Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/172
Post-Jaddoe. Onjuiste opvatting dat uit zienswijze VN-Mensenrechtencomité in zaak Jaddoe volgt dat cassatieprocedure als zodanig niet kan worden beschouwd als beoordeling door hoger rechtscollege ex art. 14 lid 5 IVBPR.
HR 24-01-2023, ECLI:NL:HR:2023:40
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
24 januari 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, J. de Hullu, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
22/00595
- Conclusie
P-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Staatsrecht / Grondrechten
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:40, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 24‑01‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1143, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑12‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2022
- Wetingang
Essentie
Post-Jaddoe. De opvatting in het cassatiemiddel dat uit de zienswijze van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak Jaddoe volgt dat de cassatieprocedure als zodanig niet kan worden beschouwd als een beoordeling door een hoger rechtscollege in de zin van art. 14 lid 5 IVBPR is onjuist. In de cassatieprocedure vindt ook in gevallen waarin een verkorte motivering wordt toegepast, een inhoudelijke beoordeling plaats van zowel de juridische als de feitelijke gronden van een schuldigverklaring en veroordeling.
Samenvatting
De Hoge Raad gaat in op de zienswijze van het VN-Mensenrechtencomité in de zaak van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.