Daarbij wordt (slechts) verwezen naar Rechtbank Amsterdam 9 maart 2018, ECLI:NL:RBAMS:2018:7554 waarin de rechtbank heeft overwogen dat de in die zaak gevorderde kosten voor een camerasysteem en hekwerk op grond van vaste jurisprudentie niet als rechtstreekse schade worden aangemerkt.
HR, 15-06-2021, nr. 20/01168
ECLI:NL:HR:2021:840
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-06-2021
- Zaaknummer
20/01168
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2021:840, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑06‑2021; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2021:596
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2020:966
ECLI:NL:PHR:2021:596, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑04‑2021
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2021:840
Arrest gerechtshof: ECLI:NL:GHSHE:2020:966
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2021-0175
JIN 2021/110 met annotatie van Oort, C. van
JIN 2021/110 met annotatie van Oort, C. van
Uitspraak 15‑06‑2021
Inhoudsindicatie
Belaging van ex-partner (art. 285b.1 Sr) en vernieling van planten, lampjes, deuren en voorgevel van haar woning (art. 350.1 Sr). Vordering benadeelde partij. Kunnen kosten van plaatsen van camerasysteem bij woning van b.p. worden aangemerkt als rechtstreekse schade? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2019:793 m.b.t. rechtstreekse schade. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat kosten van plaatsen van camerasysteem bij woning van b.p. kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade a.b.i. art. 51f.1Sv. Dit oordeel getuigt, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat schadeonderbouwingsformulier inhoudt dat benadeelde ongeveer 2 weken na aanvang van bewezenverklaarde belaging een beveiligingscamera heeft aangeschaft om haar door belaging ontstane gevoel van onveiligheid te verminderen en dat hof heeft vastgesteld dat benadeelde a.g.v. bewezenverklaarde gedragingen van verdachte hevige gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren waardoor zij zich op een gegeven moment zelfs niet meer veilig voelde in haar eigen woning. Volgt verwerping.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 20/01168
Datum 15 juni 2021
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 12 maart 2020, nummer 20-002951-19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt onder meer over de toewijzing door het hof van de vordering van de benadeelde partij wat betreft de materiële schade van € 466,90 voor het plaatsen van een camerasysteem bij de woning van de benadeelde partij. Daartoe wordt aangevoerd dat het hof de kosten daarvan ten onrechte als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) heeft aangemerkt.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te [plaats] en te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
- meermalen WhatsAppberichten en e-mailberichten met beledigende teksten te versturen naar die [benadeelde] en
- via Facebook contact te zoeken met de dochter en een vriendin ( [betrokkene 1] ) van die [benadeelde] en
- meermalen te bellen naar die [benadeelde] en voicemails in te spreken en
- meermalen zich in persoon op te houden in de nabijheid van die [benadeelde] en
- zich in persoon op te houden in de directe omgeving van het werk van die [benadeelde] en
- goederen achter te laten bij die [benadeelde] ,
met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk:
- meerdere planten en
- meerdere lampjes en
- meerdere (sloten van) deuren en
- de voorgevel van de woning gelegen aan de [a-straat 1] ,
die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.”
2.2.2
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevindt zich een ‘verzoek tot schadevergoeding’ van de benadeelde partij. Het hierbij gevoegde ‘schadeonderbouwingsformulier’ houdt onder meer het volgende in:
“Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde
Benadeelde was erg bang geworden door de belaging. Zij sliep slecht en durfde niet meer alleen thuis te zijn. De belaging en angstgevoelens namen naarmate de tijd vorderde niet af. Benadeelde heeft daarom op 7 augustus 2019, ongeveer twee weken na de start van de belaging, een beveiligingscamera aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen. De kosten voor het camerasysteem bedragen € 466,90 en wenst benadeelde te verhalen bij de verdachte (zie nota, bijlage 10).
(...)
Verdachte was direct na het verbreken van de relatie agressief richting benadeelde. In de berichten die ze ontving was hij heel dreigend, vernederend en werd benadeelde tot op het bot uitgescholden. Benadeelde vond dit heel moeilijk om te horen van iemand die ze vertrouwde en gedurende een aantal jaar ook intiem is geweest.
Het stopte echter niet bij het sturen van deze berichten. Verdachte zocht benadeelde regelmatig op bij haar woning en op haar werk. Verder achtervolgde hij haar en nam hij contact op met haar vrienden en familie. Daarnaast betrad hij meerdere keren de tuin van benadeelde en vernielde daar verschillende spullen. Vooral het afsnoeien van haar geliefde Magnoliaboom heeft benadeelde erg geraakt (...). Benadeelde ervaart de vernielingen als een enorme aantasting van haar eigendom en veiligheidsgevoel. Daarom heeft benadeelde begin augustus camera's laten plaatsen. Ondanks de camera's bleef verdachte gewoon doorgaan met benadeelde belagen en haar spullen vernielen. Verdachte heeft namelijk begin september de gevel, ruiten en poort van de woning van benadeelde met rode verf besmeurd.”
2.2.3
Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij wat betreft de schadepost ‘plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde’ toegewezen tot een bedrag van € 466,90 en heeft daartoe het volgende overwogen:
“Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld (...). De vordering is, voor zover hebbend op materiële schade, als volgt opgebouwd:
(...)
7. Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde € 466,90
(...)
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
(...)
Anders dan de politierechter is het hof van oordeel dat de gevorderde schade met betrekking tot de posten (...) 7 (plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde) voor vergoeding in aanmerking komt. Weliswaar strekken de aanschaf van een (...) camerasysteem ertoe soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen en/of in het vervolg aanstonds de politie te kunnen bereiken, maar het hof neemt aan dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, zodat deze hiervoor een conditio sine qua non vormen. Voornoemde kosten zijn redelijkerwijs toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte.”
2.2.4
Met betrekking tot de op te leggen straf heeft het hof onder meer overwogen:
“Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van [benadeelde] , zijnde zijn expartner. Hierdoor is gedurende een periode van circa een maand inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van voornoemd slachtoffer. Belaging is een delict dat rechtstreeks raakt aan de privacy en het welbevinden van de belaagden. De bewezen verklaarde belaging heeft het slachtoffer, blijkens de door haar gedane aangiftes en de ter terechtzitting in eerste aanleg en hoger beroep voorgedragen schriftelijke slachtofferverklaringen, ernstig gehinderd in haar dagelijks leven. Voorts heeft zij hierdoor hevige gevoelens van angst en onveiligheid ervaren, waardoor zij zich op enig moment zelfs niet meer veilig voelde in haar eigen woning. Dit alles rekent het hof verdachte zwaar aan.”
2.3
Een benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. (Vgl. HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, rechtsoverweging 2.3.1.)
2.4
Het hof heeft kennelijk geoordeeld dat de kosten van het plaatsen van het camerasysteem bij de woning van de benadeelde partij kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade als bedoeld in artikel 51f lid 1 Sv. Dit oordeel getuigt, gelet op wat hiervoor onder 2.3 is overwogen, niet van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarbij neemt de Hoge Raad mede in aanmerking dat het onder 2.2.2 weergegeven schadeonderbouwingsformulier inhoudt dat de benadeelde ongeveer twee weken na de aanvang van de bewezenverklaarde belaging een beveiligingscamera heeft aangeschaft om haar door de belaging ontstane gevoel van onveiligheid te verminderen en dat het hof heeft vastgesteld dat de benadeelde als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen van de verdachte hevige gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren waardoor zij zich op een gegeven moment zelfs niet meer veilig voelde in haar eigen woning.Het cassatiemiddel faalt in zoverre.
2.5
De Hoge Raad heeft ook de verder in het cassatiemiddel aangevoerde klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat ook deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president V. van den Brink als voorzitter, en de raadsheren A.L.J. van Strien en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 juni 2021.
Conclusie 06‑04‑2021
Inhoudsindicatie
Belaging van ex-partner (art. 285b.1 Sr) en vernieling van planten, lampjes, deuren en voorgevel van haar woning (art. 350.1 Sr). Vordering benadeelde partij. Kunnen kosten van plaatsen van camerasysteem bij woning van b.p. worden aangemerkt als rechtstreekse schade? HR herhaalt relevante overwegingen uit HR:2019:793 m.b.t. rechtstreekse schade. Hof heeft kennelijk geoordeeld dat kosten van plaatsen van camerasysteem bij woning van b.p. kunnen worden aangemerkt als rechtstreekse schade a.b.i. art. 51f.1Sv. Dit oordeel getuigt, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen dat schadeonderbouwingsformulier inhoudt dat benadeelde ongeveer 2 weken na aanvang van bewezenverklaarde belaging een beveiligingscamera heeft aangeschaft om haar door belaging ontstane gevoel van onveiligheid te verminderen en dat hof heeft vastgesteld dat benadeelde a.g.v. bewezenverklaarde gedragingen van verdachte hevige gevoelens van angst en onveiligheid heeft ervaren waardoor zij zich op een gegeven moment zelfs niet meer veilig voelde in haar eigen woning. Volgt verwerping.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 20/01168
Zitting 6 april 2021 (bij vervroeging)
CONCLUSIE
B.F. Keulen
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1960,
hierna: de verdachte.
De verdachte is bij arrest van 12 maart 2020 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens 1. ‘belaging’ en 2. ‘opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken, meermalen gepleegd’ veroordeeld tot 6 weken gevangenisstraf, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, alsmede 140 uren taakstraf, subsidiair 70 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest als bedoeld in art. 27 Sr. Voorts heeft het hof de vordering van de benadeelde partij deels toegewezen en een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel bevat de klacht dat het hof ten onrechte, althans op onjuiste gronden, tot toewijzing is gekomen van – blijkens de toelichting – twee materiële schadeposten. Het betreft de herstelkosten aan de gevelpui en voordeur alsmede de kosten van het plaatsen van een camerasysteem bij de woning van de benadeelde partij.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
‘1.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te [plaats] en te [plaats] wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [benadeelde] , door:
- meermalen WhatsAppberichten en e-mailberichten met beledigende teksten te versturen naar die [benadeelde] en
- via Facebook contact te zoeken met de dochter en een vriendin ( [betrokkene 1] ) van die [benadeelde] en
- meermalen te bellen naar die [benadeelde] en voicemails in te spreken en
- meermalen zich in persoon op te houden in de nabijheid van die [benadeelde] en
- zich in persoon op te houden in de directe omgeving van het werk van die [benadeelde] en
- goederen achter te laten bij die [benadeelde] ,
met het oogmerk die [benadeelde] te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 22 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk:
- meerdere planten en
- meerdere lampjes en
- meerdere (sloten van) deuren en
- de voorgevel van de woning gelegen aan de [a-straat 1] ,
die aan [benadeelde] toebehoorden, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.’
5. Het hof heeft ten aanzien van beide feiten volstaan met een opgave van bewijsmiddelen als bedoeld in art. 359, derde lid, tweede volzin, Sv omdat de verdachte de feiten heeft bekend.
6. Ten aanzien van de bewezenverklaring onder 1 heeft het hof overwogen:
‘De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep nog opgemerkt dat slechts een korte periode sprake was van belaging en dat de start daarvan niet gedateerd kan worden onmiddellijk na de verbreking van de relatie op 22 juli 2019.
Het hof is van oordeel dat de belaging heeft plaatsgevonden binnen de ten laste gelegde en bewezen verklaarde periode. De kwalificatie ‘belaging’ is weliswaar minder passend voor de eerste pogingen van verdachte om contact te zoeken respectievelijk te herstellen wanneer die op zichzelf worden beschouwd, maar past zonder meer bij de handelingen van verdachte kort voor en na het stopgesprek op 6 augustus 2019, terwijl ook de indringendheid (en soms ongepastheid) van de eerdere pogingen om contact te zoeken bijdraagt aan de indringendheid van de daaropvolgende pogingen.’
7. De vordering van de benadeelde partij houdt inzake ‘materiële en/of verplaatste schade’ onder meer de volgende posten in:
‘Omschrijving materiële/verplaatste schade Bedrag Bijlage
(…)
Herstelkosten gevelpui + voordeur (schilderwerk) € 1.160,00 7a + 7b
(…)
Kosten Aware € 130,00 8a + 8b
(…)
Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde € 466,90 10’
8. Daarnaast vordert de benadeelde partij immateriële schade ter hoogte van € 1.750,00. Die wordt onderbouwd in de bijlagen 1 en 16.
9. Bijlage 1, het schadeonderbouwingsformulier, houdt voor zover voor de beoordeling van het middel van belang het volgende in.
‘Herstelkosten gevel + voordeur
De gevel en voordeur van de woning van benadeelde zijn besmeurd met rode verf (zie foto, bijlage 7a). De witte gevelpui en voordeur zullen opnieuw beschilderd moeten worden in de originele kleuren. Benadeelde heeft een offerte opgevraagd van de herstelkosten (zie offerte, bijlage 7b). € 1160,00
(…)
Kosten Aware
Benadeelde heeft vanwege de belaging een Aware ontvangen. (…) Doordat de Aware-alarmknop pas recent is aangevraagd bij het Centraal Administratiekantoor is nog niet bekend wat de eigen bijdrage van benadeelde wordt.
(…)
Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde
Benadeelde was erg bang geworden door de belaging. Zij sliep slecht en durfde niet meer alleen thuis te zijn. De belaging en angstgevoelens namen naarmate de tijd vorderde niet af. Benadeelde heeft daarom op 7 augustus 2019, ongeveer twee weken na de start van de belaging, een beveiligingscamera aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen. De kosten voor het camerasysteem bedragen € 466,90 en wenst benadeelde te verhalen bij de verdachte (zie nota, bijlage 10).
Gezien de uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant van 03-03-2017, ECU:NL:RBOBR:2017:1036, kunnen de kosten van beveiligingsmaatregelen worden aangemerkt als rechtstreekse schade aangezien de kosten van beveiligingsmaatregelen in dit geval zijn gericht op het verminderen van gevoelens van onveiligheid ten gevolge van het misdrijf en het daarmee leveren van een bijdrage aan het psychisch herstel van het slachtoffer. Door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch is bovenstaande bevestigd, zie ECLI:NL:GHSHE:2018:1682. € 466,90
(…)
Psychische gevolgen
Verdachte was direct na het verbreken van de relatie agressief richting benadeelde. In de berichten die ze ontving was hij heel dreigend, vernederend en werd benadeelde tot op het bot uitgescholden. Benadeelde vond dit heel moeilijk om te horen van iemand die ze vertrouwde en gedurende een aantal jaar ook intiem is geweest.
Het stopte echter niet bij het sturen van deze berichten. Verdachte zocht benadeelde regelmatig op bij haar woning en op haar werk. Verder achtervolgde hij haar en nam hij contact op met haar vrienden en familie. Daarnaast betrad hij meerdere keren de tuin van benadeelde en vernielde daar verschillende spullen. Vooral het afsnoeien van haar geliefde Magnoliaboom heeft benadeelde erg geraakt (…). Benadeelde ervaart de vernielingen als een enorme aantasting van haar eigendom en veiligheidsgevoel. Daarom heeft benadeelde begin augustus camera's laten plaatsen. Ondanks de camera's bleef verdachte gewoon doorgaan met benadeelde belagen en haar spullen vernielen. Verdachte heeft namelijk begin september de gevel, ruiten en poort van de woning van benadeelde met rode verf besmeurd.’
10. Bijlage 7a betreft een foto van een gevelpui en voordeur. Bijlage 7b betreft een ‘Offerte herstel schilderwerk’ van 10 september 2019, die het volgende inhoudt:
‘Geachte [benadeelde] ,
Hierbij zenden wij u geheel vrijblijvend onze offerte betreffende de uit te voeren werkzaamheden ten behoeve van het herstel schilderwerk, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]
Uitvoering van de werkzaamheden
• Het schilderen van de gevelpui en de voordeur in bestaande kleuren.
Prijsaanbieding:
Bovengenoemde werkzaamheden bieden wij u aan voor € 1.160,00 inclusief B.T.W.
Deze offerte heeft een geldigheidsduur van 30 dagen.
(…)
Hoogachtend,
[A] B.V.
[betrokkene 2] ’
11. Bijlage 8a betreft een brief van de gemeente [plaats] , met als onderwerp ‘Toekenning WMO voorziening’. Bijlage 8b betreft een kopie van een ‘CAK Eigen bijdrage rekenhulp’. Bijlage 16 betreft een brief van […] Eerstelijns- en Gezondheidszorgpsychologen.
12. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg van 12 september 2019 houdt onder meer het volgende in:
‘De benadeelde partij leest haar slachtofferverklaring voor (…). De benadeelde partij is bang dat de stalking door zal blijven gaan en wil alleen rust. Zij heeft een camerasysteem aangeschaft om bewijs te kunnen vergaren.
‘ De officier van justitie houdt haar requisitoir en voert aan:
(…) Dit kan derhalve worden toegewezen net als de geleden schade door de rode verf tegen de gevel á (…) € 1.160,00. (…) De kosten voor het Awaresysteem van € 130,00 kunnen worden toegewezen. Dit beveiligingssysteem is nodig geweest ten tijde van de stalking door verdachte. (…) De kosten voor het camerasysteem á € 466,90 kunnen worden toegewezen. De benadeelde voelde zich bedreigd.
(…)
De raadsman houdt zijn pleidooi en voert aan:
(…) Het bedrag van € 1.160,00 voor het herstel van de gevel wordt betwist. Dit bedrag is voor de hele gevel maar niet alles is met de verf besmeurd. Het jaar ervoor is alles nog geschilderd voor € 500,00. Het gaat nu om één stijl naast het raam en deze hoeft niet overgeschilderd te worden. (…). De kosten voor het Awaresysteem is voor een heel jaar. Je weet niet hoe lang je zo'n systeem nodig hebt. Deze post wordt in zijn totaal betwist. U kunt hooguit voor vier weken toewijzen. (…) Dan het camerasysteem waar de benadeelde partij bewijs mee wil vergaren. Dit moeten rechtstreekse kosten zijn en die zie ik hier niet.
(…)
De benadeelde partij verklaart:
(…) Het Awaresysteem is voor één jaar toegezegd. Iedere vier weken zal er een eigen bijdrage worden gevraagd. Het camerasysteem was nodig. Uit de aangifte blijkt dat de situatie heel beangstigend is geweest. Mijn zoon is in huis gekomen en ik ben er zelf weggeweest. Samen met het Awaresysteem heeft het camerasysteem voor meer veiligheid gezorgd.’
13. Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 27 februari 2020 houdt onder meer het volgende in:
‘De voorzitter stelt aan de hand van de mededeling van de deurwaarder vast dat [benadeelde] als benadeelde partij ter terechtzitting is verschenen, bijgestaan door [betrokkene 3] , medewerkster bij Slachtofferhulp Nederland.
(…)
De raadsman deelt hierop als volgt mede:
(…) Voorts is cliënt het niet geheel eens met de beslissing van de politierechter op de vordering van de benadeelde partij. (…) Voorts is cliënt van mening dat de gevorderde schade die betrekking heeft op de herstelkosten van de gevelpui en voordeur in het beroepen vonnis ten onrechte is toegewezen tot een bedrag van € 600,00. Ter onderbouwing van zijn standpunt hieromtrent heeft cliënt mij een drietal foto’s gegeven, die ik bij dezen aan uw hof overleg. (…) Ten aanzien van de gevorderde schade die betrekking heeft op de herstelkosten van de gevelpui en voordeur wenst cliënt op te merken dat uit de foto’s die aan het politiedossier zijn toegevoegd blijkt dat de rode verf met name op het raam zat. Uit de overgelegde foto’s (hof: zie bijlagen 2 en 3) blijkt dat er verder alleen wat verf op de voordeur heeft gezeten. De politierechter heeft de herstelkosten van de gevelpui en voordeur begroot op een bedrag van € 600,00, maar volgens cliënt is dit bedrag te hoog. Nu de voordeur enkel zou zijn geschuurd en geverfd kunnen de herstelkosten volgens cliënt niet zo hoog zijn geweest. Bovendien wenst cliënt op te merken dat de gehele voorgevel circa zes maanden voorafgaand aan het incident is geschilderd voor een bedrag van € 500,00. Naar de mening van cliënt dienen de herstelkosten van de gevelpui en voordeur te worden begroot op een bedrag van ten hoogste € 250,00.
(…)
De advocaat-generaal voert het woord tot requisitoir als volgt:
(…) Met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij merk ik op dat de officier van justitie meer schadeposten toewijsbaar heeft geacht dan de politierechter. Zo was de officier van justitie van mening dat ook de schadeposten die betrekking hebben op de kosten van het Aware-systeem en het plaatsen van het camerasysteem bij de woning van aangeefster voor vergoeding in aanmerking komen. Ik schaar mij op dit punt geheel achter de vordering van de officier van justitie. Ik vorder dan ook dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen tot een bedrag van € 3.651,50, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voornoemd bedrag bestaat uit € 2.401,50 aan materiële schade en € 1.250,00 aan immateriële schade.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging als volgt:
(…) De verdediging kan zich ten aanzien van alle schadeposten verenigen met de beslissing van de politierechter, met uitzondering van de twee posten die betrekking hebben op de herstelkosten van de poort en de herstelkosten van de gevelpui en voordeur. Aangeefster heeft een bedrag van € 471,91 gevorderd als herstelkosten van de poort en volgens aangeefster bedroegen de herstelkosten van de gevelpui en voordeur € 1.160,00. Volgens cliënt probeert aangeefster hem een poot uit te draaien. (…) De herstelkosten van de poort dienen naar de mening van cliënt te worden begroot op een bedrag van ten hoogste € 150,00 en de herstelkosten van de gevelpui en voordeur bedragen volgens cliënt niet meer dan € 250,00.
(…)
[betrokkene 3] voert namens de benadeelde partij [benadeelde] andermaal het woord als volgt:
(..) Ten aanzien van de gevorderde herstelkosten van de gevelpui en voordeur vindt [benadeelde] het van belang om op te merken dat uit de foto's blijkt dat er nog steeds verfresten zichtbaar zijn. De daadwerkelijke herstelkosten zijn inmiddels zelfs hoger dan het gevorderde bedrag van € 1.160,00. Destijds zijn de herstelkosten door een expert begroot op voornoemd bedrag en derhalve handhaaft [benadeelde] haar vordering op dit punt.
(…)
De raadsman voert andermaal het woord als volgt:
Met betrekking tot de gevorderde herstelkosten van de poort, gevelpui en voordeur merk ik op dat het dossier geen schaderapport van een expert bevat waaruit blijkt hoe hoog de schade daadwerkelijk is. Het dossier bevat enkel twee offertes.’
14. Het hof heeft inzake de vordering van de benadeelde partij als volgt overwogen en beslist:
‘Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij [benadeelde] heeft in eerste aanleg een vordering ingesteld, strekkende tot schadevergoeding tot een bedrag van € 4.959,21, bestaande uit € 3.209,21 aan materiële schade en € 1.750 aan immateriële schade. De vordering is, voor zover betrekking hebbend op de materiële schade, als volgt opgebouwd:
(…)
3. Herstelkosten gevelpui en voordeur (schilderwerk) € 1.160,00
(…)
5. Kosten Aware € 130,00
(…)
7. Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde € 466,90
(…)
De vordering is bij vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.304,64, bestaande uit € 1.304,64 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd ter zake van het niet toegewezen gedeelte van de vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van verdachtes onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Ten behoeve van de leesbaarheid zullen de schadeposten afzonderlijk van elkaar worden besproken.
Materiële schade
(…)
Met betrekking tot de gevorderde schade onder post 3 (herstelkosten gevelpui en voordeur) overweegt het hof dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken om de verfschade aan de gevelpui en voordeur te herstellen. Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat de geleden schade door de benadeelde partij voldoende is onderbouwd. De onder post 3 gevorderde kosten à € 1.160,00 zullen dan ook geheel worden toegewezen.
(…)
Anders dan de politierechter is het hof van oordeel dat de gevorderde schade met betrekking tot de posten 5 (kosten Aware) en 7 (plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde) voor vergoeding in aanmerking komt. Weliswaar strekken de aanschaf van een alarm- en camerasysteem ertoe soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen en/of in het vervolg aanstonds de politie te kunnen bereiken, maar het hof neemt aan dat de benadeelde partij deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, zodat deze hiervoor een conditio sine qua non vormen. Voornoemde kosten zijn redelijkerwijs toe te rekenen aan en het rechtstreekse gevolg van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte.
(…)
In totaal komen de volgende posten voor vergoeding van materiële schade in aanmerking:
(…)
3. Herstelkosten gevelpui en voordeur (schilderwerk) € 1.160,00
(…)
5. Kosten Aware € 130,00
(…)
7. Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde € 466,90
(…)
Immateriële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 en 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Het hof is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Voorts is het hof van oordeel dat de geleden immateriële schade voldoende is onderbouwd. Het hof begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 1.000,00. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.’
15. Uit de toelichting op het middel blijkt dat het de steller gaat om het ‘ten onrechte en op onjuiste gronden’ toewijzen van de twee genoemde materiële schadeposten: ‘Herstelkosten gevelpui en voordeur (schilderwerk) € 1.160,00’ en ‘Plaatsen camerasysteem bij woning benadeelde € 466,90’. Het eerstgenoemde bedrag is gevorderd in verband met rode verf die op de voordeur en het raamkozijn van de gevelpui terecht is gekomen. De steller van het middel meent dat in eerste en tweede aanleg gemotiveerd is betwist dat € 1.160,00 een billijk bedrag is ter compensatie of herstel. Aangevoerd wordt dat de gehele voorzijde van de woning een jaar eerder nog is geschilderd voor € 500,00. Daarbij zou uit het procesdossier blijken dat slechts één raamstijl met verf is besmeurd en zou een rapport van een onafhankelijk taxateur ontbreken. Uit ’s hofs overweging zou voorts niet blijken dat de benadeelde partij € 1.160,00 aan kosten heeft gemaakt of moeten maken ter herstel van deze schade. En het hof zou hebben nagelaten te reageren op hetgeen door en namens de verdachte op dit punt naar voren is gebracht.
16. In het overzichtsarrest inzake de benadeelde partij (HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793, NJ 2019/379 m.nt. Vellinga) heeft Uw Raad onder meer het volgende overwogen (met weglating van voetnoten):
‘‘Rechtstreekse schade’ (art. 51f, eerste lid, Sv; art. 361, tweede lid aanhef en onder b, Sv)
2.3.1 De benadeelde partij kan in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade voldoende verband bestaat om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden.
Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. (…)
Schade
2.4.1 Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van art. 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. Deze schade kan bestaan uit vermogensschade en, voor zover de wet daarop aanspraak geeft, ander nadeel (art. 6:95, eerste lid, BW).
a) Vermogensschade (art. 6:96 BW)
2.4.2 Vermogensschade kan zowel geleden verlies als gederfde winst omvatten (art. 6:96, eerste lid, BW). Zij bestaat uit de daadwerkelijke verandering die het vermogen van de benadeelde partij door het strafbare feit heeft ondergaan. Uitgangspunt is dus de vergoeding van de concreet geleden schade.
Bij beschadiging of verlies van een zaak kan in veel gevallen worden gekozen voor berekening van de schade uitsluitend aan de hand van de (vervangings)waarde van die zaak in het economisch verkeer (abstracte schadeberekening). Indien het een beschadigde zaak betreft waarvan herstel mogelijk en economisch verantwoord is, zal het geldbedrag waarin de waardevermindering van de zaak kan worden uitgedrukt in het algemeen gelijk zijn aan de – naar objectieve maatstaven berekende – herstelkosten. Indien herstel van de zaak niet meer mogelijk of niet verantwoord is en in geval van zaakverlies, wordt de waarde van de zaak vergoed. Ook in andere, bijzondere gevallen kan – zowel op praktische gronden als om redenen van billijkheid – een uitzondering op voornoemd uitgangspunt van concrete schadeberekening worden aanvaard.
Indien de omvang van de schade niet nauwkeurig kan worden vastgesteld, wordt zij geschat (art. 6:97 BW).
2.4.3 Als vermogensschade komen ingevolge art. 6:96, tweede lid, BW mede voor vergoeding in aanmerking:
a. redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht;
b. redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder ook zijn begrepen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen;
(…)
Beoordeling en beslissing rechter
2.8.1 Voor de toewijsbaarheid van de vordering van de benadeelde partij gelden niet de bewijs(minimum)regels van het Wetboek van Strafvordering maar de regels van stelplicht en bewijslastverdeling in civiele zaken. Overeenkomstig de hoofdregel van art. 150 Rv rust op de benadeelde partij die een vordering instelt in beginsel de last de feiten en omstandigheden te stellen – en in geval van betwisting daarvan bewijs bij te brengen – die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden. In de context van het strafproces heeft die stelplicht in het bijzonder betrekking op de feiten en omstandigheden die niet kunnen worden vastgesteld aan de hand van uit het strafdossier af te leiden gegevens met betrekking tot het aan de verdachte tenlastegelegde strafbare feit, hetgeen in het bijzonder geldt voor feiten en omstandigheden die bepalend zijn voor de aard en omvang van de gevorderde schade.
2.8.2 In het geval de verdachte de vordering van de benadeelde partij betwist zal de rechter aan de hand van de onderbouwing van de stellingen over en weer moeten beoordelen of de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering kunnen leiden in voldoende mate zijn komen vast te staan.
2.8.3 In het geval de verdachte de vordering van de benadeelde partij niet (gemotiveerd) betwist, zal de rechter uitgaan van de juistheid van de daaraan ten grondslag gelegde feiten (vgl. art. 149 Rv) en zal de vordering in de regel worden toegewezen, tenzij de vordering onrechtmatig of ongegrond voorkomt of zich het (…) geval voordoet waarin de rechter door de beperkingen van het strafproces niet verzekerd acht dat beide partijen in voldoende mate in de gelegenheid zijn geweest hun stellingen en onderbouwingen met betrekking tot de toewijsbaarheid genoegzaam naar voren te brengen. In laatstgenoemd geval ligt het in de rede dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is en zij haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Slechts in gevallen waarin de niet-toewijsbaarheid niet volgt uit de beperkingen van het strafproces, de benadeelde partij genoegzaam in de gelegenheid is geweest haar vordering te onderbouwen en de ongegrondheid van die vordering in voldoende mate is komen vast te staan, kan de rechter ervoor kiezen de vordering af te wijzen.
(…)
2.8.6 Art. 361, vierde lid, Sv schrijft voor dat de beslissing op de vordering van de benadeelde partij met redenen is omkleed. De begrijpelijkheid van de beslissingen over de vordering van de benadeelde partij is mede afhankelijk van de wijze waarop (en de stukken waarmee) enerzijds de vordering is onderbouwd en anderzijds daartegen verweer is gevoerd. Naarmate de vordering uitvoeriger en specifieker wordt weersproken, zal de motivering van de toewijzing van de vordering dus meer aandacht vragen.’
17. De benadeelde partij heeft de materiële schade ter zake van ‘herstelkosten gevelpui en voordeur (schilderwerk)’ onderbouwd met een foto van de gevelpui en voordeur en een offerte van ‘ [A] ’. Deze offerte ziet op het schilderen van de gevelpui en voordeur in bestaande kleuren, en bedraagt € 1.160,-. Het hof heeft kennelijk geoordeeld en kunnen oordelen dat de benadeelde partij daarmee feiten en omstandigheden heeft gesteld die kunnen leiden tot toewijzing van dit onderdeel van de vordering. Ik neem daarbij in aanmerking dat het hof ten laste van de verdachte onder meer heeft bewezenverklaard dat hij in de periode van 22 juli 2019 tot en met 2 september 2019 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk de voorgevel van de woning gelegen aan de [a-straat 1] , die aan benadeelde partij toebehoorde, heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt. Het hof heeft deze bewezenverklaring, als gezegd, doen steunen op een opgave van bewijsmiddelen. Het als bewijsmiddel 5 gebruikte proces-verbaal van aangifte van 2 september 2019 houdt onder meer in: ‘Ik zag dat er een rode vloeistof was gespoten op de voorgevel van mijn woning, over een lengte van ongeveer 5 à 6 meter. Ik zag dat mijn gevel, stenen, ramen, deur, camera, huisnummerbordje [a-straat 1] , bel waren ondergespoten (…)”.
18. Het hof heeft voorts kennelijk geoordeeld dat de verdachte de hoogte van dit onderdeel van de vordering niet gemotiveerd heeft betwist. Ook dat oordeel is niet onbegrijpelijk. Ik neem daarbij in aanmerking dat het schilderen van de gevelpui en voordeur noodzakelijk is geworden doordat de verdachte daarop verf heeft aangebracht. Dat brengt mee dat aan het schilderen herstelwerk vooraf dient te gaan. Mede in dat licht brengt de enkele stelling dat de gevelpui en voordeur eerder voor een lager bedrag zouden zijn geschilderd, een stelling die niet met stukken is onderbouwd, niet mee dat de vordering niet voor toewijzing vatbaar is. Het hof heeft voorts kunnen oordelen dat de stelling dat slechts één raamstijl is besmeurd wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Voor zover het middel berust op de gedachte dat een vordering als de onderhavige slechts voor toewijzing vatbaar is indien de schade is beoordeeld door een onafhankelijk taxateur, berust het op een onjuiste rechtsopvatting. Voor toewijzing van de vergoeding is voorts niet vereist dat de kosten reeds zijn gemaakt. Daar komt bij dat het hof uit hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep namens de benadeelde partij is aangevoerd heeft kunnen afleiden dat de gevorderde herstelkosten inmiddels waren gemaakt. Aangevoerd is immers dat ‘er nog steeds verfresten zichtbaar zijn’ en dat de ‘daadwerkelijke herstelkosten’ inmiddels zelfs hoger zijn dan het gevorderde bedrag van € 1.160,00.
19. Inzake de kosten van het plaatsen van een camerasysteem voert de steller van het middel aan dat het gerechtshof deze kosten als rechtstreekse schade heeft aangemerkt ‘middels een constructie “conditio sine qua non”’. Dat is volgens de steller van het middel niet in overeenstemming met wet en rechtspraak.1.
20. Zoals Uw Raad in het overzichtsarrest heeft overwogen, kan een benadeelde partij in het strafproces vergoeding vorderen van de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend.2.Vermogensschade bestaat uit de daadwerkelijke verandering die het vermogen van de benadeelde partij door het strafbare feit heeft ondergaan. Uitgangspunt is de vergoeding van de concreet geleden schade. Als vermogensschade komen mede voor vergoeding in aanmerking ‘redelijke kosten ter voorkoming of beperking van schade die als gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, mocht worden verwacht’. Bij kosten van beveiliging gaat het om kosten die, in de kern, ter voorkoming of beperking van schade als gevolg van toekomstige gebeurtenissen worden gemaakt.
21. Dat kosten van beveiliging in verband met toekomstige gebeurtenissen in het algemeen niet kunnen worden aangemerkt als materiële schade die het gevolg is van een eerdere gebeurtenis, volgt ook uit de wetsgeschiedenis van art. 6:96, tweede lid, BW. In de memorie van antwoord is opgemerkt: ‘Hetgeen boven uiteengezet is, kan geen grond opleveren voor vergoeding van kosten die geheel in het algemeen ter voorkoming van schade zijn gemaakt, zoals de kosten van een alarminstallatie ter voorkoming van diefstal of van een controledienst ter opsporing van overtreders van auteursrechten of van reizigers die zonder geldig plaatsbewijs van een vervoermiddel gebruik maken. Dergelijke kosten kunnen niet alleen moeilijk als een gevolg van de gebeurtenis waarop de aansprakelijkheid berust, worden gezien maar hebben ook niet gestrekt ter voorkoming of ter beperking van de schade die van deze bepaalde gebeurtenis mocht worden verwacht.’3.
22. Kosten die vóór het plegen van een onrechtmatige daad worden gemaakt en strekken ter voorkoming of beperking van mogelijk te lijden schade kunnen echter wel voor vergoeding in aanmerking komen in verband met, zo begrijp ik, deze later gepleegde onrechtmatige daad.4.Uit de vordering van de benadeelde partij, de toelichting op die vordering en de tenlastelegging (en bewezenverklaring) kan naar het mij voorkomt worden afgeleid dat de schade op die basis is gevorderd. De toelichting op de vordering maakt duidelijk dat de benadeelde partij ‘op 7 augustus 2019, ongeveer twee weken na de start van de belaging, een beveiligingscamera (heeft) aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen’. En dat de verdachte ondanks de camera's bleef doorgaan ‘met benadeelde belagen en haar spullen vernielen. Verdachte heeft namelijk begin september de gevel, ruiten en poort van de woning van benadeelde met rode verf besmeurd’. Ook die gedragingen zijn in de onderhavige zaak tenlastegelegd (en bewezenverklaard).
23. Ik wijs er hierbij op dat het door het hof als bewijsmiddel 3 gebruikte proces-verbaal van aangifte van 13 augustus 2019 inhoudt dat [benadeelde] aangifte doet van stalking door de verdachte ‘welk feit plaatsvond vanaf 22 juli 2019 en tot op heden nog steeds voortduurt’. Zij beschrijft in deze aangifte onder meer dat zij op 24 juli 2019 merkte dat er metalen pinnetjes in het slot van de poort en van de voordeur van haar woning zaten, dat er op 2 augustus 2009 verfrommelde sneetjes roggebrood, een leeggespoten bus deodorant en leeggelopen koelelementen in de brievenbus waren gestopt, dat er op 4 augustus 2019 lijm in het slot van de poort zat en dat zij op 7 augustus 2019 zag dat er planten en lampjes in de tuin waren vernield en dat de sloten van de voor-, achter- en schuurdeur en van de poort waren dichtgelijmd.5.De aangifte houdt in dat [benadeelde] op dat moment haar gevoel van veiligheid helemaal kwijt was en dat de verdachte in haar woonomgeving moet zijn geweest terwijl zij lag te slapen. Op 8 augustus 2019 ontving zij een e-mail van de verdachte waarin hij refereert aan het stopgesprek dat hij met de politie heeft gehad en waarin hij onder meer schrijft ‘als dit maar geen staartje krijgt’ en ‘steek je hoofd niet in een wespennest, je weet nooit wat de gevolgen zijn’. Deze uitspraken heeft zij als zeer intimiderend en bedreigend ervaren. Op 9 augustus 2019 heeft [benadeelde] camera’s aan de voor- en achterzijde van haar woning geplaatst. Het als bewijsmiddel 5 gebruikte proces-verbaal van aangifte van 2 september 2019 houdt onder meer in dat [benadeelde] die ochtend zag dat de voorgevel van haar woning beklad was met een rode vloeistof, dat zij camerabewaking heeft aangebracht sinds zij door de verdachte wordt gestalkt en dat zij bij het terugkijken van de beelden zag dat op 2 september 2019 te 00.57 uur een persoon onder een paraplu met een spuitbus op haar woning spoot. De verbalisant heeft de beelden bekeken en zag (eveneens) dat een persoon onder een paraplu op genoemd tijdstip met een spuitbus spoot op de gevel/het raam van de woning.
24. Het hof heeft overwogen dat de aanschaf van een alarm- en camerasysteem ertoe strekte soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen en/of in het vervolg aanstonds de politie te kunnen bereiken. Het hof heeft de gevorderde kosten desalniettemin toegewezen omdat het hof aanneemt dat de benadeelde partij ‘deze kosten heeft gemaakt als gevolg van de bewezen verklaarde feiten, zodat deze hiervoor een conditio sine qua non vormen’. Deze redengeving, bezien in samenhang met de bewezenverklaring en de bewijsmiddelen, bevat naar het mij voorkomt de gronden die de toewijzing van de vordering kunnen dragen. In een en ander ligt besloten dat de kosten zijn gemaakt teneinde later daadwerkelijk gepleegde strafbare feiten te voorkomen, en dat het vereiste causale verband vaststaat.6.Hierbij merk ik op dat het niet nodig is dat komt vast te staan dat de maatregelen ter zake waarvan de kosten zijn gemaakt, inderdaad tot een voorkoming of beperking van schade hebben geleid. Voldoende is dat de kosten tot het bedoelde doel zijn gemaakt en dat zij met het oog op dat doel ‘redelijk’ waren.7.
25. Ik attendeer er nog op dat het in situaties waarin verdere strafbare feiten na het plaatsen van camera’s uitblijven onder omstandigheden denkbaar is kosten van beveiliging aan te merken als kosten ter beperking van immateriële schade. Sieburgh noemt als dergelijke kosten het geval van ‘redelijke kosten voor ontspanning of voor een reis die een door een ongeval gekwetste persoon heeft gemaakt om over de psychische gevolgen van het ongeval heen te komen’.8.Bij belaging kunnen zich verschillende rechtsgronden voordoen om immateriële schadevergoeding toe te kennen.9.En belaging kan tot gevoelens van onveiligheid leiden die door een beveiligingssysteem worden verminderd.10.
26. Het middel faalt.
27. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
28. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑04‑2021
Vgl. meer recent ook HR 2 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:250.
MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 336. Vgl. ook F.F. Langemeijer, Het slachtoffer en het strafproces, 2e druk, Deventer: Kluwer 2010, p. 157-158 en J. Candido (red.), Slachtoffer en de rechtspraak. Handleiding voor de strafrechtspraktijk, 2e druk, 2017, p. 133.
Zie onder meer HR 23 september 1988, ECLI:NL:HR:1988:AD5713, NJ 1989/743 m.nt. J.C. Schultsz en J.H. Nieuwenhuis (Kalimijnen), rov. 3.5.1.
Van laatstgenoemd incident is op 7 augustus 2019 ook afzonderlijk aangifte gedaan (bewijsmiddel 4).
Vgl. ook de conclusie van A-G Knigge (randnummers 30-35) voor HR 31 oktober 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7356 (niet gepubliceerd).
MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 334-335. Vgl. ook Langemeijer, a.w., p. 157 en Candido (red.), a.w., p. 132.
Asser/Sieburgh 6-II, 2017/28a.
Vgl. de conclusie voor HR 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1956, NJ 2021/66 m.nt. Lindenbergh (onder NJ 2021/68).
Vgl. in dit verband HR 21 september 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1533, NJ 1999/801, rov. 3.3. Ik wijs er nog op dat de benadeelde partij ter terechtzitting in eerste aanleg ook heeft verklaard dat zij een camerasysteem heeft aangeschaft om bewijs te kunnen vergaren, en dat uit bewijsmiddel 5 volgt dat de politie de camerabeelden heeft bekeken. Als vermogensschade komen ingevolge art. 6:96, tweede lid, onder b, BW mede voor vergoeding in aanmerking redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, waaronder ook zijn begrepen de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt om het gepleegde strafbare feit aan het licht te brengen (vgl. rov. 2.4.3 van het overzichtsarrest). Daarbij kan worden gedacht aan de kosten van een camerasysteem om (de dader van) strafbare feiten vast te leggen. Vgl. de conclusie van A-G Machielse voor HR 4 april 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV1589 (randnummer 6.6) en de conclusie van A-G Vegter voor HR 23 april 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ8161 (randnummer 3.6).