Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/13.3.5
13.3.5 De constitutieve aard van de vernietigende appelbeslissing
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377915:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook Snijders, Ynzonides & Meijer 2002, p. 152.
Zie HR 23 januari 1929, NJ 1929, 256, W12038, m.nt. P. Scholten; HR 2 december 1949 (V./W.), NJ 1950, 20. Anders: Van Rossem/Clevering 1972, art. 430 Rv, aant. 4, p. 997.
Waarschijnlijk heeft Ten Kate zijn oordeel, dat de vernietigende appelbeslissing eerst bij het in kracht van gewijsde gaan werking verkreeg, ook op dit constitutief karakter gebaseerd.
Vgl. Frenk & Hartlief 1993. Frenk en Hartlief bepleiten dat ieder constitutief vonnis op zijn eigen merites moet worden beoordeeld en dat daaruit voor de werking van het vonnis een gevolgtrekking gemaakt moet worden. Naar hun oordeel moet het naar huidig recht gehanteerde uitgangspunt met betrekking tot de werking van constitutieve vonnissen worden verlaten.
HR 2 december 1949, NJ 1950, 20(V./W.); zie voorts HR 21 april 1967, NJ 1967, 278(V./W.). Eerder bepaalde de Hoge Raad (HR 23 januari 1929, NJ 1929, 256) dat vonnissen van deze soort 'die nieuwe rechtsverhouding eerst scheppen wanneer zij kracht van gewijsde hebben verkregen'. Het arrest wordt door Scholten in zijn annotatie zeer kritisch besproken. Hij is van een algemene regel met deze strekking geen voorstander, maar wenst deze daarentegen te beperken tot het geval van de scheiding van tafel en bed.
Bij de vergelijking van de situatie in het arrest Staat/B. met die in het arrest Tepea/Wilkes past mijns inziens een kanttekening, omdat tussen beide een niet onbelangrijk verschil bestaat. Het vonnis in de zaak Tepea/Wilkes had namelijk een condemnatoir karakter, zodat reeds op grond daarvan de directe werking van het vonnis kon worden aangenomen. De appelbeslissing waarbij een vonnis in eerste aanleg wordt vernietigd is daarentegen constitutief van aard,1 gezien het feit dat een vernietiging een voor constitutieve uitspraken kenmerkende verandering in rechtstoestand teweegbrengt. Voor constitutieve uitspraken geldt voorts juist niet als hoofdregel dat deze direct werken; als regel geldt daarentegen dat deze uitspraken de nieuwe rechtsverhouding eerst scheppen, wanneer zij kracht van gewijsde hebben verkregen.2 Van deze veronderstelling lijkt ook A-G Ten Kate in zijn conclusie uit te gaan.3
Het constitutief karakter van de vernietigende appelbeslissing behoeft echter niet per se aan directe werking van de vernietiging in de weg te staan.4 De Hoge Raad heeft namelijk voor uitzonderingen op de regel met betrekking tot de werking van constitutieve uitspraken nadrukkelijk ruimte gelaten.5 Naar mijn mening bestaat in het onderhavige geval voor het aannemen van een uitzondering aanleiding, omdat het toekennen van directe werking aan de vernietiging in appel de meest rechtvaardige oplossing biedt. Niet alleen is het regime van de appelrechter afkomstig van een hogere rechter dan de oorspronkelijke beslissing, ook is dit het regime waarin het meest recent de rechtstoestand tussen partijen is vastgesteld. Het is daarom van belang dat de vernietigende appelbeslissing aan het - blijkens de appelbeslissing onhoudbare - regime van de rechter in eerste aanleg zo snel mogelijk een einde maakt.