatsing van de bedrijfstempels op het CMR document. De plaatsing wijkt van elkaar af;
- -
Vak 24 op het CMR document wijkt af met het CMR document afkomstig van belanghebbende.
Specifiek gaat het om de volgende gegevens:
Vakje 24 op CMR document afkomstig van belanghebbende
- Staat een stempel en een handtekening vermeld.
Vakje 24 op CMR document afkomstig van de vervoerder
- Staat een handtekening vermeld.
4.7.8
Verklaring 10 januari 2017
Desgevraagd heeft heer [naam10] geen verklaring voor de aangetroffen verschillen tussen CMR documenten.
4.8
Vervoerder [naam18]
4.8.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
Het transport van auto's is geregeld door een persoon die zichzelf voorstelde als: " [naam13] ". Ze hebben een gedeelte aanbetaald als een soort boete. De betaling is bijgevoegd;
- -
Volgens een mondelinge overeenkomst moest de chauffeur [naam21] de auto’s naar Hongarije brengen. Het afleveradres is gewijzigd met als bestemming Duitsland. De kopers hebben geholpen met het laadproces van de auto's en namen ook auto's zelf mee;
- -
De chauffeur heeft tijdens het laden het CMR document ondertekend. De chauffeur heeft blanco CMR documenten voorzien van een handtekening en een bedrijfsstempel en hierna overhandigd aan de heer [naam10] ;
- -
Vervoer heeft plaatsgevonden naar Duitsland. Dit blijkt uit de tachograaf geschiedenis van transportwagen van het merk Renault Premium met kenteken: [kenteken1] ;
- -
De CMR documenten (zonder facturen) bevinden zich in de administratie van de vervoerder.
- -
Het vervoer heeft niet plaatsgevonden conform de gemaakte afspraken. De klanten zijn verdwenen en hebben geen bedrijfsdocumentatie overhandigd. Een factuur met factuurnummer: [nummer6] is verzonden op 24 september 2016. Hierin is een boetebedrag opgenomen;
- -
De CMR documenten die zich in de administratie van de vervoerder bevinden komen niet overeen met die afkomstig zijn van belanghebbende. Het CMR document betrekking hebbende op de maand februari 2016 wijkt af op de volgende punten: vakje 2, 3, 4, 6 en 24. Voor het CMR document dat betrekking heeft op de maand april komen vakje 17 en 24 niet overeen;
- -
Namen (voor - en achternamen) van contactpersonen van [naam12] kunnen niet worden verstrekt. Een mobiel telefoonnummer van een van de kopers kan zijn: [nummer7] ;
- -
De vervoerder kan niet aangeven welke persoon het CMR document voor ontvangst van de auto's heeft afgetekend;
- -
De vervoerder heeft in Duitsland de laatste CMR documenten ontvangen en heeft geen exemplaar naar belanghebbende verzonden.
4.8.2
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Het gaat om de volgende transacties. Aan het CMR document zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260229 € 6.300
260224 € 4.900
260238 € 7.800
260241 € 9.100
260240 € 7.900
260239 € 6.900
260242 € 9.500
260272 € 17.500+
Totaal: € 69.900
4.8.3
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Onder meer is een CMR document afkomstig uit de administratie van de vervoerder aan mij verstrekt.
4.8.4
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- Vakje 24 staat op het CMR document afkomstig van belanghebbende staat een stempel en op die van de vervoerder niet.
4.8.5
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Aan het CMR document zijn de volgende verkoopfacturen gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260042 € 10.500
260044 € 5.800
260043 € 7.500 +
Totaal: € 23.800
4.8.6
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Onder meer is een CMRdocument afkomstig uit de administratie van de vervoerder aan mij verstrekt.
4.8.7
Verschillen in CMR vervoersbescheiden
Ik heb de vervoersbescheiden afkomstig van belanghebbende en die van de vervoerder vergeleken.
Uit onderzoek is onder meer het volgende naar voren gekomen:
- -
Vakje 1 stempels wijken van elkaar af.
- -
Vakje 2 staan gegevens vermeld op CMR document van belanghebbende. Op die van de vervoerder niet;
- -
Vakje 3 (bestemming) staan adresgegevens van belanghebbende doorgekrast. In plaats daarvan staat daar Budapest en H.U. vermeld. Op die van de vervoerder zijn die gegevens niet doorgekrast;
- -
Vakje 4 staat adres van belanghebbende vermeld op CMR document van belanghebbende. Op die van de vervoerder staat niets ingevuld;
- -
Vakje 6 staan vier auto's vermeld op het exemplaar van belanghebbende. Op die van de vervoerder staat er 1 vermeld;
- -
Vakje 24 staan gegevens ingevuld op het CMR document van belanghebbende. Op die van de vervoerder staat niets ingevuld.
4.9
Verkopen aan [naam15] (Hongarije)
4.9.1
Listing
Op het omzetbelastingnummer van afnemer [naam15] zijn de volgende bedragen gelist in het jaar 2016.
Jaar 2016
In dit jaar hebben de volgende leveringen plaatsgevonden:
- -
tweede kwartaal 2016 :€ 242.400
- -
derde kwartaal 2016 :€ 350.350
- -
vierde kwartaal 2016 :€ 581.700 +
Totaal :€ 1.174.450
4.9.2
Verkoopproces
Over het verkoopproces aan [naam15] heeft de heer [naam10] het volgende aan mij verklaard.
4.9.3
Verklaring 26 augustus 2016
Op 26 augustus 2016 heeft de heer [naam10] aan mij verklaard dat een man van Poolse afkomst de contactpersoon van [naam15] is. Omwille van de tijd zou de heer [naam10] gevraagde contact informatie op een later moment aanleveren. Hiertoe is een vervolgafspraak gemaakt voor 2 september 2016.
4.9.4
Verklaring 2 september 2016
De heer [naam10] heeft aan mij verklaard dat hij niet over verdere contactinformatie van de afnemer [naam15] beschikt. Hetgeen bekend is heeft de heer [naam10] op 26 augustus 2016 aan mij verklaard.
4.9.5
Verklaring 30 september 2016
Algemeen
Op 30 september 2016 heeft van 10:15 uur tot en met 12:00 uur een vervolggesprek plaatsgevonden op het bedrijfsadres van belanghebbende. Bij het gesprek is de heer [naam10] , de adviseur en een collega aanwezig geweest. De heer [naam10] en zijn adviseur hebben het volgende aan mij verklaard.
Contactpersoon
Op 26 augustus 2016 heeft de heer [naam10] aan mij verklaard dat een man afkomstig uit Polen de contactpersoon van [naam15] is.
Verklaring 30 september 2016
Volgens de heer [naam10] is de heer [naam22] (man afkomstig uit Libië) de contactpersoon van de onderneming. Hij is gemachtigd door mevrouw [naam23] (bestuurder van [naam15] ) om zaken te doen. Het is geen man van Poolse komaf. Volgens de heer [naam10] betrof dit een vergissing.
Kamer van Koophandel
De heer [naam10] heeft stukken uit een ordner aan mij overhandigd. Naar aanleiding van mijn bezoek op 2 september 2016 is de heer [naam10] in contact getreden met een persoon genaamd: [naam22] . De heer [naam22] heeft stukken naar de heer [naam10] gemaild. Ik heb de heer [naam10] gevraagd het e-mailverkeer naar mij te zenden. Daar ging de heer [naam10] mee akkoord
Verificatie afnemer
Uit die documenten zou moeten blijken dat de heer [naam22] gemachtigd is door mevrouw [naam23] (bestuurder) om te handelen namens [naam15] . Ik vroeg aan de heer [naam10] welke pogingen er zijn ondernomen om de identiteit van de heer [naam22] te verifiëren. De heer [naam10] heeft de identiteit niet geverifieerd aan de hand van een identiteitsbewijs. Het verhaal van de heer [naam22] was naar zijn mening overtuigend. De heer [naam10] nam voor waar aan dat de heer [naam22] gemachtigde is voor [naam15] . Verdere controle van bescheiden was volgens hem niet nodig.
Uitgaande factuur
Ik heb factuur met factuurnummer: [nummer8] met bijbehorende documenten (Kvk - gegevens) getoond. Hieruit volgt niet dat de heer [naam22] bevoegd is. De gegevens van de heer [naam22] komen daar niet in voor. In de documenten komen kopie gegevens voor van een paspoort van mevrouw [naam23] afkomstig uit Aleppo (Syrië). Volgens gegevens afkomstig van het uittreksel van de kamer van koophandel heeft mevrouw [naam23] een woon - en verblijfplaats in Berlijn.
Betalingen
Volgens de heer [naam10] worden factuurbedragen doorgaans contant betaald bij het afhalen van de auto's. Het is wel eens voorgekomen dat vooruitbetalingen worden ontvangen.
4.9.6
Internationale gegevensuitwisseling
Uit gegevensuitwisseling met de Belastingdienst in Hongarije is ter zake van [naam15] het volgende gebleken:
- -
[naam15] is opgericht in juni 2016 en sindsdien zijn enkel nihilaangiften ingediend;
- -
Intracommunautaire verwervingen zijn niet aangegeven;
- -
De directeur van [naam15] , mevrouw [naam23] en de afleveragent de heer [naam24] (moedersnaam: [naam25] ) vermeld op adres: [adres2] zijn personen afkomstig uit het buitenland;
- -
De directeur is niet bereikbaar voor de Hongaarse Belastingdienst;
- -
De heer [naam22] is niet bekend bij de Hongaarse Belastingdienst en kan tevens niet worden verbonden aan [naam15] ;
- -
Een bedrijfsbezoek op 30 november 2016 op het bedrijfsadres in Hongarije heeft uitgewezen dat ter plaatse geen economische activiteiten inzake [naam15] zijn aangetroffen.
- -
Het bedrijfsadres is niet geschikt voor de exploitatie van een autobedrijf;
- -
Volgens de Hongaarse Belastingdienst is de machtiging inzake de heer [naam22] niet betrouwbaar. Het document bevat gebreken zoals grammaticale fouten en onjuiste data. De moedersnaam van de directeur is volgens de gegevens vermeld op de machtiging " [naam26] ". Die naam komt niet overeen met [naam27] die staat vermeld op de gegevens van de kamer van koophandel. De identiteit van de persoon " [naam26] " kan niet worden vastgesteld;
- Het adres van de directeur is het bedrijfsadres van [naam15] . Op die locatie is een bedrijfsgebouw gevestigd en geen appartementen. Van de directeur is geen Hongaars adres geregistreerd;
- Op de machtiging staat als dagtekening 8 september 2016 vermeld. Volgens gegevens afkomstig van de machtiging heeft de [naam22] [naam15] eerder vertegenwoordigd.
- De handtekening van de directeur komt niet op het document voor.
- De machtiging is niet opgemaakt door een advocaat. De handtekeningen en andere detailinformatie met bevestiging door twee getuigen zijn vereist in dergelijke zaken;
- -
De Hongaarse Belastingdienst heeft geen officieel document in handen waaruit blijkt dat de heer [naam22] gerechtigd is om [naam15] rechtens te vertegenwoordigen;
- -
[naam15] werkt niet mee en is onvindbaar voor de Hongaarse Belastingdienst. Voor zover bekend zijn er geen werknemers in loondienst;
- -
De Hongaarse Belastingdienst heeft geen beschikking over bedrijfsdocumenten van [naam15] of andere beschikbare data. Tevens is geen informatie voorhanden waaruit het land van aankomst blijkt.
- -
Volgens gegevens van de Hongaarse Belastingdienst zijn auto's niet in Hongarije geregistreerd en naar alle waarschijnlijkheid zijn auto's niet aangekomen in Hongarije;
- -
Gezien vorenstaande is [naam15] een missing trader en wordt het omzetbelastingnummer ingetrokken.
4.10
Internationale gegevensuitwisseling inzake vervoerders van [naam15]
Volgens de heer [naam10] heeft [naam15] vervoerders ingeschakeld voor het vervoer van auto's.
- -
Volgens gegevens afkomstig van overgelegde CMR bescheiden gaat het om 5 vervoerders afkomstig uit Litouwen;
- -
Er hebben nog drie transacties plaatsgevonden die door de heer [naam22] zijn afgehaald namens [naam15]
- -
Een afhaalverklaring (A4 blad) is bijgevoegd.
Handmatig zijn drie vervoerders geselecteerd voor nader onderzoek. Met de Belastingdienst in Litouwen zijn gegevens uitgewisseld inzake de volgende vervoerders:
- -
[naam28] ;
- -
[naam29] ;
- -
[naam30] .
4.11
Vervoerder [naam28]
4.11.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
De heer [naam31] (manager) heeft een verklaring en documenten overgelegd in relatie tot CMR document met kenmerk: [nummer9] ;
- -
De manager heeft een factuur uitgereikt met dagtekening 12 september 2016 wegens verleende transportdiensten. De naam van de afnemer is: [naam32] met Btw-nummer: [nummer10] ;
- -
De manager heeft verklaard dat het vervoersbedrijf geen transportdiensten heeft verricht in opdracht van de heer [naam10] ;
- -
Volgens het verstrekte document zou de opdracht tot vervoer van goederen ontvangen zijn per telefoon;
- -
De manager weet niet meer van wie hij de order tot vervoer van goederen heeft ontvangen.
Een telefoonnummer heeft de manager niet meer voor handen;
- -
De heer [naam33] (chauffeur) is in loondienst bij [naam28] en was verantwoordelijk voor het vervoer van auto's;
- -
De auto's zijn afgeleverd in Berlijn;
- -
Volgens het verstrekte CMR document afkomstig van de vervoerder zou blijken dat het laadadres van de auto's het bedrijfsadres van belanghebbende is. Het afleveradres is Berlijn in Duitsland. (dit blijkt overigens niet uit gegevens die staan vermeld op het document);
- -
Een specifiek afleveradres is per sms ontvangen maar het bericht is niet opgeslagen door de manager;
- -
Het is onbekend voor de manager welke persoon het CMR document voor ontvangst heeft ondertekend;
- -
[naam28] is niet verantwoordelijk voor het verzenden van een CMR vervoersdocument naar belanghebbende.
4.11.2
CMR met kenmerk [nummer9]
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Het gaat om de volgende transactie. Ik heb 1 CMR document aangetroffen met kenmerk: [nummer9] .
Aan het CMR document is de volgende verkoopfactuur gekoppeld:
Factuurnummer Bedrag
260460 € 14.500
4.11.3
Internationale gegevensuitwisseling
Met de Belastingdienst van Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Onder meer is een CMR document afkomstig uit de administratie van de vervoerder aan mij verstrekt.
4.11.4
Verschillen in vervoersbescheiden
Het CMR document van belanghebbende en de vervoerder wijken op sommige punten af. Het gaat om de volgende punten:
- -
Vakje 3 is op beide CMR documenten niet ingevuld;
- -
Vakje 24 wijken de gegevens en de tekstuele gegevens af.
4.11.5
Reactie van de heer [naam10]
De heer [naam10] heeft geen nadere verklaring voor de verschillen tussen de CMR afkomstig van de vervoerder en zijn eigen overgelegde exemplaar.
4.12
Vervoerder UAB Beljana
4.12.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
De vervoerder heeft geen transportdiensten uitgevoerd in opdracht van de heer [naam10] ;
- -
De vervoerder heeft geen gegevens in zijn administratie ter zake van belanghebbende;
- -
CMR documenten met kenmerk [nummer11] en [nummer12] worden niet herkend door de vervoerder;
- -
Volgens de manager hebben de chauffeurs, de heer [naam34] en de heer [naam35] verklaringen overgelegd. Uit die verklaringen blijkt dat er geen transportdiensten zijn verricht van Nederland naar Hongarije in het jaar 2016.
4.12.2
CMR-document met kenmerk [nummer11]
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Met de Belastingdienst in Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Een CMR-document met kenmerk [nummer11] met bijbehorende facturen is aan hen verstrekt. Het gaat om de volgende facturen:
Factuur Bedrag
260470 € 7.300
260453 € 7.600
260451 € 7.500
260452 € 7.600
260454 € 9.300
260475 € 14.500+
Totaal: € 53.800
4.12.3
CMR-document met kenmerk [nummer12]
Met de Belastingdienst in Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Een CMR document met kenmerk [nummer12] met bijbehorende facturen is aan hen verstrekt. Het gaat om de volgende facturen:
Factuurnummer Bedrag
260447 € 8.550
260472 € 13.800+
Totaal: € 22.350
4.12.4
Reactie van de heer [naam10]
Uit afgelegde verklaringen van de chauffeurs blijkt dat ze in het jaar 2016 geen transporten hebben verricht van Nederland naar Hongarije. Er zijn geen gegevens in de administratie van de vervoerder aangetroffen.
Aan de heer [naam10] heb ik aangegeven dat hij mijn vragen niet hoeft te beantwoorden (cautie). Hierna gevraagd of de heer [naam10] een verklaring heeft voor de CMR die hij in zijn administratie heeft. Desgevraagd kon de heer [naam10] geen nadere verklaring geven. Volgens de heer [naam10] is er een vervoerder geweest die auto's heeft opgehaald.
Ik vroeg aan de heer [naam10] hoe hij aan de CMR documenten is gekomen. De CMR documenten zijn door een chauffeur bij een volgend transport van auto's aan hem overhandigd. Verdere en nadere gegevens heeft de heer [naam10] niet voorhanden. Stukken ter zake het vervoer zijn vervalst door derden en daar wil hij niets mee te maken hebben.
4.13
Vervoeder GmbH [naam29]
4.13.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
De heer [naam36] (manager) van GmbH [naam29] heeft een verklaring verstrekt waaruit blijkt dat er geen transportdiensten zijn verricht voor belanghebbende in de periode 1 juni 2016 tot en met 30 juni 2016;
- -
De transportvoertuigen van de vervoerder die in staat zijn om auto's te vervoeren die op het CMR document staan vermeld verbleven in Litouwen. Het gaat om transportvoertuigen met registratienummer: [nummer13] , [nummer14] en [nummer15] ;
- -
Transportvoertuigen met registratienummer [nummer16] die vier auto's tegelijk kan vervoeren verbleef in België en Frankrijk;
- -
De manager herkent de handtekening van de chauffeur niet. De voornaam van de chauffeur en het registratienummer van het transportvoertuig staan niet op het CMR document vermeld;
- -
De manager heeft logboeken overhandigd waaruit blijkt dat er geen vervoersbewegingen van Nederland naar Hongarije zijn geweest.
4.13.2
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Met de Belastingdienst in Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Een CMR document met bijbehorende facturen is aan hen verstrekt. Het gaat om de volgende facturen:
Factuur nummer Bedrag
260440 € 6.500
260442 € 12.000
260439 € 6.300
260444 € 11.000
260445 € 9.150
260443 € 7.400 +
Totaal: € 52.350
4.13.3
Reactie van de heer [naam10]
Uit een verstrekte verklaring van de vervoerder blijkt dat de onderneming geen auto's heeft vervoerd.
Hiervan zijn geen gegevens in de administratie van de vervoerder aangetroffen
De handtekening van de chauffeur wordt niet herkend door de manager. Transportauto's die in staat zijn om de vermelde vracht te vervoeren waren in de betreffende periode in Litouwen. Andere transportwagens reden in België en Frankrijk rond. Een rittenadministratie ter ondersteuning van die verklaring is bijgevoegd.
De heer [naam10] heeft geen verklaring voor de verdere bevindingen.
4.14
Vervoerder UAB [naam30]
4.14.1
Algemeen
Uit internationale gegevensuitwisseling is het volgende gebleken:
- -
De heer [naam37] (manager) heeft een verklaring en documenten verstrekt;
- -
De vervoerder heeft een verkoopfactuur met nummer: [nummer17] gegeven aan een onbekend persoon. Het gaat om een factuur die betrekking heeft op het vervoer van auto’s van Nederland naar Duitsland;
- -
De manager heeft verklaard dat op 14 september 2016 auto's zijn vervoerd van Nederland naar Duitsland in mondelinge opdracht van de heer [naam10] ;
- -
De vervoerder heeft een factuur (kopie is bijgevoegd) wegens transportdiensten verzonden naar de heer [naam10] ;
- -
De chauffeur de heer [naam38] heeft CMR vervoersbescheiden ondertekend;
- -
De auto's zijn vervoerd naar Duitsland;
- -
De klant van de vervoerder heeft CMR documenten ingevuld;
- -
Het afleveradres stemt niet overeen met het feitelijke afleveradres. Volgens de manager heeft de klant mondeling aangegeven dat de goederen naar het volgende adres moeten: [adres3] . Op het CMR document van belanghebbende staat een adres in Hongarije vermeld;
- -
Het CMR document afkomstig uit de administratie van belanghebbende komen overeen met het CMR document aangetroffen in de administratie van de vervoerder;
- -
De manager weet niet welke persoon het CMR document heeft ondertekend om de auto’s in ontvangst te nemen;
- -
De manager geeft aan dat auto's zijn afgeleverd bij een persoon die bevoegd was om goederen in ontvangst te nemen;
- -
De manager kan niet specifiek aangeven om welke persoon het gaat;
- -
Documenten die betrekking hebben op de verleende transportdiensten van Nederland naar Duitsland zijn bijgevoegd.
4.14.2
CMR document
De volgende gegevens komen uit de administratie van belanghebbende. Met de Belastingdienst in Litouwen zijn gegevens uitgewisseld. Een CMR document met een bijbehorende factuur is aan hen verstrekt. Het gaat om de volgende factuur:
Factuurnummer Bedrag
260471 € 11.600
4.14.3
Reactie van de heer [naam10]
Uit verstrekte informatie afkomstig van de vervoerder blijkt onder meer dat de heer [naam10] op 14 september 2016 een mondelinge opdracht heeft verstrekt voor het vervoer van auto’s van Nederland naar Berlijn (Duitsland).
De heer [naam10] heeft aan mij verklaard dat hij geen opdracht heeft gegeven voor het vervoer van auto's naar Berlijn. Ik heb de heer [naam10] nogmaals gevraagd of hij op welke manier dan vooraf wist dat de eindbestemming Berlijn zou zijn. De heer [naam10] begon te twijfelen en zei daarna dat hij daar geen kennis van heeft of heeft gehad.
Volgens de heer [naam10] verwijst hij de vervoerder altijd door naar de manager van het transportbedrijf dat is ingeschakeld. De heer [naam10] zei: “Ik zeg altijd tegen de chauffeurs dat ze hun chef moeten anrufen". De chauffeurs weten dat dan gelijk wat ze moeten doen. De manager geeft dan het afleveradres door. De verschillen in de layout kon de heer [naam10] desgevraagd niet verklaren.
4.15
Telefoongesprek 3 maart 2017
Op 3 maart 2017 heeft een vervolggesprek plaatsgevonden op het bedrijfsadres van belanghebbende.
Bij het gesprek is de heer [naam10] en de adviseur aanwezig geweest. De adviseur heeft aan mij gevraagd of bij nieuwe afnemers de Belastingdienst op voorhand kan aangeven of er sprake is van een bonafide ondernemer. Ik heb aangegeven dat dit naar mijn mening wegens de geheimhoudingsplicht niet mogelijk is maar het verzoek intern zal bespreken.
Naar aanleiding van het verzoek van de adviseur heb ik 3 maart 2017 om 12:31 uur telefonisch contact gehad met de adviseur. In het gesprek aangegeven dat de Belastingdienst geen informatie over derden zal verstrekken omwille van de geheimhoudingsplicht. De adviseur vond dit wel opvallend. Ik heb aangegeven dat de ondernemer adequate maatregelen moet treffen om de hoedanigheid van de afnemer te controleren.
De adviseur gaf vervolgens aan dat het uitvoeren van een minimale toets door zijn cliënt op 2 maart 2017 in de praktijk is gebracht. Een man van Poolse afkomst deed zich voor als ondernemer en wilde een auto kopen. De heer [naam10] heeft doorgevraagd over het ondernemerschap en uiteindelijk bleek de man een particulier te zijn. De aanschaf van een auto is hierop niet doorgegaan omdat anders omzetbelasting in rekening gebracht zou moeten worden. Met het factuurbedrag zou de klant derhalve niet akkoord gaan.
De adviseur gaf aan dat dit onder meer het effect is van het ingestelde boekenonderzoek. Als gevolg hiervan zullen verkopen van zijn cliënt afnemen en die is daar niet blij mee.
4.16
Bevindingen
(…)
Conclusie
Ploffers
Uit onderzoek is gebleken dat belanghebbende aan ploffers (Hongarije) heeft geleverd. De auto's komen niet aan in Hongarije, maar worden afgeleverd in Duitsland. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat daar geen belastingen, waaronder omzetbelasting, worden betaald vanwege de verkoop van de auto's.
De door belanghebbende verrichte transacties aan Hongaarse afnemers zijn bedoeld om de auto’s te bevrijden van Nederlandse omzetbelasting-druk en tegelijk om de werkelijke eindbestemming daarvan en de werkelijke afnemers te verhullen voor de Belastingdienst. Aldus is sprake van een fraudeketen waarbinnen belanghebbende een rol speelt.
Identificatie
De identificatie van de kopers (bestuurders) inzake [naam12] en [naam15] vertonen naar mijn mening ernstige gebreken. De heer [naam10] heeft aan de hand van een identiteitskaart niet de feitelijke identiteit van bestuurders vastgesteld. Handel werd gedreven op basis van goed vertrouwen.
De heer [naam10] heeft wisselende en tegenstrijdige verklaringen hierover afgelegd. Hierbij komt dat het volstrekt onduidelijk is welke personen auto's hebben gekocht en opgehaald. Dan wel dat de heer [naam10] niet weet welke personen de auto's hebben opgehaald.
Onzorgvuldig handelen
De heer [naam10] heeft op 10 januari 2017 in het bijzijn van zijn adviseur verklaard dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Meerdere malen heeft de heer [naam10] aangegeven dat er door hem is gehandeld met derden op basis van de eerste indruk die bij een koper is gerezen. De heer [naam10] noemt dit:
“Handelen op basis van goed vertrouwen”. De heer [naam10] geeft aan dat hij naïef is geweest en nu weet dat hij meer had moeten doen dan enkel het verifiëren van het Btw-nummer van zijn kopers.
CMR documenten en contactgegevens
Opvallend is het feit dat de heer [naam10] in eerste aanleg bij aanvang van het boekenonderzoek geen vervoersdocumenten aan mij heeft overgelegd. Tevens blijkt geen contactinformatie van de afnemers voorhanden te zijn. Naarmate de controle vorderde zijn stukken aan mij overhandigd. Ter plekke heeft de heer [naam10] op 2 en 30 september 2016 vervoersbescheiden gekoppeld aan verkoopfacturen. Het is mij opgevallen dat de heer [naam10] op 26 augustus 2016 onder meer heeft verklaard dat er nog contactgegevens van de kopers voorhanden waren. Op 2 september 2016 bleek dat de heer [naam10] geen contactgegevens meer voorhanden heeft.
Vervoerders
Uit internationale gegevensuitwisseling is (onder meer) gebleken dat in de onderzochte gevallen auto's naar Duitsland zijn vervoerd, CMR documenten afwijken en enkele vervoerders ontkennen transportdiensten te hebben verricht. Uit informatie afkomstig bij UAB [naam30] blijkt dat de vervoerder aangeeft dat de heer [naam10] mondelinge opdracht heeft gegeven voor het vervoer van auto's naar Berlijn. Bij gegevens afkomstig van vervoerder [naam16] blijkt onder meer dat de bestemming (vakje 3 van het CMR document) Berlijn is. Desgevraagd heeft de heer [naam10] niet kunnen aangeven hoe verschillen zijn ontstaan. Uit informatie afkomstig van [naam18] blijkt onder meer dat een chauffeur een set blanco CMR's heeft overhandigd voorzien van een handtekening en een stempel van het vervoersbedrijf.
Bevindingen
Alles in aanmerking nemende ben ik van mening dat belanghebbende in ieder geval buitengewoon onzorgvuldig heeft gehandeld bij de identificatie en verificatie van zijn afnemers. Nagelaten is om adequate maatregelen te treffen ter voorkoming van betrokkenheid bij fraude. Informatie afkomstig van vervoerders maken naar mijn mening aannemelijk dat de heer [naam10] wel degelijk wist van de plaats Berlijn of Duitsland als afleverplaats voor auto's. Met name het door de heer [naam10] ondertekende CMR exemplaar met kenmerk: [nummer5] vakje 3 is doorgehaald. Op CMR documenten is structureel Boedapest in Hongarije als afleverplaats vermeld. Desgevraagd kon de heer [naam10] geen enkel helder antwoord verschaffen op het feit dat de afleveradressen slecht leesbaar waren en in een enkel geval doorgehaald.
Bovendien is belanghebbende een ervaren autohandelaar die ook zal weten wat er in de markt speelt. De feiten en omstandigheden doen mij vermoeden dat de heer [naam10] actief betrokken is geweest met verhullen van de werkelijke identiteit van de afnemers en het creëren van een belastingverlies in een andere EU - lidstaat. Hiermee is naar mijn mening uit objectief verifieerbare gegevens gebleken dat belanghebbende wist of had moeten weten dat hij deelnam aan een keten waarin fraude werd gepleegd met. De leveringen aan [naam12] en [naam15] worden gecorrigeerd tegen het algemene tarief van 21 %. Derhalve zullen de volgende bedragen worden gecorrigeerd.
Afnemer Bedrag Omzetbelasting Jaar
[naam12] € 146.300 * 21/121 = € 25.390 2015
€ 628.800 * 21/121 = € 109.131 2016
[naam15] € 1.174.450 * 21/121 = € 203.831 2016
Correctie punt 4.14 [naam12] jaar 2015 € 25.390
Correctie punt 4.14 [naam12] jaar 2015 € 109.131
Correctie punt 4.14 [naam15] jaar 2016 € 203.831
(…)
7. Boeten
(…)
7.2
Bevindingen
Zie punt 4.15 in het rapport voor meer informatie.
Uit het feitenrelaas is naar mijn oordeel aannemelijk geworden dat de heer [naam10] , in zijn hoedanigheid als bestuurder van belanghebbende, betrokken is geraakt in een handelsketen waar sprake is van fraude met de levering van auto's. De schijn is gewekt dat er intracommunautaire leveringen hebben plaatsgevonden aan afnemers in Hongarije. In werkelijkheid zijn auto’s afgeleverd in Duitsland.
Op voorhand wist of had belanghebbende kunnen weten dat de werkelijke afleverplaats van auto's anders is dan uit CMR vervoersbescheiden blijkt.
Hiermee ik kom ik tot de conclusie dat belanghebbende bewust (opzettelijk) onjuiste aangiften omzetbelasting heeft laten indienen via zijn adviseur. Hiermee heeft belanghebbende meegewerkt aan het ontstaan van een verlies van belastinginkomsten in een andere lidstaat van Europese Unie.
Een boete van 50% over de na acht ik in dit geval passend en geboden.
(…)
8.2
Reactie op brief met dagtekening 25 augustus 2017
Hierna volgt mijn reactie op de brief van de heer [naam39] en de heer [naam2] .
8.2.1
Fraude in keten
Uit onderzoek is gebleken dat er btw-fraude heeft plaatsgevonden in de handelsketen waarin belastingplichtige actief is. Uit internationale gegevensuitwisseling is komen vast te staan dat de afnemers [naam12] en [naam15] (afkomstig uit Hongarije) ploffers zijn.
De afnemers hebben geen aangiften ingediend, geen administratie gevoerd, geen (bedrijfs)adres en hebben een overleden persoon als bestuurder dan wel is de identiteit ervan onduidelijk. Zie punt 4.3.5 en 4.8.6 in dit rapport voor een gedetailleerde beschrijving van de bevindingen.
Op papier zijn verkopen tegen het nultarief verricht aan Hongaarse afnemers terwijl in werkelijkheid de auto's zijn afgeleverd in Duitsland. Naar mijn oordeel kwalificeren de Hongaarse afnemers als schijnfirma's die speciaal zijn opgericht om mee te frauderen.
Door de handelwijze van belastingplichtige is het niet mogelijk de werkelijke afnemers te achterhalen. Dit geheel kan niet anders zijn opgezet dan om geen belasting, waaronder de btw, te betalen. Anders zou er immers geen enkel belang zijn bij de gekozen structuur.
8.2.2
Wetenschap van fraude
8.2.2.1 Identificatie
Algemeen
Het vaststellen van de identiteit van de afnemer is van groot belang, maar zegt uiteindelijk niets over de intracommunautaire vervoersbeweging nadat er goederen zijn geleverd. In die zin heeft de identificatieprocedure een beperkte bewijskracht voor het aantonen van het nultarief.
Het kan gebeuren dat er bij de identificatieprocedure dingen voorvallen, waardoor een ondernemer extra op zijn hoede moet zijn en een verdergaande onderzoeksplicht heeft ten einde te voorkomen dat hij betrokken raakt bij fraude. Van een ondernemer mag een zekere alertheid worden verwacht. De ondernemer ziet signalen maar verbindt hieraan niet de conclusie (btw-fraude) die iedere andere ondernemer daaraan verbonden zou hebben. In dat geval kan het nultarief ook worden geschrapt.
Identificatie bestuurder [naam12]
De bestuurder is overleden op 11 november 2014. De heer [naam10] heeft feitelijk de identiteit van de koper(s) niet vastgesteld aan de hand van een identiteitskaart. Er zijn wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd over wie de bestuurder zou zijn. Concrete en specifieke gegevens omtrent de identiteit van de "grote" en "kleine" man ontbreken. Hieruit volgt dat belastingplichtige reeds vanaf het begin niet zorgvuldig handelde en had moeten onderkennen (en waarschijnlijk ook wel wist) dat de latere transacties niet in orde waren. In de brief van 25 augustus 2017 wordt overigens ook niet meer ingegaan op de identificatieprocedure van deze klant.
Identificatie bestuurder [naam15]
De heer [naam10] heeft feitelijk de identiteit van de koper(s) niet vastgesteld aan de hand van een identiteitskaart. De bestuurder zou in eerste aanleg een Poolse man zijn (verklaring 26 augustus 2016).
Die verklaring is ingetrokken door de heer [naam10] .
Naderhand is verklaard dat de heer [naam22] de bestuurder is. Dit bleek niet uit ter inzage gegeven documenten vastgekoppeld aan factuurnummer: [nummer8] . In die documenten komen kopie gegevens voor van een paspoort van mevrouw [naam23] afkomstig uit Aleppo (Syrië). Volgens gegevens afkomstig van het uittreksel van de kamer van koophandel heeft mevrouw [naam23] een woon - en verblijfplaats in Berlijn. Bij het Syrische paspoort dat door belastingplichtige is verstrekt zat een 'Aufenthaltsbestëtigung' voor Duitsland. Het adres van de inrichting waar zij zou moeten verblijven ontbreekt daarop. Gevraagd naar de contactgegevens verstrekte belastingplichtige een formulier waarop een Duits telefoonnummer is vermeld. Dit alles wijst niet op zaken doen met een in Hongarije gevestigd bedrijf. Naderhand is een machtiging (met gebreken) aan mij overhandigd waaruit zou moeten volgen dat de heer [naam22] kennelijk bevoegd is om namens [naam15] te handelen.
Ook met betrekking tot [naam15] is de procedure rond het vaststellen van de identiteit en het land van de afnemer niet zorgvuldig geweest. Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden moet belastingplichtige geweten hebben dat de zaak fiscaal niet in orde was. Belastingplichtige had op zijn minst nadere stappen moeten ondernemen om meer zekerheid te krijgen over zijn handelspartner. Dit is nagelaten. Belastingplichtige is in ieder geval tekortgeschoten op het punt van zorgvuldig handelen.
8.2.2.2 Overige feiten en omstandigheden
Vervoerders afkomstig uit Litouwen
Op papier zijn auto's verkocht aan Hongaarse afnemers. In werkelijkheid zijn auto's door Litouwse vervoerders van Nederland naar Duitsland vervoerd. Naar mijn mening ligt het ook niet voor de hand dat enkel Litouwse vervoerders worden ingeschakeld om auto's van Nederland naar Hongarije te vervoeren. Mocht dit de vervoersbeweging in werkelijkheid zijn geweest lijkt dat geen logische stap. De landen Hongarije en Litouwen liggen immers niet in het verlengde van elkaar. Er zij op gewezen dat uit de identificatieprocedure bij [naam15] ook aanwijzingen naar voren komen dat handel gedreven wordt met afnemers in Duitsland.
CMR-bescheiden
In eerste aanleg waren de CMR-bescheiden niet voorhanden. Naderhand zijn CMR-bescheiden verstrekt, gekoppeld aan verkoopfacturen.
Blanco sets
Uit informatie afkomstig van [naam18] blijkt onder meer dat een chauffeur een set blanco CMR's heeft overhandigd aan [naam10] en heeft voorzien van een handtekening en een stempel van het vervoersbedrijf.
CMR-bescheiden met Berlijn
Bij CMR-bescheiden afkomstig van vervoerder [naam16] blijkt onder meer dat de bestemming (vakje 3 van het CMR document) Berlijn is. Bij de CMR-bescheiden die zijn aangetroffen in de administratie van belastingplichtige blijkt dat de bestemming in vakje 3 slecht leesbaar is dan wel is gewijzigd. Een concreet voorbeeld is CMR-document met kenmerk: [nummer4] . De heer [naam10] heeft voor die wijziging geen enkele verklaring.
Mondelinge opdracht
Uit informatie afkomstig bij UAB [naam30] blijkt dat de vervoerder aangeeft dat de heer [naam10] mondelinge opdracht heeft gegeven voor het vervoer van auto's naar Berlijn.
Geen vervoersprestaties verricht
Uit internationale gegevensuitwisseling is (onder meer) gebleken dat in de onderzochte gevallen auto's naar Duitsland zijn vervoerd, CMR documenten afwijken en enkele vervoerders ontkennen transportdiensten te hebben verricht.
Conclusie
Uit dit alles blijkt dat belastingplichtige wist of had moeten weten dat de auto's niet naar de afnemers in Hongarije gingen. Belastingplichtige had moeten beseffen dat de auto's mede door zijn handelen in een fiscaal zwart gat verdwenen, zonder afdracht van btw over de uiteindelijke verkopen.
Belastingplichtige is bovendien een deskundig autohandelaar, dus weet ook wel wat er in de markt speelt.
(…)
8.2.4
Conclusie
Het feitenrelaas wettigt de conclusie dat er sprake is van btw-fraude in een keten van transacties en dat belastingplichtige wist of had moeten weten dat haar handelingen daar een belangrijke rol bij speelden. Belastingplichtige was zich van de fraude bewust, of had dat moeten zijn.
Belastingplichtige heeft bovendien zeer onzorgvuldig gehandeld. Daarom heeft zij geen recht op toepassing van het nultarief.
Als gevolg van vorenstaande zullen naheffingsaanslagen omzetbelasting worden opgelegd met een vergrijpboete van 50%. Belastingplichtige heeft de mogelijkheid om de rechtsmiddelen bezwaar en beroep in te zetten.”
2.5.
Naar aanleiding van het controlerapport heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat belanghebbende bij de leveringen van auto’s die zijn gefactureerd aan [naam12] . (hierna: [naam12] ) en [naam15] . (hierna: [naam15] ) ten onrechte het nultarief voor intracommunautaire leveringen heeft toegepast. Hij heeft de volgende bedragen aan omzetbelasting nageheven:
1 april 2015 – 31 december 2015 | 1 januari 2016 – 31 december 2016 | |
[naam12] . | € 25.390 | |
[naam12] . | € 109.131 | |
[naam15] . | - | € 203.831 |
Totaal | € 134.521 | € 203.831 |
2.6.
In het dossier zit een formulier ‘Uitwisseling van informatie’ waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
“(…)
Verzoekende staat: NL- Nederland Aangezochte staat: DE – Duitsland
(…)
- -
Anti-Fraude uitwisseling
- -
Verzoek om inlichtingen
(…)
B2. Naam
(…)
[naam12]
(…)
Door de aangezochte autoriteit verstrekte aanvullende informatie
Directeur
It is a hungarian company with no VATNo. in Germany
(…)
The company does not have a German VATNo. and did not declare anything in Germany
(…)
[naam12] does not have a (DE) VAT-number in DE.”
2.7.
In het dossier zit een formulier ‘Uitwisseling van informatie’ waarin – voor zover hier van belang – het volgende is opgenomen:
“(…)
Verzoekende staat: NL- Nederland Aangezochte staat: DE – Duitsland
(…)
- -
Anti-Fraude uitwisseling
- -
Verzoek om inlichtingen
(…)
B2. Naam
(…)
[naam15] (…)
(…)
The Company has no German VAT-number and has declared nothing.
(…)
The Company has no German VAT-number and has declared nothing.
(…)
The Company has no German VAT-number and has declared nothing. The Netherlands had sent two request about this Company on 21.05.2019, file number in the netherlands: VACPB04483 and VACPB04484. The -requests had been answered by Germany in October 2019. After the answers [naam40] (director aof [naam15] ?) came again to the tax Office and declared what had happened with her. For the given informations of [naam40] see the attached note.
(…)”
2.8.
Aan het dossier is in hoger beroep een verklaring toegevoegd van mevrouw [naam23] , opgesteld in het Duits met een Nederlandse vertaling, met dagtekening 18 oktober 2019. De vertaling van de verklaring luidt als volgt:
“Uit de nota van de SPECIALE BTW-auditor van 18.10.2019 Ondernemer: [naam15] (…) Vandaag gepubliceerd op kantoor: Mevrouw [naam40] , uitgezet door verblijfsvergunning Nr. (…), momenteel ingezetene [adres4] en de heer [naam41] , geboren op 13.11.1966, verdreven door (…) voor de Duitse autoriteiten en notarissen gemachtigde vertalers voor de Arabische taal Mevrouw [naam40] maakte de volgende verklaring af:
in 2015 was ze naar Berlijn gekomen vanuit Syrië. Ze is analfabeet. Eind mei 2016 ontmoette ze [naam42] (Libanees staatsburger) in een restaurant. A. was op zoek naar een schoonmaker om zijn appartement schoon te houden. Mevrouw [naam40] was op zoek naar een plek om te verblijven die beter was dan het huis van de asielzoeker. A bood haar deze woonplaats aan in haar [adres5] .
Ms. H. heeft zich daar geregistreerd. Het doel van mevrouw H. was om haar vader uit Aleppo / Syrië naar Duitsland te brengen. A. wilde haar daarbij helpen en dit doen tussen 20 en 30.06.2016, maar benadrukte dat dit op zijn eigen manier moet gebeuren. H. zou naar Hongarije reizen. In juni 2016 reisde H. met [naam42] en zijn zoon [naam43] naar Boedapest. Daar werd ze naar een groot bedrijf gebracht. Op voorwaarde dat ze papieren zou tekenen, verzekerde A. haar dat A. haar vader dan uit Aleppo zou halen. De man in het Hongaarse bedrijf waar ze de papieren ondertekende was een Europees staatsburger, misschien Hongaars.
H. tekende contracten in twee verschillende bedrijven. Ze werd gefotografeerd in het bedrijf. Ze verbleven in een hotel. Terug in Berlijn hoorde H. dat haar man een hartaanval had in Aleppo. H. trok vervolgens haar asielaanvraag in en reisde terug naar Aleppo. Ze bleef enige tijd, haar man stierf. Ze ging toen naar Turkije om haar schoonzus te worden en bleef daar drie maanden. In die tijd ontmoette ze een gezin met wie ze in november 2016 via Italië naar Duitsland kwam voor €1.000,00. De immigratiedienst leverde vervolgens een fictief certificaat op voor A. (september 2017) (lokaal).
H. heeft een huurovereenkomst tussen A. en H. ingediend, gesloten op 01.01.2017. Ms. H. woonde bij A. en zorgde voor orde en reinheid. A. was vaak niet thuis. In december 2017 nam ze contact op met A. over de belofte om haar vader naar Duitsland te halen. A. beloofde zijn vader naar Duitsland te brengen. Ondertussen was de smokkelaar van Hongarije naar Nederland verhuisd. Samen met [naam44] (zoon van [naam42] ) en [naam45] (Palestijnse familie) reisde H. naar Nederland en tekende daar opnieuw. Ze is naar een bedrijf gebracht. De zoon van [naam42] - [naam44] verzekerde haar dat als zij de documenten ondertekende, haar vader daar binnen een week zou zijn. Ze wist niet dat ze autocontracten tekende. De vader werd niet naar Duitsland gebracht.
A. vertelde haar dat de vader alleen kon worden binnengebracht als ze 5.000,00 euro betaalde voor de smokkelaars. Ze had echter alleen geld van het arbeidsbureau. A. opende een bankrekening op haar naam voordat ze voor het eerst terug was gevlogen naar Syrië. A. wilde haar geld naar Syrië sturen. Dat deed hij echter niet. Toen ze in Syrië was om voor haar man te zorgen en vervolgens met haar schoonzus in Turkije, heeft A. haar uitgeschreven uit de residentie [adres5] . Ze besefte dit pas veel later. Daarna schreef ze zich in bij [adres6] . Nadat de brief tot een btw-onderzoek kwam, confronteerde ze [naam42] en haar zoon [naam43] met de feiten. [naam42] dreigementen dat als ze iets zegt, ze uit Berlijn zal verdwijnen. [naam43] dreigde haar benen te breken. [naam43] heeft aangeboden H. geld (10.000,00 tot 15.000,00 €) als ze ...
verdwijnt. Zowel de bedrijven in Boedapest als het bedrijf in Nederland waren bedrijven met autodealers. Er waren veel voertuigen in de bedrijven. Telefoonnummers van H.'s mobiele telefoon: [naam42] : [nummer18] [naam43] [nummer19] .”
3. Geschil
In geschil is of de naheffingsaanslagen en boetes terecht en naar de juiste bedragen zijn opgelegd.
4. Beoordeling van het geschil
Vooraf
4.1.
De Inspecteur heeft minder dan tien dagen voor de zitting een nader stuk ingediend, betreffende bijlage 37 ‘stuk uit strafrechtelijke onderzoek ‘X’ en een begeleidend schrijven. In de uitnodiging voor de zitting is de Inspecteur, conform artikel 8:58, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gewezen op hetgeen is bepaald in het eerste lid van dat artikel, te weten dat partijen tot tien dagen voor de zitting nadere stukken kunnen indienen. Het stuk is desondanks binnen die termijn van tien dagen bij het Hof binnengekomen. Een reden voor de late indiening kan de Inspecteur niet geven. De Inspecteur heeft ter zitting bij het Hof verklaard bijlage 37 reeds vanaf eind 2021 in zijn bezit te hebben. Het Hof is van oordeel dat de Inspecteur derhalve in staat was bijlage 37 met een begeleidend schrijven op een eerder moment in te dienen bij het Hof. Nu belanghebbende heeft aangegeven door de late indiening in haar procesbelang te zijn geschaad, laat het Hof de goede procesorde en de gerechtvaardigde procedurele belangen van belanghebbende prevaleren boven het belang van de Inspecteur dit stuk alsnog in te kunnen brengen. Het Hof verklaart het stuk (bijlage 37 met begeleidend schrijven) tardief en slaat bij de beoordeling van het geschil hierop geen acht.
Juridisch kader
4.2.
Gelet op het bepaalde in artikel 9, lid 2, aanhef en onder b, van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB), juncto post a.6, van de bij de Wet OB horende Tabel II, bedraagt de belasting nihil voor leveringen van goederen die worden vervoerd naar een andere lidstaat, wanneer deze goederen aldaar zijn onderworpen aan heffing van belasting ter zake van intracommunautaire verwerving van die goederen, mits is voldaan aan bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden (hierna: het nultarief).
4.3.
Post a.6 van de bij de Wet OB behorende Tabel II is gebaseerd op artikel 138 van de Btw-richtlijn. Uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ) volgt dat het nultarief in beginsel niet mag worden geweigerd indien de materiële voorwaarden zijn vervuld. Deze materiële voorwaarden zijn dat de goederen naar een andere lidstaat zijn vervoerd en dat de afnemer deze als belastingplichtige (dan wel als daarmee gelijk te stellen niet-belastingplichtige rechtspersoon) heeft verworven.1.De Inspecteur heeft ter zitting bij het Hof verklaard dat niet in geschil is dat aan deze materiële voorwaarden voor het toepassen van het nultarief is voldaan.
4.4.
Het uitgangspunt dat bij voldoening aan de materiële voorwaarden het nultarief niet mag worden geweigerd, kent een uitzondering in het geval van fraude of misbruik. Het bestrijden van fraude, belastingontwijking en eventuele misbruiken is een doel dat door de Btw-richtlijn is erkend en wordt gestimuleerd.2.Volgens vaste rechtspraak van het HvJ geldt de uitzondering niet alleen wanneer de belastingplichtige zich zelf schuldig maakt aan belastingfraude, maar ook wanneer een belastingplichtige wist of had moeten weten dat de handeling waaraan hij deelnam, onderdeel was van omzetbelastingfraude door de leverancier of een andere ondernemer die in een eerder of later stadium van de toeleveringsketen actief was.3.Wanneer de belastingplichtige niet zelf de omzetbelastingfraude pleegt, kan hem het recht op het nultarief alleen worden geweigerd wanneer op basis van objectieve gegevens vaststaat dat die belastingplichtige wist of had moeten weten dat hij door zijn verkoop van de goederen of diensten waarvoor aanspraak op het nultarief wordt gemaakt, deelnam aan een keten van transacties waarin, in een eerder of later stadium, omzetbelastingfraude door een andere ondernemer werd gepleegd.4.Indien het nultarief wordt geweigerd omdat de betrokken ondernemer wist of had moeten weten dat hij deelnam aan omzetbelastingfraude in het kader van een keten van leveringen is in beginsel vereist dat wordt vastgesteld i) hoe de desbetreffende keten van leveringen was ingericht en welke plaats de betrokken ondernemer in die keten innam, ii) in welke schakel(s) van die keten omzetbelastingfraude werd gepleegd en wat die omzetbelastingfraude inhield, en iii) dat en op welke gronden geoordeeld moet worden dat die ondernemer wist of had moeten weten dat de omzetbelastingfraude plaatsvond in die keten.5.
4.5.
Het HvJ heeft in de zaak R.– voor zover hier relevant – als volgt overwogen:6.
“47 Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat R. in het hoofdgeding aanspraak heeft gemaakt op btwvrijstelling in omstandigheden waarin de geleverde goederen het Duitse grondgebied weliswaar hadden verlaten, maar de facturen en aangiften die hij ten bewijze van de intracommunautaire transacties aan de belastingautoriteiten had verstrekt, opzettelijk feitelijk onjuist waren. Volgens de verwijzende rechter heeft R. in die facturen immers de identiteit van de werkelijke kopers verborgen om deze in de gelegenheid te stellen de btw over de in Portugal verrichte intracommunautaire verwerving te ontduiken.
48 Het overleggen van valse facturen of valse verklaringen en andere manipulaties van bewijs kunnen beletten dat de belasting juist wordt geheven, waardoor de goede werking van het gemeenschappelijke btw-stelsel in het gedrang komt. Dergelijke handelingen zijn des te ernstiger wanneer zij plaatsvinden in het kader van de overgangsregeling voor de belastingheffing op intracommunautaire transacties, welke, zoals in punt 42 van dit arrest in herinnering is gebracht, functioneert op basis van de door de belastingplichtigen verstrekte bewijzen.
49 Derhalve staat het Unierecht niet eraan in de weg dat de lidstaten het opstellen van onregelmatige facturen als belastingfraude beschouwen en in dergelijke gevallen weigeren vrijstelling te verlenen (zie in die zin arrest Schmeink & Cofreth en Strobel, reeds aangehaald, punt 62, en beschikking van 3 maart 2004, Transport Service, C395/02, Jurispr. blz. I1991, punt 30).
50 De weigering tot vrijstelling bij niet-nakoming van een in het nationale recht opgenomen verplichting − in casu de verplichting tot identificatie van de afnemer voor wie de intracommunautaire levering bestemd is − heeft immers een afschrikkende werking die beoogt de doeltreffendheid van die verplichting te waarborgen en alle fraude en belastingontwijking te voorkomen (zie naar analogie met betrekking tot de inhouding van een deel van de aftrekbare btw, arrest Profaktor Kulesza, Frankowski, Jóźwiak, Orłowski, reeds aangehaald, punt 28).
51 In omstandigheden als die van het hoofdgeding kan de lidstaat van vertrek van de intracommunautaire levering op grond van zijn bevoegdheden krachtens de eerste zinsnede van artikel 28 quater, A, van de Zesde richtlijn bijgevolg weigeren vrijstelling te verlenen om een juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, belastingontwijking en misbruik te voorkomen.
52 Met betrekking tot specifieke gevallen waarin op goede gronden kan worden aangenomen dat de intracommunautaire verwerving die volgt op de betrokken levering mogelijkerwijs ontsnapt aan de betaling van btw in de lidstaat van bestemming, ondanks de wederzijdse bijstand en de administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaten, moet de lidstaat van vertrek evenwel in beginsel weigeren vrijstelling te verlenen aan de goederenleverancier en deze verplichten de belasting achteraf te betalen, ter voorkoming dat de betrokken transactie helemaal niet wordt belast. Volgens het fundamentele beginsel van het gemeenschappelijke btw-stelsel is bij elke transactie inzake productie of distributie immers btw verschuldigd, onder aftrek van de btw waarmee de onderscheiden elementen van de prijs rechtstreeks zijn belast (zie met name reeds aangehaalde beschikking Transport Service, punten 20 en 21, en reeds aangehaalde arresten Optigen e.a., punt 54, en Collée, punt 22).
53 Wat het evenredigheidsbeginsel betreft, dient erop te worden gewezen dat dit beginsel niet eraan in de weg staat dat een leverancier die aan belastingfraude deelneemt, wordt verplicht tot betaling achteraf van de btw over de door hem verrichte intracommunautaire levering, voor zover zijn betrokkenheid bij de fraude een beslissend element is dat in aanmerking moet worden genomen bij de toetsing van de evenredigheid van een nationale maatregel.
54 Voorts wordt aan de constatering in punt 51 van dit arrest niet afgedaan door het beginsel van fiscale neutraliteit en het rechtszekerheidsbeginsel en evenmin door het vertrouwensbeginsel. Deze beginselen kunnen immers niet op goede gronden worden aangevoerd door een belastingplichtige die opzettelijk aan belastingfraude heeft deelgenomen en het functioneren van het gemeenschappelijke btw-stelsel in gevaar heeft gebracht.”
4.6.
Of een belastingplichtige had moeten weten dat de door hem verrichte transactie deel uitmaakte van een keten van transacties waarin fraude werd gepleegd, hangt volgens het Unierecht onder meer af van het antwoord op de vraag of de belastingplichtige voldoende zorgvuldig heeft gehandeld. Wat betreft de mate van zorgvuldigheid die in dit kader moet worden betracht, geldt dat van een marktdeelnemer mag worden verlangd dat hij alles doet wat redelijkerwijs van hem kan worden geëist om ervoor te zorgen dat hij door de handeling die hij verricht, niet betrokken raakt bij belastingfraude. Het hangt van de omstandigheden van het concrete geval af welke maatregelen de belastingplichtige in dat bepaalde geval redelijkerwijs moet nemen om ervoor te zorgen dat zijn handelingen geen deel uitmaken van fraude door een marktdeelnemer in een eerder of later stadium van de keten van transacties. Wanneer er aanwijzingen van onregelmatigheden of fraude zijn, mag van een bedachtzame marktdeelnemer worden verlangd dat hij – afhankelijk van de omstandigheden van het geval – inlichtingen inwint over een marktdeelnemer aan wie hij goederen wil verkopen, om zich te vergewissen van diens betrouwbaarheid. De belastingautoriteiten mogen echter niet eisen dat belastingplichtigen complexe en grondige controles van leveranciers en/of afnemers doorvoeren en zodoende in feite hun eigen controletaken naar hen doorschuiven. Bij vaststelling van fraude of onregelmatigheden door andere marktdeelnemers in een eerder of later stadium van de keten kunnen de belastingautoriteiten de belastingplichtige toepassing van het nultarief slechts weigeren wanneer zij aan de hand van objectieve gegevens en zonder van de desbetreffende belastingplichtige te verlangen dat hij controles uitvoert die hij niet behoeft uit te voeren, aantonen dat de belastingplichtige wist of had moeten weten dat deze handelingen deel uitmaakten van omzetbelastingfraude.7.
4.7.
Wat betreft de mate van oplettendheid die vereist mag worden van de belastingplichtige heeft het HvJ voor wat betreft het recht op aftrek van voorbelasting geoordeeld dat marktdeelnemers die alles doen wat redelijkerwijs van hen kan worden verlangd om ervoor te zorgen dat hun handelingen geen onderdeel vormen van een fraudeketen, ongeacht of het omzetbelastingfraude dan wel andere vormen van fraude betreft, moeten kunnen vertrouwen op de rechtmatigheid van deze handelingen zonder het risico te lopen hun recht op aftrek van voorbelasting te verliezen, en dat het voornamelijk van de omstandigheden van het concrete geval afhangt welke maatregelen in een bepaald geval redelijkerwijs kunnen worden verlangd van een belastingplichtige.8.
4.8.
De Inspecteur stelt zich in onderhavige zaak op het standpunt dat het nultarief mag worden geweigerd omdat belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, danwel wist of had moeten weten dat zij deelnam aan een keten waarin omzetbelastingfraude werd gepleegd. De bewijslast daarvan rust op de Inspecteur. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur aan deze bewijslast voldaan en overweegt daartoe als volgt.
Afnemers auto’s
4.9.
In de onderhavige zaak begint de keten bij belanghebbende met de verkoop van tweedehands btwauto’s tegen grote sommen contant geld. De voor de auto's uitgereikte facturen vermelden – voor zover hier relevant – in 2015 als afnemer [naam12] en in 2016 [naam15] .
4.10.
Uit de internationale gegevensuitwisseling met de Hongaarse fiscus (zie 2.4 controlerapport, paragraaf 4.3.5) blijkt dat [naam12] een onderneming was met als bestuurder [naam14] . Deze onderneming had geen werknemers in loondienst. De bestuurder, [naam14] , is op 11 november 2014 overleden, de onderneming heeft in Hongarije geen belastingaangiften ingediend en in Hongarije geen auto’s verkocht. Belanghebbende heeft over haar contactpersonen bij [naam12] verklaard dat het gaat om een grote man, die lijkt op de foto op de ID-kaart van de bestuurder van [naam12] en een kleine man. De kleine man, die [naam13] heet, voerde het woord, omdat de grote man slecht Duits kon spreken. Gelet op de informatie van de Hongaarse fiscus staat vast dat de lange man niet [naam14] kan zijn geweest. De eerste contacten van belanghebbende met de grote en de kleine man hebben immers plaatsgevonden na het overlijden van [naam14] . Van werknemers van [naam12] kan geen sprake zijn nu uit de informatie van de Hongaarse fiscus blijkt dat [naam12] geen werknemers had. Voorts blijkt uit de internationale gegevensuitwisseling met de Litouwse fiscus dat een van de betrokken Litouwse transporteurs van de auto’s, vervoerder [naam18] (zie 2.4 controlerapport, paragraaf 4.8.1), heeft verklaard opdracht te hebben gekregen van een persoon die zichzelf heeft voorgesteld als " [naam13] ". Gelet op al deze feiten en omstandigheden concludeert het Hof dat de in Hongarije geregistreerde onderneming [naam12] niet de afnemer is van de auto’s.
4.11.
Uit de internationale gegevensuitwisseling met de Hongaarse fiscus (zie 2.4 controlerapport, paragraaf 4.9.6) blijkt dat [naam15] is opgericht in juni 2016 en sindsdien enkel nihilaangiften heeft ingediend en geen intracommunautaire verwervingen heeft aangegeven. De directeur, mevrouw [naam23] (hierna: mevrouw [naam23] ), die de Syrische nationaliteit heeft en een adres in Berlijn, en de afleveragent, de heer [naam24] , komen niet uit Hongarije. De Hongaarse fiscus heeft [naam15] en de directeur niet kunnen bereiken en heeft bij een bezoek aan het bedrijfsadres van [naam15] geen economische activiteiten aangetroffen. Daarom is een procedure tot intrekking van het btwidentificatienummer gestart. Belanghebbende heeft ten aanzien van de contactpersoon van [naam15] in eerste instantie verklaard dat een man afkomstig uit Polen de contactpersoon van [naam15] is. Later heeft belanghebbende een document overgelegd dat een machtiging van de directeur van [naam15] aan ene heer [naam22] (met een Italiaanse/Romeinse identiteitskaart die als "Cittadinanza" vermeldt "Libanese") (hierna: [naam22] ) zou inhouden en heeft belanghebbende verklaard eigenlijk met die persoon contact te hebben gehad. [naam22] is eveneens onvindbaar gebleken. Volgens de Hongaarse fiscus is deze – in het Hongaars gestelde – machtiging onbetrouwbaar vanwege diverse (taal)fouten en ongerijmdheden. Voor zover bekend zijn er geen werknemers in loondienst bij [naam15] . Volgens gegevens van de Hongaarse fiscus zijn de auto’s niet in Hongarije geregistreerd en naar alle waarschijnlijkheid niet aangekomen in Hongarije. Mevrouw [naam23] heeft op 18 oktober 2019 (zie 2.8) verklaard dat zij in ruil voor de belofte haar vader vanuit Syrië naar Duitsland te halen papieren en contracten heeft ondertekend en dat zij in een bedrijf is gefotografeerd. Zij heeft voorts verklaard dat zij met [naam44] naar Nederland is gereisd naar een bedrijf met veel auto’s, dat zij daar opnieuw documenten heeft getekend en dat zij niet wist dat ze autocontracten tekende. Zij heeft verklaard dat [naam43] dreigde haar benen te breken als ze iets zou zeggen en dat hij haar ongeveer € 10.000 heeft geboden om haar mond te houden en te verdwijnen. Gelet op al deze feiten en omstandigheden concludeert het Hof dat [naam15] eveneens niet een afnemer is van de auto’s van belanghebbende.
4.12.
Het Hof betrekt bij de oordelen dat [naam12] en [naam15] niet de afnemers van de auto’s van belanghebbende zijn, het volgende. Uit de internationale gegevensuitwisseling met Hongarije blijkt dat in Hongarije [naam12] en [naam15] geen intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven (zie 2.4 controlerapport: paragraaf 4.3.5 en 4.9.6 en 2.6 en 2.7). Weliswaar ziet de internationale gegevensuitwisseling met Hongarije voor [naam12] op het eerste tot en met het derde kwartaal 2015 en niet op het vierde kwartaal 2015 en voor [naam15] op het tweede en derde kwartaal 2016 en niet op het hele tijdvak 2016, maar dat doet aan de conclusie niet af. Het Hof is van oordeel dat niet aannemelijk is dat, met een in 2014 overleden bestuurder en geen werknemers, [naam12] in het eerste tot en met het derde kwartaal 2015 geen aangiften heeft gedaan en dat in het vierde kwartaal ineens uit het niets aangiften zijn gedaan, laat staan dat de verschuldigde omzetbelasting is voldaan. Gelet op de door mevrouw [naam23] afgelegde verklaring is duidelijk dat [naam15] geen auto’s heeft afgenomen en het Hof ziet niet in waarom [naam15] in de andere tijdvakken wel intracommunautaire verwervingen zou hebben aangegeven van niet door haar afgenomen auto’s. Voor het eerste tijdvak geldt dat [naam15] nog niet was opgericht en er ook geen auto’s door belanghebbende zijn gelist met afnemer [naam15] en voor het laatste tijdvak is uit de stukken (zie gehele controlerapport betreffende [naam15] ) niet gebleken dat de handelswijze in 2016 significant is gewijzigd. Uit internationale gegevensuitwisseling met Duitsland blijkt dat de Duitse fiscus niet bekend is met [naam12] en [naam15] en dat zij in Duitsland eveneens geen intracommunautaire verwervingen hebben aangegeven (zie 2.8 en 2.9).
4.13.
Het vorenstaande brengt met zich dat de facturen van belanghebbende niet de werkelijke afnemers van de auto’s vermelden.
4.14.
Sinds de afschaffing van de controle aan de grenzen tussen de lidstaten is het voor de belastingautoriteiten moeilijk te verifiëren of de goederen het grondgebied van de betrokken lidstaat al dan niet fysiek hebben verlaten. Als gevolg daarvan controleren de nationale belastingautoriteiten hoofdzakelijk aan de hand van de door de belastingplichtigen verstrekte bewijzen en verklaringen.9.Nu de facturen niet de werkelijke afnemers vermelden en uit de boeken, bescheiden en verklaringen van belanghebbende niet blijkt wie de werkelijke afnemers zijn van de auto’s, loopt het administratieve spoor na belanghebbende dood. Alhoewel er aanwijzingen zijn dat de auto’s naar Berlijn zijn vervoerd, blijft onduidelijk wie aldaar de werkelijke afnemers van de auto’s zijn. Van de Inspecteur kan onder deze omstandigheden niet worden verwacht dat hij de keten verder in kaart brengt dan hij in casu heeft gedaan. Het Hof is van oordeel dat het vereiste dat de Inspecteur de keten in kaart dient te brengen onder deze omstandigheden niet met zich brengt dat de Inspecteur met behulp van bijvoorbeeld VINnummers van de auto’s in alle lidstaten van de Unie voor alle auto’s moet bekijken of de auto’s ergens in een lidstaat opduiken om dan te bezien of vandaaruit voor die auto’s de keten terug kan worden gevolgd naar belanghebbende. Gelet op alle specifieke feiten en omstandigheden van het onderhavig geval heeft de Inspecteur naar vermogen de keten in beeld gebracht. In casu bestaat geen zicht, en kan ook moeilijk zicht bestaan, op de keten van leveringen na belanghebbende.
Wetenschap
4.15.
Het Hof is van oordeel dat gelet op alle relevante feiten en omstandigheden belanghebbende zich schuldig heeft gemaakt aan fraude, zijnde het opzettelijk vermelden van onjuiste afnemers op de facturen, waardoor de auto’s op die manier aan het zicht van de autoriteiten konden worden onttrokken en waardoor mogelijkerwijs geen omzetbelasting werd aangegeven over de intracommunautaire verwervingen. Hierna licht het Hof dit oordeel toe.
4.16.
Bij belanghebbende, die zich weliswaar met de handel in tweedehands auto’s bezighield, maar nauwelijks intracommunautaire leveringen verrichtte, verschenen blijkbaar vanuit het niets in 2015 en 2016 personen uit het buitenland die zich bij belanghebbende presenteerden als vertegenwoordigers van twee Hongaarse vennootschappen. In beide gevallen heeft dat geleid tot een reeks aan leveringen van auto's tegen contante betaling, voor in totaal € 775.100 met facturen op naam van [naam12] en voor in totaal € 1.745.450 met facturen op naam van [naam15] . Afgezien van de beweerdelijke intracommunautaire leveringen aan [naam12] en [naam15] heeft belanghebbende in de onderhavige tijdvakken nauwelijks intracommunautaire leveringen verricht.
4.17.
Over bedoelde personen en vennootschappen weet belanghebbende nauwelijks iets. Belanghebbende heeft in het geval van [naam12] weliswaar een kopie gemaakt van het getoonde identiteitsbewijs van de directeur van [naam12] en gevraagd om een uittreksel van de Kamer van Koophandel, maar vroeg bijvoorbeeld geen kopie van het identiteitsbewijs van de personen die de auto's kwamen ophalen. Belanghebbende verklaart verder wisselend over wie de bestuurder is van [naam12] . [naam10] kan geen duidelijke omschrijving geven van de personen die hem namens [naam12] hebben benaderd, laat staan volledige namen of andere contactgegevens. Hij weet alleen dat er een ‘kleine man’ was die zich heeft voorgesteld als [naam13] en een ‘grote man’. Van de laatste zou hij een identiteitsbewijs hebben gekregen, maar dat identiteitesbewijs blijkt van een in 2014 overleden persoon. Meer informatie over de contactenpersonen is er van de zijde van belanghebbende niet. Emailcorrespondentie met [naam12] heeft belanghebbende gewist, dit terwijl deze correspondentie onder de bewaarplicht valt van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) en telefoonnummers van [naam12] kan belanghebbende niet geven (zie 2.4 controlerapport onder 4.3.3 en 4.3.4). [naam10] heeft daarnaast op 26 augustus 2016 verklaard dat een man van Poolse afkomst de contactpersoon van [naam15] is. Op 2 september 2016 kon hij geen nadere informatie over de afnemer geven. Op 30 september 2016 heeft hij verklaard dat de contactpersoon van [naam15] , [naam42] , uit Libië kwam. De identiteit van [naam42] heeft belanghebbende niet geverifieerd aan de hand van een identiteitsbewijs. Ook heeft belanghebbende niet gecontroleerd of [naam42] gemachtigd was namens [naam15] te handelen. Verder heeft belanghebbende alleen de btwidentificatienummers van [naam12] en [naam15] gecontroleerd, en wel bij herhaling. Dat geen enkel gegeven kan worden overgelegd van personen waarmee geruime tijd is gehandeld en waarbij voor zeer grote bedragen aan contant geld aan auto’s zijn geleverd, zonder dat belanghebbende hier bewust op heeft geacteerd, acht het Hof niet geloofwaardig. Dit is enkele mogelijk indien belanghebbende bewust en opzettelijk elke communicatie van de contactpersonen structureel heeft verwijderd. Het Hof wordt in dit oordeel gesterkt door de omstandigheid dat ook na de start van het onderzoek belanghebbende geen gegevens op dit punt heeft verstrekt. Het verzoek deze gegevens over te leggen is op 26 augustus 2016 gedaan en belanghebbende gaf toen aan nog contactgegevens voorhanden te hebben van de kopers. Op 2 september 2016 bleek belanghebbende ineens dergelijke gegevens niet meer te hebben, terwijl er nadien, op 16 september 2016 door vervoerder UAB [naam30] nog een auto of auto’s zijn is vervoerd met blijkens de in de administratie aanwezige factuur [naam15] als afnemer.
4.18.
Op grond van het vorenstaande komt het Hof tot de conclusie dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij het minimaal noodzakelijke onderzoek heeft verricht om zich ervan te vergewissen dat [naam12] en [naam15] de daadwerkelijke afnemers van de door haar verkochte en geleverde auto’s waren. Het Hof is verder van oordeel dat de Inspecteur heeft bewezen dat dit onderzoek niet heeft plaatsgevonden omdat belanghebbende op de hoogte was van de frauduleuze intentie van de afnemers en bewust en opzettelijk aan deze fraude heeft meegewerkt, hetgeen verder blijkt uit het feit dat belanghebbende, nadat door de Belastingdienst om deze gegevens werd gevraagd, alle contactgegevens en alle vormen van communicatie met de werkelijke afnemers van de auto’s heeft verwijderd. Het Hof betrekt bij het oordeel ook de omstandigheid dat belanghebbende heeft nagelaten meldingen van ongebruikelijke transacties (hierna: MOT) te doen, terwijl zij daartoe verplicht was. Het Hof merkt daarbij op dat om dergelijke meldingen te kunnen doen, belanghebbende meer informatie over haar afnemers had moeten verzamelen dan zij heeft verzameld of in ieder geval meer informatie dan zij heeft verstrekt aan de Inspecteur. Voor zover belanghebbende stelt wel MOT meldingen te hebben gedaan, acht het Hof dit niet aannemelijk, nu dergelijke meldingen onder de bewaarplicht vallen en geen enkele MOT melding in de administratie van belanghebbende is aangetroffen. Anders dan belanghebbende stelt, is naar het oordeel van het Hof belanghebbende de meest gerede partij om bewijs van het bestaan van eventuele MOT meldingen te leveren en is het niet aan de Inspecteur aannemelijk te maken dat dergelijke meldingen niet zijn gedaan. Hetgeen belanghebbende in dit kader heeft betoogd, te weten dat contante betalingen in de autohandel niet ongebruikelijk zijn, bijvoorbeeld omdat iemand het stoer vindt een auto contant af te rekenen, doet aan het bovenstaande niet af. Belanghebbende heeft hiermee de goede werking van het omzetbelastingstelsel in gevaar gebracht.
4.19.
Belanghebbende heeft aldus bewust en opzettelijk de identiteit van de werkelijke afnemers van haar auto’s verhuld. Het Hof rekent het belanghebbende in dit kader aan dat de emails aangaande de leveringen van de auto’s zijn gewist. Voorts is van belang dat ten aanzien van [naam12] en [naam15] geen klantdossiers zijn aangetroffen. Hiervoor geldt dat als deze zouden hebben bestaan, het niet de Inspecteur is, maar belanghebbende die deze als meest gerede partij zou moeten inbrengen, nu deze dossiers tijdens de controle niet in de administratie van belanghebbende zijn aangetroffen. Ten aanzien van [naam15] komt daar nog bij dat de contactpersoon niet heeft gesteld werkzaam bij [naam15] te zijn, maar alleen heeft aangegeven namens [naam15] te handelen. Alsdan had het op de weg van belanghebbende gelegen een machtiging te vragen en op die manier te controleren of deze persoon daadwerkelijk [naam15] mocht vertegenwoordigen. Eerst een machtiging vragen na de start van het boekenonderzoek en vragen van de Inspecteur maakt belanghebbende geen bedachtzaam marktdeelnemer. Van belanghebbende mag immers verlangd worden dat zij – voorafgaand aan haar leveringen – inlichtingen had ingewonnen over de marktdeelnemer(s) aan wie zij auto’s wilde verkopen, om zich te vergewissen van hun identiteit en betrouwbaarheid. Aangaande het verhullen van de werkelijke afnemer van de auto's acht het Hof verder van belang dat op diverse CMR-vervoerdocumenten het bedrijfsstempel van belanghebbende voorkomt en naar het zich laat aanzien ook handtekeningen van vertegenwoordigers van belanghebbende. Voorts blijkt uit de van de Litouwse vervoerders ontvangen versies Berlijn als bestemming. Eén vervoerder merkt op dat het vervoer in mondelinge opdracht van [naam10] afkomstig was (zie 2.4 controlerapport: paragraaf 4.14.1). Daar komt nog bij dat belanghebbende niet alleen geen emailcorrespondentie heeft vertrekt, maar ook geen contactgegevens van de contactpersonen kan of wil geven. Dat het gebrek aan e-mails het gevolg is van een beperkte opslagcapaciteit van de computer acht het Hof ongeloofwaardig. Dat zou betekenen dat eerdaags voor de start van het boekenonderzoek al deze e-mails moeten zijn verwijderd en dat in de loop van het onderzoek geen enkele e-mail is binnengekomen. Dit terwijl op 16 september 2016 nog een levering heeft plaatsgevonden met op de factuur [naam15] als afnemer. Bovendien verklaart dit niet het gebrek aan andere contactgegevens zoals namen, telefoonnummers, WhatsApp-berichten, in de agenda genoteerde afspraken enz. Dergelijke informatie moet voorhanden zijn of zijn geweest nu belanghebbende heeft verklaard dat telefonisch contact bestond met de kopers en dat de afnemers een dag voor het ophalen van de auto’s belanghebbende informeerden wanneer een transporteur de auto’s kwam ophalen. Dat belanghebbende de namen van de twee contactpersonen die kwamen namens [naam12] niet meer kan herinneren, komt het Hof niet aannemelijk voor nu belanghebbende heeft verklaard dat deze twee personen in de meerderheid van de gevallen fysiek ter plaatse zijn geweest om de auto’s aan te schaffen.
4.20.
Het Hof acht gelet op het vorenstaande aannemelijk dat belanghebbende wist dat niet de werkelijke afnemers op de factuur stonden vermeld. Belanghebbende heeft naar het oordeel van het Hof, gebaseerd op alle feiten en omstandigheden van het geval, op zijn minst bewust weggekeken, geen informatie verzameld met betrekking tot de gestelde afnemers en daarnaast actief informatie met betrekking tot de werkelijke afnemers gewist. Uit dit handelen blijkt dat belanghebbende wist dat niet de juiste afnemers op de facturen stonden vermeld (opzet) en heeft belanghebbende zich schuldig gemaakt aan fraude (het invullen van onjuiste afnemers op de facturen).
4.21.
In het voorgaande ligt besloten dat belanghebbende niet heeft gehandeld met de zorgvuldigheid van een bedachtzame marktdeelnemer. Belanghebbende komt daarmee niet de bescherming toe die een bedachtzame marktdeelnemer toekomt.
Mogelijkerwijs ontsnappen aan betaling omzetbelasting
4.22.
Het opzettelijk of grofschuldig overleggen van onjuiste facturen kan beletten dat de belasting juist wordt geheven, waardoor de goede werking van het gemeenschappelijke omzetbelastingstelsel in het gedrang komt. Derhalve staat het Unierecht niet eraan in de weg dat de Inspecteur het opstellen van onregelmatige facturen als belastingfraude beschouwt. In die omstandigheden kan de Inspecteur van de lidstaat van vertrek van de intracommunautaire levering op grond van zijn bevoegdheden krachtens de Btwrichtlijn weigeren vrijstelling te verlenen om een juiste en eenvoudige toepassing van de vrijstellingen te verzekeren en alle fraude, belastingontwijking en misbruik te voorkomen als op goede gronden kan worden aangenomen dat de intracommunautaire verwerving die volgt op de betrokken levering mogelijkerwijs ontsnapt aan de betaling van omzetbelasting in de lidstaat van bestemming, ondanks de wederzijdse bijstand en de administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaten.
4.23.
Het Hof is van oordeel dat in onderhavige zaak op goede gronden kan worden aangenomen dat de intracommunautaire verwervingen die volgen op de leveringen van belanghebbende van de auto’s waarvan op de facturen als afnemer staat [naam12] of [naam15] mogelijkerwijs ontsnappen aan de betaling van omzetbelasting in de lidstaat van bestemming, ondanks de wederzijdse bijstand en de administratieve samenwerking tussen de belastingautoriteiten van de betrokken lidstaten. [naam12] en [naam15] zijn, zoals hiervoor is geoordeeld niet de afnemers van de auto’s en hebben de auto’s ook niet in de lidstaat van ontvangst als intracommunautaire verwerving aangegeven. De werkelijke afnemers zijn mede door opzettelijk of grofschuldig toedoen van belanghebbende onbekend. Vorenstaande rechtvaardigt de conclusie dat de intracommunautaire verwervingen van de auto’s mogelijkerwijs ontsnappen aan de betaling van omzetbelasting.
4.24.
Gelet op het vorenstaande heeft de Inspecteur terecht voor de onderhavige tijdvakken het nultarief geweigerd. Voor zover uit de feiten niet de conclusie had mogen worden getrokken dat belanghebbende wist dat de facturen niet de juiste afnemers vermeldden, maar de conclusie moet worden getrokken dat belanghebbende dit had moeten weten, leidt dit niet tot een ander oordeel. Ook dan kan naar het oordeel van het Hof het nultarief worden geweigerd.
4.25.
Dat het niet de Nederlandse schatkist is die omzetbelasting is misgelopen, doet aan het vorenstaande niet af. Van schending van het beginsel van fiscale neutraliteit, het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel is in casu geen sprake. Deze beginselen kunnen immers niet op goede gronden worden aangevoerd door een belastingplichtige die opzettelijk onjuiste afnemers op de facturen vermeldt, dan wel had moeten weten dat sprake was van onjuiste afnemers op de facturen en daarmee het functioneren van het gemeenschappelijke omzetbelastingstelsel in gevaar heeft gebracht.10.
4.26.
De overige grieven van belanghebbende ten aanzien van de opgelegde naheffingsaanslagen kunnen niet tot een ander oordeel leiden.
Belastingrente
4.27.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd. Het hoger beroep is ook in zoverre ongegrond.
Vergrijpboetes
4.28.
De Inspecteur heeft op grond van artikel 67f van de AWR en de paragrafen 25 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst vergrijpboetes aan belanghebbende opgelegd wegens (voorwaardelijk) opzet in verband de toepassing van het nultarief. Subsidiair stelt de Inspecteur grove schuld. De Rechtbank heeft de boetes uitgaande van (voorwaardelijke) opzet en rekening houdend met een overschrijding van de redelijke termijn verminderd tot € 6.473 (2015) en € 51.976 (2016).
Vormverzuim
4.29.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verklaringen die de bestuurder van belanghebbende heeft afgelegd in het kader van de verplichtingen op grond van artikel 47 van de AWR niet mogen worden gebruikt als bewijs voor het opleggen van de boete. Tussen partijen is nog wel in geschil of de verklaringen van belanghebbende die niet zijn afgelegd in het kader van artikel 47 van de AWR, te weten de twee gesprekken waarbij belanghebbende de cautie heeft gekregen (de gesprekken van 26 augustus 2016 en 10 januari 2017), mogen worden gebruikt als bewijs voor de boete.
4.30.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de verplichtingen van artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM) en van de artikelen 47 en 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: het Handvest) zijn geschonden doordat (de bestuurder van) belanghebbende niet is gewezen op haar recht op rechtsbijstand.
4.31.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de verklaringen wel mogen worden gebruikt als bewijs, omdat sprake is van een fiscale kwestie in combinatie met een bestuurlijke boete en niet van een strafrechtelijk onderzoek. Ook wijst de Inspecteur er op dat de Awb en de jurisprudentie slechts voorschrijven dat aan de betrokkene voor het verhoor wordt medegedeeld dat hij niet tot antwoorden verplicht is, hetgeen is gebeurd.
4.32.
Tussen partijen is niet in geschil dat ten aanzien van de vergrijpboetes artikel 6 van het EVRM alsmede de verdedigingsrechten zoals neergelegd in de artikelen 47 en 48 van het Handvest van toepassing zijn. Het Hof sluit zich hierbij aan en neemt dit als uitgangspunt.
4.33.
Op grond van artikel 6, lid 3, aanhef en onder c, van het EVRM heeft een ieder tegen wie vervolging is ingesteld het recht zichzelf te verdedigen of daarbij de bijstand te hebben van een raadsman naar eigen keuze of, indien hij niet over voldoende middelen beschikt om een raadsman te bekostigen, kosteloos door een toegevoegd advocaat te kunnen worden bijgestaan, indien de belangen van een behoorlijke rechtspleging dit eisen.
4.34.
Op grond van artikel 47, alinea 3, van het Handvest wordt rechtsbijstand verleend aan diegenen die niet over toereikende financiële middelen beschikken, voor zover die bijstand noodzakelijk is om de daadwerkelijke toegang tot de rechter te waarborgen. Op grond van artikel 48, lid 2, van het Handvest wordt aan eenieder tegen wie een vervolging is ingesteld, de eerbiediging van de rechten van de verdediging gegarandeerd.
4.35.
Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures geeft uitleg aan de verplichtingen van artikel 6 EVRM en de artikelen 47 en 48, lid 2, van het Handvest. In de preambule is – voor zover hier van belang – het volgende opgenomen:
“(17) In sommige lidstaten is een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank bevoegd tot het opleggen van sancties met betrekking tot relatief lichte strafbare feiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot verkeersovertredingen die op grote schaal worden begaan en die kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van een verkeerscontrole. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Als het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een dergelijke autoriteit, en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij een in strafzaken bevoegde rechtbank kan worden ingesteld ofwel dat de zaak op andere wijze naar een dergelijke rechtbank wordt verwezen, dient deze richtlijn derhalve alleen van toepassing te zijn op de procedure die bij deze rechtbank wordt gevoerd naar aanleiding van dit beroep of die verwijzing.
(…)
(19) Verdachten of beklaagden dienen door de bevoegde autoriteiten onverwijld, mondeling of schriftelijk, te worden ingelicht over de in het nationale recht geldende rechten die essentieel zijn om het eerlijke verloop van de procedure te waarborgen, zoals bepaald in deze richtlijn. Met het oog op een praktische en daadwerkelijke uitoefening van deze rechten dient deze informatie in de loop van de procedure onverwijld te worden verstrekt, uiterlijk vóór het eerste officiële verhoor van de verdachte of beklaagde door de politie of een andere bevoegde autoriteit.
(20) Deze richtlijn legt minimumvoorschriften vast met betrekking tot de informatie over de rechten van verdachten of beklaagden. Dit laat onverlet de informatie over andere procedurele rechten die op grond van het Handvest, het EVRM, het nationale recht en het toepasselijke recht van de Unie zoals uitgelegd door de betrokken rechterlijke instanties dient te worden verstrekt. Zodra informatie over een bepaald recht is verstrekt, hoeven de bevoegde autoriteiten deze informatie niet nogmaals te verstrekken, tenzij de specifieke omstandigheden van het geval of de in de nationale wet neergelegde specifieke voorschriften daartoe nopen.”
4.36.
Op grond van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2012/13/EU geldt deze richtlijn voor personen, vanaf het ogenblik waarop de bevoegde autoriteiten van een lidstaat hen ervan in kennis stellen dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan, tot de beëindiging van de procedure, dat wil zeggen, tot de definitieve vaststelling dat zij het strafbare feit al dan niet hebben begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure. Op grond van het tweede lid van dit artikel is, als het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank en tegen het opleggen van deze sanctie beroep bij deze rechtbank kan worden ingesteld, deze richtlijn alleen van toepassing op de procedure voor deze rechtbank als gevolg van dit beroep. Ingevolge artikel 3, lid 1, aanhef en onder a van Richtlijn 2012/13/EU zien de lidstaten erop toe dat verdachten of beklaagden onverwijld informatie krijgen over het recht op toegang tot een advocaat.
4.37.
Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming geeft eveneens uitleg aan artikel 6 van het EVRM en de artikelen 47 en 48 van het Handvest. De preambule vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(8) Gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten leiden tot meer vertrouwen in de strafrechtstelsels van alle lidstaten, hetgeen op zijn beurt moet leiden tot efficiëntere justitiële samenwerking in een klimaat van wederzijds vertrouwen, en tot bevordering van een cultuur van grondrechten in de Unie. Dergelijke gemeenschappelijke minimumvoorschriften moeten ook belemmeringen voor het vrije verkeer van burgers wegnemen op het gehele grondgebied van de lidstaten. Dergelijke gemeenschappelijke minimumvoorschriften dienen te worden vastgelegd op het gebied van het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures, het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en het recht om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens die vrijheidsbeneming.
(…)
(14) Bij de uitvoering van deze richtlijn moet rekening gehouden worden met de bepalingen van Richtlijn 2012/13/EU, die voorschrijven dat verdachten of beklaagden onverwijld informatie krijgen over het recht op toegang tot een advocaat en dat verdachten of beklaagden die zijn aangehouden of gedetineerd onverwijld in het bezit worden gesteld van een schriftelijke verklaring van rechten, met informatie over het recht op toegang tot een advocaat.
(…)
(16) In sommige lidstaten is een andere autoriteit dan een in strafzaken bevoegde rechtbank bevoegd tot het opleggen van sancties, andere dan vrijheidsbeneming, met betrekking tot relatief lichte strafbare feiten. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn met betrekking tot verkeersovertredingen die op grote schaal worden begaan en die kunnen worden vastgesteld naar aanleiding van een verkeerscontrole. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Indien het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten een sanctie wordt opgelegd door een dergelijke autoriteit, en daartegen ofwel beroep kan worden ingesteld ofwel dat de zaak anderszins kan worden doorverwezen naar een in strafzaken bevoegde rechtbank, dient deze richtlijn derhalve alleen van toepassing te zijn op de procedure die bij die rechtbank wordt gevoerd naar aanleiding van dat beroep of die verwijzing.
(17) In sommige lidstaten zijn bepaalde lichte feiten strafbaar gesteld; het betreft met name lichte verkeersovertredingen, lichte overtredingen van algemene gemeentelijke verordeningen en lichte overtredingen tegen de openbare orde. In dergelijke situaties zou het onredelijk zijn de bevoegde autoriteit te verplichten alle rechten te waarborgen waarin deze richtlijn voorziet. Indien het recht van een lidstaat erin voorziet dat voor lichte strafbare feiten geen vrijheidsstraf kan worden opgelegd, dient deze richtlijn derhalve alleen van toepassing te zijn op procedures voor een in strafzaken bevoegde rechtbank.
(18) Het toepassingsgebied van deze richtlijn ten aanzien van bepaalde lichte strafbare feiten laat de EVRM-verplichting van de lidstaten om het recht op een eerlijk proces te waarborgen, daaronder begrepen het recht op rechtsbijstand van een advocaat, onverlet.”
4.38.
Op grond van artikel 2 van Richtlijn 2013/48/EU is deze richtlijn van toepassing op de verdachten in een strafprocedure, vanaf het ogenblik waarop zij er door de bevoegde autoriteiten van een lidstaat door middel van een officiële kennisgeving of anderszins van in kennis worden gesteld dat zij ervan worden verdacht of beschuldigd een strafbaar feit te hebben begaan, ongeacht of hen hun vrijheid is ontnomen. Zij is van toepassing totdat de procedure is beëindigd, dat wil zeggen totdat definitief is vastgesteld of de verdachte of beklaagde het strafbare feit al dan niet heeft begaan, met inbegrip van, indien van toepassing, de strafoplegging en de uitkomst in een eventuele beroepsprocedure. Op grond van artikel 3 van Richtlijn 2013/48/EU zorgen de lidstaten ervoor dat de verdachten of beklaagden recht hebben op toegang tot een advocaat, op een zodanig moment en op zodanige wijze dat de betrokken personen hun rechten van verdediging in de praktijk daadwerkelijk kunnen uitoefenen
4.39.
Het opleggen van vergrijpboetes moet worden aangemerkt als een ‘criminal charge’ als bedoeld in artikel 6 van het EVRM.11.De Hoge Raad overwoog uitgaande van de jurisprudentie van het Europese Hof voor de rechten van de mens dat het opleggen van een vergrijpboete is aan te merken als het instellen van strafvervolging in de zin van artikel 6, lid 1, van het EVRM (https://www.ndfr.nl/content/BWBV0001000-20210801).12.Een en ander leidt ertoe dat ten aanzien van de in geschil zijnde vergrijpboetes de waarborgen van artikel 6 van het EVRM (https://www.ndfr.nl/content/BWBV0001000-20210801) van toepassing zijn, evenals de waarborgen van de artikel 47 en 48 van het Handvest. Gelet op artikel 6 van het EVRM en de artikelen 47 en 48 van het Handvest in combinatie met de uitleg die de Uniewetgever daaraan geeft in de richtlijnen 2012/13/EU en 2013/48/EU en de uitleg die ook onze nationale wetgever daaraan geeft in artikel 27c, lid 2, van het Wetboek van Strafvordering (dat aan de verdachte die niet is aangehouden voorafgaand aan zijn eerste verhoor mededeling wordt gedaan van het recht op rechtsbijstand) is het Hof van oordeel dat belanghebbende op het moment dat zij als verdachte werd aangemerkt en de bestuurder van belanghebbende de cautie kreeg ook had moeten worden gewezen op haar recht op rechtsbijstand.
4.40.
Het Hof is bij het vorengaande ervan uitgegaan dat de uitzondering van artikel 2, lid 2, van Richtlijn 2012/13/EU gelet op de toelichting daarop in de preambule van deze Richtlijn niet ziet op vergrijpboetes. In de preambule wordt gewezen op bijvoorbeeld op grote schaal begane verkeersovertredingen. Daarvan is bij vergrijpboetes geen sprake en vergrijpboetes kennen ook een veel grotere reikwijdte. In onderhavige zaak zijn in eerste instantie vergrijpboetes opgelegd van € 134.521 (2015) en € 203.831 (2016). Van een licht strafbaar feit kan dan niet worden gesproken.
4.41.
Voort heeft het Hof in de overweging meegenomen het feit dat de inspecteur geen opsporingsambtenaar is. Dat maakt niet dat de inspecteur niet kan worden gehouden aan de verplichtingen op grond van artikel 6 van het EVRM en de artikelen 47 en 48 van het Handvest. De inspecteur treedt immers namens de overheid op en is bezig met het opsporen van strafbare feiten. Aanwijzingen dat de inspecteur de verdedigingsrechten moet respecteren zijn te vinden in artikel 5:10a van de Awb waarin is neergelegd dat de cautie moet worden gegeven en in het recente arrest van de Hoge Raad van 8 april 2022 waarbij voor vergrijpboetes een zwaardere bewijslast dan ‘aannemelijk maken’ wordt aangenomen.13.
4.42.
Niet in geschil is dat (de bestuurder van) belanghebbende niet is gewezen op zijn recht op rechtsbijstand. Daarmee is sprake van een vormverzuim. In de regel dient een dergelijk vormverzuim tot uitsluiting van het bewijs van de ter gelegenheid van het verhoor afgelegde verklaring te leiden, tenzij de verdachte door het achterwege blijven van de desbetreffende mededeling niet in zijn verdediging is geschaad.14.Dat dat laatste het geval is, heeft de Inspecteur niet gesteld en is ook anderszins niet gebleken. Het gevolg van het vorenstaande is dat bij de beoordeling van de opgelegde vergrijpboetes het Hof ook de door de bestuurder van belanghebbende afgelegde verklaringen tijdens de verhoren van de gesprekken van 26 augustus 2016 en 10 januari 2017 bij de Belastingdienst buiten beschouwing laat.
4.43.
De grief van belanghebbende dat de cautie te laat is gegeven en daarom de verklaringen van belanghebbende buiten beschouwing moeten worden gelaten, behoeft – gelet op het vorenstaande – geen bespreking.
Opzet / grove schuld
4.44.
Het Hof overweegt met betrekking tot de boete dat de bewijslast dat sprake is van opzet of grove schuld als bedoeld in artikel 67f van de AWR op de Inspecteur rust. Dat betekent dat de Inspecteur dient te doen blijken dat aan belanghebbende ten tijde van het indienen van de aangiften opzet of grove schuld kan worden verweten.15.
4.45.
Voor het bestaan van voorwaardelijke opzet is niet alleen vereist dat de belastingplichtige ten tijde van het doen van de aangifte de wetenschap had van de aanmerkelijke kans dat daardoor te weinig belasting zou worden geheven, maar ook dat hij die kans toen bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).16.Onder grove schuld wordt verstaan een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Bij grove schuld had belanghebbende, op het moment waarop de gedraging waarvoor de vergrijpboete is opgelegd, redelijkerwijze moeten of kunnen begrijpen dat haar gedrag tot gevolg kon hebben dat te weinig belasting zou worden geheven of betaald.
4.46.
Het Hof is van oordeel dat indien de verklaringen van belanghebbende buiten beschouwing blijven, de Inspecteur niet heeft doen blijken dat belanghebbende opzet kan worden verweten. Het Hof baseert zijn oordeel dat belanghebbende bewust en opzettelijk fraude heeft gepleegd op het feit dat belanghebbende zich niet alleen in onvoldoende mate heeft ingespannen om informatie omtrent de identiteit van de afnemers te verzamelen, maar ook op het feit dat belanghebbende deze informatie voor zover die wel uit de administratie bleek, opzettelijk heeft gewist. Dat meer informatie voorhanden was, baseert het Hof op de mededelingen van belanghebbende gedaan op onder andere 26 augustus 2016. Deze mededelingen dienen echter, zoals hiervoor geoordeeld, in het kader van het bewijs inzake de vergrijpboete buiten beschouwing te blijven.
4.47.
Wel heeft de Inspecteur doen blijken dat belanghebbende grove schuld kan worden verweten. Onder verwijzing naar rechtsoverwegingen 4.15 tot en met 4.20 en de feitelijke constatering dat [naam12] en [naam15] niet de afnemers zijn van de auto’s (overwegingen 4.9 tot en met 4.14|) acht het Hof, hierbij van essentieel belang dat de administratie van belanghebbende behoudens een (van de afnemer ontvangen) kopie van een ID-kaart, uittreksel Kamer van Koophandel, en btw-nummer geen informatie bevat ten aanzien van de afnemers. Er zijn geen klantdossiers, er is geen e-mailcorrespondentie, er zijn geen contactgegevens, telefoonnummers, MOT meldingen, gegevens van de personen die de auto’s kwamen ophalen enz. Onder deze omstandigheden is sprake van de zijde van belanghebbende van een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid ten aanzien van de op haar rustende verplichting omtrent het vaststellen van de identiteit van de afnemers. Mede gelet op de grote bedragen aan contant geld en de aanwijzingen die wezen richting vervoer van de auto’s richting een andere lidstaat (te weten Berlijn in Duitsland) had belanghebbende moeten weten dat de personen op de facturen niet de werkelijke afnemers waren.
4.48.
Het Hof acht, uitgaande van grove schuld, een boete van 25% passend en geboden, zijnde € 6.347 (25% maal € 25.390) voor 2015 en € 50.957 (25% maal € 203.831) voor het tijdvak 2016. De Rechtbank heeft de boetes met 15% verminderd in verband met schending van artikel 6 EVRM wegens overschrijding van de redelijke termijn. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd en in hoger beroep is de redelijke termijn niet verder overschreden, zodat het Hof van een zelfde vermindering van 15% wegens overschrijding van de redelijke termijn zal uitgaan. Het Hof stelt de boetes vast op € 5.394 (2015) en € 43.314 (2016).
Slotsom Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.
5. Griffierecht en proceskosten
Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, dient de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.
Het Hof ziet aanleiding de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende voor de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep heeft moeten maken.
De Rechtbank heeft de kosten voor de behandeling van het bezwaar en het beroep vastgesteld op € 1.572. Daartegen zijn in hoger beroep geen grieven aangevoerd, zodat het Hof daarvan zal uitgaan.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 1.518 (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting) wegingsfactor 1 € 759).
6. Beslissing
Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank alleen voor zover het betreft de beslissingen omtrent de boetes,
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank voor het overige,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep voor wat betreft de boetes gegrond,
– vernietigt de uitspraken van de Inspecteur voor zover het de boetes betreft,
– vermindert de vergrijpboete 2015 tot € 5.394,
– vermindert de vergrijpboete 2016 tot € 43.314,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.518, en
– gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 541 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. R.A.V. Boxem en mr. M. Harthoorn, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2022.
De griffier, De voorzitter,
(S. Darwinkel) (A.E. Keulemans)
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op 21 september 2022.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑09‑2022
Zie bijvoorbeeld: HvJ 6 september 2012, Mecksek-Gabona, C273/11, ECLI:EU:C:2012:547, punt 47.
HvJ 18 december 2014, Italmoda, C131/13, C-163/13 en C-164/13, ECLI:EU:C:2014:2455, p. 49 en 50; HvJ 6 juli 2006, Kittel en Recolta Recycling, C-439/04 en C-440/04, ECLI:EU:C:2006:446, punten 45, 46, 56 en 6; HvJ 6 december 2012, Bonik, C-285/11, ECLI:EU:C:2012:774, punten 3840.
HvJ 3 september 2020, Vikingo Fővállalkozó Kft., C-610/19, ECLI:EU:C:2020:673, punten 53.
HR 19 januari 2018, nr. 16/06245, ECLI:NL:HR:2018:51.
HvJ 7 december 2010, R., C-285/09, ECLI:EU:C:2010:742.
HvJ 3 september 2020, Vikingo Fővállalkozó Kft., C-610/19, ECLI:EU:C:2020:673, punten 54 tot en met 58, en de aldaar aangehaalde rechtspraak.
HvJ 21 juni 2012, Mahagében en Dávid, C80/11 en C142/11, ECLI:EU:C:2012:373, punten 53 en 59 en HvJ 22 oktober 2015, PPUH Stehcemp, C277/14, ECLI:EU:C:2015:719, punt 51.
HvJ 7 december 2010, R., C-285/09, ECLI:EU:C:2010:742, p. 42 en de aldaar aangehaalde jurisprudentie.
HvJ 7 december 2010, R., C-285/09, ECLI:EU:C:2010:742, p. 54.
HR 19 juni 1985, nr. 22.076, ECLI:NL:HR:1985:AC8934, BNB 1986/29 en HR 24 januari 1990, nr. 26.135, ECLI:NL:HR:1990:ZC4216.
HR 19 juni 1985, nr. 22.076, ECLI:NL:HR:1985:AC8934, BNB 1986/29, r.o. 4.2.
HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526.
HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526, punt 3.4.5.
HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526, punt 3.2.
HR 8 april 2022, nr. 20/02638, ECLI:NL:HR:2022:526, punt 3.4.5.