Einde inhoudsopgave
RvdW 2021/669
Dwang in de zin van art. 242 Sr.
HR 15-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:842
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
15 juni 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/00746
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:842, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:280, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 23‑11‑2020
- Wetingang
Art. 242 Sr
Essentie
Van ‘dwang’ in de zin van art. 242 Sr kan sprake zijn als de betrokkene zich niet heeft kunnen verzetten tegen het onverhoedse van het handelen van de verdachte.
Samenvatting
Het hof kon oordelen dat de verdachte (sportmasseur), door in zijn behandelpraktijk tijdens massages zijn handen ‘geleidelijk en onverhoeds’ — in de betekenis van onverwacht — te verplaatsen naar de liezen van de aangeefster en zijn vingers in haar vagina te brengen, de aangeefster heeft gedwongen tot het dulden van deze handelingen. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat van ‘dwang’ in de zin van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.