Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/2.4.6
2.4.6 Mondelinge behandeling
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS597562:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie onder meer Mauro Cappelletti (1989) p. 255-257; Star Busmaan-Rutten-Ariëns (1972) p. 240; Dorhout Mees (1946); nthe Grossmann (1935) p. 507; C.W. Star Busmann (1915) p. 163. Hierbij is te bedenken dat in oude tijden procedures altijd schriftelijk verliepen; een belangrijke modernisering in het civiele procesrecht was de versterking van het mondelinge element daarin. Zie hierover C.H. van Rhee (2004); R.R. Verkerk (2010) p. 193 e.v.; R.C. van Caenegem (1971).
Vergelijk hierover paragraaf 4.6.
J.P.A.N. Caroli (1907) p. 33.
A.C. van Schaick (2009) p. 45-47, betwijfelt of een mondelinge behandeling bijdraagt aan de waarheidsvinding. Volgens hem kleven hieraan nadelen, zoals de gevaren van verrassingen, slecht luisteren, een onvoldoende voorbereiding en sfeerverpestende machtsconflicten.
nthe Grossmann (1935) p. 507. Vergelijk ook C.W. Star Busmaan (1915): 'Een mondelinge contradictoire behandeling ter terechtzitting is het beste middel om de waarheid aan den dag te brengen.'
Gerhard Walter (1979) p. 331. Volgens Walter (1979) was de omslag van louter schriftelijke procedures naar procedures met een mondeling element noodzakelijk om de weg vrij te maken voor de vrije bewijswaardering.
R.R. Verkerk (2010) p. 193 e.v. Verkerk noemt als andere belangen bij de persoonlijke verschijning van partijen voor de rechter de mogelijkheid om te onderzoeken of een schikking kan worden getroffen en een bespreking van het verdere verloop van de procedure. Een ander voordeel van een mondelinge behandeling is dat anderen de procedure kunnen volgen, waarmee de openheid van de procedure wordt bevorderd, zie Neil Andrews (2003) p. 124.
Idem Asser-Groen-Vranken, Tzankova (2003) p. 85 en p. 266.
Zie voor een algemene introductie over deze beginselen (waarnaar nog verschillende malen zal worden verwezen) H.B. Krans en C.H. van Rhee (2009) en N.H. Andrews (2009).
Principle 19.1 van de ALI/Unidroit Principles of Transnational Civil Procedure (2004).
Daarnaast kan nog de vraag worden opgeworpen of de comparitie na antwoord in alle opzichten voldoet aan de eisen van een mondelinge behandeling, in die zin dat partijen daar het recht hebben om hun standpunten toe te lichten. Volgens P. Ingelse (2004) p. 56, is dat niet het geval.
In de praktijk blijkt een comparitie na antwoord vaak achterwege te blijven in kantonzaken (anders dan arbeids- of huurzaken).
Idem W.A.7. van Lierop en T. Tanja-van den Broek (2008).
De centrale rol van de mondelinge behandeling in de procedure, de comparitie na antwoord, past in een procesrecht dat is gericht op waarheidsvinding.1 Ook het pleidooi — waar partijen altijd aanspraak op kunnen maken2 — geeft gelegenheid voor een mondelinge behandeling van de zaak. Het papier is geduldig en leent zich bij uitstek voor 'een smakelijk opgedischte fantasie' .3 Schriftelijke stukken kunnen onvolledig zijn, doordat een partij haar procesgemachtigde niet van alle informatie heeft voorzien. De tussenkomst van een procesgemachtigde maakt bovendien dat sprake is van een extra 'schakel' tussen de door een partij gegeven weergave van de feiten en de rechter, wat soms onduidelijkheid in de hand kan werken. Maar ook bij het ontbreken van een procesgemachtigde kan er alle aanleiding zijn om een mondelinge behandeling te gelasten.
Een mondelinge behandeling, het persoonlijk contact tussen rechter en partijen, stelt de rechter in staat door een papieren werkelijkheid heen te prikken en zich rechtstreeks tot een partij te wenden, om een beter zicht te krijgen op de werkelijke gang van zaken.4 Ook de mondelinge behandeling staat zo in de sleutel van de waarheidsvinding;
”Meer in het bijzonder vindt de persoonlijke verschijning van partijen haar grond in de overtuiging, dat zóó de waarheid op de meest betrouwbare wijze kan gevonden worden en wordt terecht in alle zaken ook de mogelijkheid van een mondelinge toelichting geopend."5
En vergelijk ook Gerhard Walter, die onomwonden stelt dat het doel van de mondelinge behandeling waarheidsvinding is;
”Die Miindlichkeit ist somit zwar nicht Selbstzweck, sondern Mittel zo einem Zweck, der Wahrheitsfindung namlich."6
Onder meer vanwege het grote belang van waarheidsvinding is in alle continentale rechtsstelsels sprake van een toenemend belang van de zitting in (een vroeg stadium van) de civiele procedure.7 In feite zou dit moeten betekenen dat de rechter altijd gehouden is een zaak mondeling te behandelen.8 Vergelijk hier ook principle 19 van de ALI/Unidroit-principles,9 waarin partijen het recht op een mondelinge behandeling wordt gegeven;
”(...) parties should have the right to present oral argument on important substantive and procedural issues."10
In het huidige procesrecht vindt echter niet in elke zaak een mondelinge behandeling plaats. Weliswaar bepaalt art. 131 Rv dat de rechter nadat gedaagde voor antwoord heeft geconcludeerd, een verschijning van partijen (een comparitie van partijen)11 beveelt, maar de rechter kan daar ook vanaf zien indien zij meent dat de zaak daarvoor niet geschikt is.12 En in hoger beroep ontbreekt merkwaardig genoeg een vergelijkbare bepaling, zodat daar een groot aantal zaken wordt afgehandeld zonder mondelinge behandeling. Ook in hoger beroep zou een mondelinge behandeling van de zaak echter nuttig zijn en een bijdrage leveren aan de waarheidsvinding.13