Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/1116
Overtreding art. 163.2 WVW 1994. OM niet-ontvankelijk in de vervolging op de grond dat een door hoofdagent A mondeling gedane toezegging aan verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij voor het tenlastegelegde niet zou worden vervolgd, zonder A als getuige te horen? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2013/109, m.nt. Schalken, RvdW 2012/712 en NJ 2015/200, m.nt. Verstijlen m.b.t. het opportuniteitsbeginsel, de zeer beperkte ruimte voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing van de vervolgingsbeslissing, de uitzonderlijke gevallen waarin aan het OM toe te rekenen uitlatingen bij verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen hebben gewekt dat hij niet (verder) zal worden vervolgd en de onderzoeksplicht van de rechter i.g.v. een verweer daaromtrent. Hof heeft verweer verworpen zonder blijk te geven van het onderzoek a.b.i. de vooropstellingen of sprake was van de gestelde toezegging door de opsporingsambtenaar, en ook niet overwogen dat — ware die stelling juist — die toezegging niet het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt. Het oordeel van het hof dat het OM ontvankelijk is in de vervolging, is daarom niet toereikend gemotiveerd. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 06-10-2020, ECLI:NL:HR:2020:1563
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
6 oktober 2020
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, J.C.A.M. Claassens, M. Kuijer
- Zaaknummer
19/03869
- Conclusie
A-G mr. D.J.M.W. Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1563, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:735, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑08‑2020
Essentie
Overtreding art. 163.2 WVW 1994. OM niet-ontvankelijk in de vervolging op de grond dat een door hoofdagent A mondeling gedane toezegging aan verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen heeft gewekt dat hij voor het tenlastegelegde niet zou worden vervolgd, zonder A als getuige te horen? HR herhaalt relevante overwegingen uit NJ 2013/109, m.nt. Schalken, RvdW 2012/712 en NJ 2015/200, m.nt. Verstijlen m.b.t. het opportuniteitsbeginsel, de zeer beperkte ruimte voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing van de vervolgingsbeslissing, de uitzonderlijke gevallen waarin aan het OM toe te rekenen uitlatingen bij verdachte het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.