Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/311
311 Mogelijkheid van doorbreking van de verjaringstermijn op grond van onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691609:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Waaronder begrepen een beroep op het niet stuiten van de verjaring; door toedoen van de partij die een beroep doet op verjaring kan stuiting ernstig zijn bemoeilijkt (Rb. Noord-Nederland 20 juni 2018, ECLI:NL:RBNNE:2018:2574).
Concl. A-G T. Hartlief ECLI:NL:PHR:2018:785 vóór HR 6 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1903, RvdW 2018/1120 (Erasmus Universitair Medisch Centrum/Verweerder).
HR 31 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AL8168, NJ 2006/112 met nt. C.E. du Perron (Saelman/VU Ziekenhuis). Zie nr. 252.
Zie o.m. HR 6 april 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB0900, NJ 2002/383 met nt. H.J. Snijders (Vellekoop/Wilton Feijenoord).
HR 1 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5811, NJ 2002/195 (G/Erven dr. O) en A-G J.L.R.A. Huydecoper randnr. 35 vóór HR 9 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL3866, NJ 2010/214.
HR 25 juni 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZC2934, NJ 2000/16 met nt. A.R. Bloembergen (kindermishandeling).
De rechtsvordering is verjaard, wanneer na aanvang van de dag volgende op die waarop de gebeurtenis plaatsvond die de schade heeft veroorzaakt twintig jaar of dertig jaar zijn verstreken (art. 3:310 lid 1 resp. lid 2 BW).
Een toepasselijke verjaringstermijn staat aan toewijzing van de vordering in de weg. Een uitzondering op de strikte handhaving van verjaringstermijnen kan worden gemaakt als de wederpartij van de partij die een beroep doet op verjaring aanvoert dat een beroep op verjaring (een bevrijdend verweer) in dit specifieke geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn (een contra-bevrijdend verweer). Gelet op de belangen die de verjaringsregel beoogt te dienen, waaronder in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid, geldt dat van onaanvaardbaarheid slechts in uitzonderlijke gevallen sprake zal kunnen zijn. De rechtszekerheid en de belangen van de partij die een beroep doet op verjaring worden bij het oordeel of sprake is van onaanvaardbaarheid meegewogen. Bij het buiten toepassing laten van een verjaringstermijn1 op grond van art. 6:2 lid 2 of art. 6:248 lid 2 BW is terughoudendheid gepast.
Voorbeeld
Een beroep op verjaring van de vernietigingsbevoegdheid (de vaststellingsovereenkomst was tot stand gekomen onder invloed van misbruik van omstandigheden) is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.2
Bij de korte verjaringstermijnen wordt het aanvangsmoment naar een later tijdstip verschoven indien niet gesproken kan worden van een daadwerkelijke mogelijkheid een rechtsvordering in te stellen.3 De termijnen gaan pas lopen wanneer eiser bekend is geworden met bepaalde feiten, waarbij ‘bekend’ in subjectieve zin moet worden uitgelegd: zolang de vorderingsgerechtigde de desbetreffende feiten en omstandigheden niet kent, loopt de verjaringstermijn niet.4 Toepassing van onaanvaardbaarheid naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in geval van korte termijnen ligt dus niet in de rede.5
De lange termijn heeft in beginsel een objectief karakter; de rechtszekerheid eist een naar objectieve maatstaven vaststaand aanvangstijdstip. Voor het aanvangstijdstip van de twintigjarige verjaring is beslissend het objectief gegeven tijdstip waarop de gebeurtenis plaatsvond waardoor de schade is veroorzaakt;6 voor de derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid is geen plaats.7 Dat kan slechts onder bijzondere omstandigheden anders zijn indien eiser kan aanvoeren dat de verjaring is ingetreden voordat eiser bekend was met zijn vordering.