Einde inhoudsopgave
De exhibitieplicht (BPP nr. X) 2010/7.4.2
7.4.2 Verschoningsrecht betreft in beginsel alle bescheiden gewisseld met de verschoningsgerechtigde
mr. J. Ekelmans, datum 02-12-2010
- Datum
02-12-2010
- Auteur
mr. J. Ekelmans
- JCDI
JCDI:ADS379562:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 23 november 1990, NJ 1991, 761, r.o. 3.3 (Westra/T en B); derhalve aldus Van der Korst 2007, p. 18 met verwijzing naar Von Schmidt auf Altenstadt 2003, p. 1 e.v.
HR 1 maart 1985, NJ 1986, 173, r.o. 3.4(Slager en Ophof/Notaris Maas).
HR 23 november 1990, NJ 1991, 761, r.o. 3.3 (Westra/T en B).
HR 18 december 1998, NJ 2000, 341, r.o. 3.5.1 e.v. (Van Olst/Ontvanger).
HR 22 juni 1984, NJ 1985, 188, r.o. 3.5(Panholzer/Cancuk).
HR 25 oktober 1985, NJ 1986, 176, r.o. 3.3.6(Brouwer/Zürich).
HR 12 december 1958, NJ 1961, 270(Miedema/Fraiteur-Lalman).
HR 24 januari 2006, NJ 2006, 109(Verschoningsrecht advocaat).
HR 12 december 1958, NJ 1961, 270(Miedema/Fraiteur-Lalman), waarin werd uitgemaakt dat verschoningsrecht niet kan worden ingeroepen ter zake van bespreking met een derde met het oogmerk een overeenkomst tot stand te brengen; nadere uitwerking volgt in HR 25 september 1992, NJ 1993, 467, r.o. 3.2 (Van Eijck/Tomol).
HR 11 maart 1994, NJ 1995, 3, r.o. 3.3(Kilbarr/Holland en Teeuwen).
HR 25 september 1992, NJ 1993, 467, r.o. 3.2 (VanEijck/Tomol) m.b.t. notaris; HR 22 juni 1984, NJ 1985, 188(Panholzer/Cancuk) m.b.t. advocaat; HR 13 januari 2006, NJ 2006, 480(Kuijper/ De Wit) over mededelingen gedaan aan notaris met het oogmerk dat deze aan derde gedaan zouden worden.
Het verschoningsrecht betreft alle met de verschoningsgerechtigde gewisselde bescheiden: het verschoningsrecht is immers niet gekoppeld aan de aard van de gewisselde gegevens, maar aan de aard van de relatie en betreft dan ook al hetgeen aan de verschoningsgerechtigde in diens hoedanigheid is medegedeeld,1 zodat bij de vraag of beroep op verschoningsrecht kan worden gedaan ook geen onderscheid gemaakt kan worden tussen meer en minder vertrouwelijke gegevens.2 Zodoende behoefde een verpleegkundige geen verklaring af te leggen over de vraag, of een patiënt hem had verteld dat hij gemeenschap had gehad met een andere patiënt3 en behoefde een notaris de fiscus geen afschrift te verstrekken van de afrekening van een verkoop van registergoederen en opgave van bankrekeningen, waarnaar was betaald, teneinde de fiscus tot invordering van een naheffingsaanslag in staat te stellen.4
De betrokkenheid van een ander dan de eigen cliënt bij communicatie met de verschoningsgerechtigde staat in beginsel niet aan een beroep op verschoningsrecht in de weg. Zodoende behoeft een advocaat5 of medewerker van een bureau voor rechtshulp6 geen verklaring af te leggen over hetgeen aan de orde is geweest in een bespreking, waarin geen overeenstemming is bereikt. Als gevolg van deze ruimhartige invulling van het verschoningsrecht kon een verzekeraar geen gebruik maken van in een vertrouwelijk gesprek met de wederzijdse rechtshulpverleners verkregen gegevens over schadeverleden op grond waarvan de verzekeraar meende met succes een beroep op verzwijging te kunnen doen.
Aanwezigheid van de eigen cliënt of patiënt bij communicatie met de verscho-ningsgerechtigde is voor een beroep op verschoningsrecht niet vereist. De derde kan immers op zodanige wijze met - bijvoorbeeld - een advocaat in contact zijn gekomen, dat hetgeen door hem is medegedeeld heeft te gelden als door of namens de cliënt aan de advocaat medegedeeld,7 zodat ook begrijpelijk is dat in een strafzaak onder verschoningsrecht viel een door de moeder van een cliënt aan de advocaat van haar zoon verstrekt dagboek.8
Het voorgaande betekent dat een professioneel geheimhouder met een beroep op zijn verschoningsrecht kan weigeren om met hem uitgewisselde bescheiden te verstrekken. Anders kan dat slechts zijn, indien in geschil is of onderhandelingen over een overeenkomst tot overeenstemming hebben geleid. Wanneer partijen een transactie zijn aangegaan of - naar één van hen stelt - een transactie zouden zijn aangegaan, hebben de beroepsbeoefenaren die bij totstandkoming behulpzaam zijn geweest, geen verschoningsrecht ten aanzien van de vraag, of een overeenkomst tot stand is gekomen en zo ja, hoe die moet worden uitgelegd.9 Wordt de informatie gevraagd ten behoeve van een geschil tussen de partijen bij de transactie en een derde, dan ligt de lat hoger. Daarover overwoog de Hoge Raad, dat de beroepsbeoefenaar zich slechts kan verschonen, wanneer moet worden aangenomen dat de informatie in het bijzonder ook voor de derde verborgen moet blijven, waarbij de Hoge Raad opmerkte:
"Dat zulks het geval is kan voortvloeien zowel uit de vertrouwelijke aard van de transactie zelf als uit een uitdrukkelijk uitgesproken dan wel aannemelijk te achten verlangen van partijen. In beginsel ligt dit echter niet voor de hand en zullen daarvoor dus duidelijke aanwijzingen moeten zijn - ... - wanneer het gaat om een transactie van zakelijke aard als de overdracht (vrijwel als going concern) van een onderneming die naar haar aard tegen derden zal moeten kunnen worden ingeroepen."10
Staat daarentegen vast dat geen overeenstemming is bereikt, dan hebben de beroepsbeoefenaren verschoningsrecht.11