Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/13.3.4
13.3.4 Het oordeel van Heemskerk
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377905:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Heemskerk doelt hier op het begrip rechtskracht in enge zin: de 'werking' van de uitspraak.
Zie voor nadere beschouwing omtrent de begrippen werking, rechtskracht, kracht en gezag van gewijsde Hugenholtz/Heemskerk 2006, p. 128-130, alsmede Beukers 1991; Gras 1991a en Gras 1991b. Zie voorts Beukers 1994, p. 22 e.v. en Gras 1994, p. 185 e.v.
HR 27 april 1979, NJ 1980, 169(Tepea/Wilkes), m.nt. Heemskerk.
In het betreffende arrest was een partij op straffe van dwangsommen veroordeeld om een ten laste van de wederpartij gelegd beslag op te heffen en werd geoordeeld dat direct met de uitspraak voor de veroordeelde een verplichting was ontstaan om aan het vonnis te voldoen. De betekening van het vonnis bepaalde naar het oordeel van de Hoge Raad slechts het moment waar vanaf het niet voldoen aan de veroordeling verbeurte van dwangsommen meebracht.
Wat de directe werking van de vernietiging betreft onderschrijft Heemskerk in zijn annotatie niet het oordeel van de A-G, maar dat van de Hoge Raad. Heemskerk noemt het arrest 'juist van inhoud en zuiver geformuleerd'. De voorziening gegeven door de rechter in eerste aanleg moet door de vernietiging in appel geacht worden haar werking te hebben verloren, zolang de appelbeslissing zelf niet is vernietigd; de sleutel in deze is volgens Heemskerk gelegen in het onderscheid tussen rechtslcracht1 en executoriale kracht van een vonnis.2 Het instellen van een gewoon rechtsmiddel schorst de executie, niet de rechtskracht, zodat een vonnis zolang het niet is vernietigd zijn gelding tussen partijen behoudt. Uitvoerbaarheid bij voorraad heft de schorsende werking van rechtsmiddelen op, maar heeft niet op de werking van een uitspraak betrekking. Uitvoerbaarheid bij voorraad brengt slechts mee dat een uitspraak ook ten uitvoer kan worden gelegd als daartegen een rechtsmiddel is ingesteld, nu die uitvoerbaarheid bij voorraad op de executoriale kracht ziet. Heemskerk wijst er in dit verband op dat een rechter in eerste aanleg met uitvoerbaarverklaring bij voorraad echter niet de werking van zijn vonnis kan laten voortduren na vernietiging in appel, omdat daarvoor uitgangspunt zou moeten zijn dat de uitvoerbaarheid bij voorraad op de rechtskracht van het vonnis betrekking zou hebben. Uitvoerbaarverklaring bij voorraad is voorts naar het oordeel van Heemskerk niet zozeer een provisioneel vonnis als wel een provisioneel element in een vonnis, dat in geval van vernietiging van een vonnis eveneens teniet wordt gedaan.
Dat een vernietigende uitspraak in appel dadelijk werkt, is ten slotte volgens Heemskerk terug te voeren op de vaststelling van de Hoge Raad in zijn arrest van 27 april 1979, inzake Tepea/Wilkes,3 dat vonnissen in beginsel van rechtswege werken.4