HR 24 mei 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP6581, rov. 2.3.
HR, 15-05-2018, nr. 16/05261
ECLI:NL:HR:2018:711
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
15-05-2018
- Zaaknummer
16/05261
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:711, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 15‑05‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:230
ECLI:NL:PHR:2018:230, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑03‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:711
Beroepschrift, Hoge Raad, 07‑12‑2016
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2018-0205 met annotatie van J.H.J. Verbaan
NJ 2019/175 met annotatie van H.D. Wolswijk
Uitspraak 15‑05‑2018
Inhoudsindicatie
Medeplegen van opzetheling scooter, art. 416.1.a Sr. Blijkens bewijsvoering heeft Hof vastgesteld dat verdachte omstreeks 23:55 uur zittend achterop een door medeverdachte bestuurde scooter is aangehouden, dat opsporingsambtenaar bij die aanhouding zag de kappen ter hoogte van het stuur niet meer aanwezig waren en dat er diverse draden loshingen, dat bij onderzoek aan de scooter is vastgesteld dat het contactslot was verwijderd/verbroken, dat de kap onder de kilometerteller was verwijderd en dat diverse draden loshingen en verbonden waren met elkaar, en dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij had gezien dat het voorkapje van de scooter eraf was en dat hij de losse bedrading had gezien. ’s Hofs op die vaststellingen gebaseerde oordeel dat verdachte t.t.v. het voorhanden krijgen van de scooter bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard - en daarmee "wist" - dat de scooter gestolen was, is niet onbegrijpelijk. CAG: anders.
Partij(en)
15 mei 2018
Strafkamer
nr. S 16/05261
MTI/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 22 juli 2016, nummer 22/002308-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W.J. Vroegindeweij, advocaat te Katwijk, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het tweede middel
2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 maart 2014 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter/bromfiets (merk Piaggio) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter/bromfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15KO-2014048483. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 33 t/m 34):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zondag 9 maart 2014 is door mij de middels internet gedane aangifte, verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 1]
Voornamen: [voornamen betrokkene 1]
Plaats: Pijnacker
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, wat plaats vond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen vrijdag 7 maart 2014 te 20:00 uur en zaterdag 8 maart 2014 te 05:00 uur.
"Scooter is omstreeks 16.30u voor mijn deur neergezet. 18.30u ben ik naar de buurvrouw vertrokken en omstreeks 20.00u is er door enkele buren geconstateerd dat de scooter nog aanwezig was. Toen ik circa 5.00u de volgende ochtend thuis kwam bleek de scooter gestolen te zijn. Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
2. Een proces-verbaal van bijlage goederen d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15KO-2014048483. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 35):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Voertuig: Bromfiets
Merk/type: Piaggio C25
Kleur: Zwart
Kenteken: [AA-00-BB]
Chassisnummer: [001]
3. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15PO-2014048483-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 38 t/m 39):
als de op 11 maart 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
"Ik heb aangifte gedaan van diefstal van mijn snorfiets.
Ik werd vandaag door de politie Pijnacker/Nootdorp gebeld dat mijn gestolen snorfiets was aangetroffen. Ik ben meteen naar het politiebureau Pijnacker/Nootdorp. Ik heb hier op dinsdag 11 maart omstreeks 15:30 uur van de politie een snorfiets gezien. Ik vertel u; dat is mijn weggenomen snorfiets.
Ik herken deze snorfiets als mijn eigendom. Hiervan heb ik op 9 maart 2014 via het internet aangifte gedaan bij de politie."
4. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL1573-2014049401-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 22 t/m 24):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op maandag 10 maart 2014 omstreeks 23:55 uur, hield ik op de locatie Rommesingel, Pijnacker, binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp, als verdachte aan:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] .
Op maandag 10 maart 2014 omstreeks 23.45 uur bevond ik mij in burger en in vrije tijd op de [a-straat 1] te Pijnacker.
(...)
Hierop ben ik richting het raam gelopen en zag dat er tegenover mijn woning een voor mij onbekende zwarte scooter stond. Ik ben om ongeveer 23.00 uur thuis gekomen van mijn werk waarbij ik mijn motorfiets naast mijn woning heb geparkeerd. De scooter stond er toen nog niet. Ik zag plotseling twee jongens geheel in het donker gekleed te voorschijn komen. Ik kreeg de indruk dat zij vanaf de brandgangen van de woningen tegenover mij kwamen. Kennelijk bij het zien aangaan van de verlichting in mijn woning zag ik dat deze twee jongens in de richting keken van mijn woning en op de zwarte scooter stapte. Ik ben via de achtertuin welke uitkomt op het pad direct naast mijn woning gelopen. Op het moment dat ik het pad naast mijn woning opstapte kwam de zwarte scooter mij tegemoet rijden. Ik zag dat de voor mij ambtshalve bekende [betrokkene 2] als bestuurder reed en dat achter op voor mij de ambtshalve bekende [verdachte] zat. Ik heb met luide stem geroepen dat zij moesten stoppen en ben voor de scooter gaan staan. Ik heb vervolgens gezegd dat ik van de politie was.
(...)
Ik zag dat de zwarte scooter voorzien was van een blauwe kentekenplaat voorzien van de combinatie [AA-00-BB]. Bij navraag middels de telefoon met de wachtcommandant van politiebureau Leidschendam/Voorburg bleek dat de scooter als gestolen stond gesignaleerd. Ik zag dat de kappen ter hoogte van het stuur niet meer aanwezig waren en dat er diverse draden loshingen. De scooter is door de collega's veiliggesteld en overgebracht naar het politiebureau Pijnacker/Nootdorp.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15PO-2014049401-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 49):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 11 maart 2014 onderzocht ik de inbeslaggenomen snorfiets.
Uiterlijke schouw:
Ik zag dat het een snorfiets betrof van het merk
Piaggio Zip, kleur zwart en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] . Ik zag dat het contactslot van de Piaggio verwijderd/verbroken was. Ik zag dat de kap onder de kilometerteller verwijderd was en dat er diverse draden los hingen en verbonden waren met elkaar. Ik zag dat de snorfiets voorzien was van het voertuigenidentificatienummer * [001] *. Ik zag dat de kilometerstand 8008,2 kilometer aangaf. Ik zag dat het voertuigenidentificatienummer origineel was.
Deze snorfiets staat op naam van [betrokkene 1] .
In de aanhoudingsprocessen-verbaal van beide aangehouden verdachten staat abusievelijk het verkeerde kenteken vermeld. In de aanhoudingsprocessen-verbaal staat het kenteken [AA-00-BB] vermeld. Dit moet zijn [AA-00-BB] .
6. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2014 van de politie Rotterdam met nr. PL15PO-2014049401-18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 73 t/m 79):
als de op 11 maart 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Wat zag je zelf aan de bromfiets.
A: Ik zag dat het voorkapje eraf was.
V: Wij hebben de bromfiets onderzocht waarop jij zat. Wij zagen dat er een contactslot eruit lag en dat er draden waren verbonden. Wat weet jij daarvan?
A: Ik heb alleen de losse bedrading gezien."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte achterop de scooter heeft gezeten. Op dat moment was duidelijk zichtbaar dat de kappen ter hoogte van het stuur waren verwijderd en dat de bedrading los was. De verdachte heeft dit toentertijd ook waargenomen. De verdachte heeft derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de scooter gestolen was. Door achterop de scooter te gaan zitten heeft hij vervolgens de scooter voorhanden gehad."
2.3.
Blijkens de bewijsvoering heeft het Hof het volgende vastgesteld:
- de verdachte is aangehouden op 10 maart 2014 omstreeks 23.55 uur. Hij zat toen achterop een scooter die werd bestuurd door [betrokkene 2] ,
- de opsporingsambtenaar zag bij die gelegenheid dat de kappen ter hoogte van het stuur niet meer aanwezig waren en dat er diverse draden loshingen,
- bij onderzoek aan de inbeslaggenomen scooter is vastgesteld dat het contactslot was verwijderd/verbroken, dat de kap onder de kilometerteller was verwijderd en dat diverse draden loshingen en verbonden waren met elkaar, en
- de verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij had gezien dat het voorkapje van de scooter eraf was en dat hij de losse bedrading had gezien.
2.4.
Het op die vaststellingen gebaseerde oordeel van het hof dat de verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de scooter bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard - en daarmee "wist" - dat de scooter gestolen was, is niet onbegrijpelijk.
2.5.
Het middel faalt.
3. Beoordeling van het eerste middel
Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma, E.S.G.N.A.I. van de Griend, M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 mei 2018.
Conclusie 20‑03‑2018
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Medeplegen van opzetheling scooter. Geen belang bij klacht dat medeplegen niet uit bewijsmiddelen kan volgen; klacht over opzet gegrond. De AG stelt zich op het standpunt dat de Hoge Raad het arrest van het hof dient te vernietigen.
Nr. 16/05261 Zitting: 20 maart 2018 | Mr. A.E. Harteveld Conclusie inzake: [verdachte] |
Het gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 22 juli 2016, met vernietiging van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 mei 2015, de verdachte ter zake van “medeplegen van opzetheling” veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van dertig uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door vijftien dagen hechtenis.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte en mr. W.J. Vroegindeweij, advocaat te Katwijk, heeft twee middelen van cassatie voorgesteld.
Beide middelen zijn gericht tegen de motivering van de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring, bewijsmotivering en gevoerde verweren
4.1. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 10 maart 2014 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter/bromfiets (merk Piaggio) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter/bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.”
4.2. De bewezenverklaring rust op de volgende bewijsmiddelen:
“1. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15KO-20.14048.483. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 33 t/m 34):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op zondag 9 maart 2014 is door mij de middels internet gedane aangifte, verwerkt tot een proces-verbaal.
De aangever gaf op te zijn:
Achternaam: [betrokkene 1]
Voornamen: [voornamen betrokkene 1]
Plaats: Pijnacker
Hij deed aangifte en verklaarde het volgende over het in de aanhef vermelde incident, wat plaats vond op de locatie genoemd bij plaats delict, tussen vrijdag 7 maart 2014 te 20:00 uur en zaterdag 8 maart 2014 te 05:00 uur.
"Scooter is omstreeks 16.30u voor mijn deur neergezet. 18.30u ben ik naar de buurvrouw vertrokken en omstreeks. 20.00u is er door enkele buren geconstateerd dat de scooter nog aanwezig was. Toen ik circa 5.00u de volgende ochtend thuis kwam bleek de scooter gestolen te zijn. Hierbij werd het goed, zoals genoemd op de bijlage goederen, weggenomen.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit."
2. Een proces-verbaal van bijlage goederen d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15KO-2014048483. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 35):
Als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Voertuig: Bromfiets
Merk/type: Piaggio C25
Kleur: Zwart
Kenteken: [AA-00-BB]
Chassisnummer: [001]
3. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2014; van de politie Haaglanden met nr. PL15PO-2014048483-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 38.. t/m 39) :
als de op 11 maart 2014 afgelegde verklaring van [betrokkene 1] :
"Ik heb aangifte gedaan van diefstal van mijn snorfiets. Ik werd vandaag door de politie Pijnacker/Nootdorp gebeld dat mijn gestolen snorfiets was aangetroffen.
Ik ben meteen naar het politiebureau Pijnacker/Nootdorp.
Ik heb hier op dinsdag 11 maart omstreeks 15:30 uur van de politie een snorfiets gezien. Ik vertel u; dat is mijn weggenomen snorfiets.
Ik herken deze snorfiets als mijn eigendom. Hiervan heb ik op 9 maart 2014 via het internet aangifte gedaan bij de politie."
4. Een proces-verbaal van aanhouding d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL1573-2014049401-7. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 22 t/m 24):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op maandag 10 maart 2014 omstreeks 23:55 uur, hield ik op de locatie Rommesingel, Pijnacker, binnen de gemeente Pijnacker-Nootdorp, als verdachte aan:
[verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] .
Op maandag 10 maart 2014 omstreeks 23.45 uur bevond ik mij in burger en in vrije tijd op de [a-straat 1] te Pijnacker.
(...)
Hierop ben ik richting het raam gelopen en zag dat er tegenover mijn woning een voor mij onbekende zwarte scooter stond. Ik ben om ongeveer 23.00 uur thuis gekomen van mijn werk waarbij ik mijn motorfiets naast mijn woning heb geparkeerd. De scooter stond er toen nog niet.
Ik zag plotseling twee jongens geheel in het donker gekleed te voorschijn komen. Ik kreeg de indruk dat zij vanaf de brandgangen van de woningen tegenover mij kwamen. Kennelijk bij het zien aangaan van de verlichting in mijn woning zag ik dat deze twee jongens in de richting keken van mijn woning en op de zwarte scooter stapte.
Ik ben via de achtertuin welke uitkomt op het pad direct naast mijn woning gelopen. Op het moment dat ik het pad naast mijn woning opstapte kwam de zwarte scooter mij tegemoet rijden. Ik zag dat de voor mij ambtshalve bekende [betrokkene 2] als bestuurder reed en dat achter op voor mij de ambtshalve bekende [verdachte] zat.
Ik heb met luide stem geroepen dat zij moesten stoppen en ben voor de scooter gaan staan. Ik heb vervolgens gezegd dat ik van de politie was.
(...)
Ik zag dat de zwarte scooter voorzien was van een blauwe kentekenplaat voorzien van de combinatie [AA-00-BB] . Bij navraag middels de telefoon met de wachtcommandant van politiebureau Leidschendam/Voorburg bleek dat de scooter als gestolen stond gesignaleerd. Ik zag dat de kappen ter hoogte van het stuur niet meer aanwezig waren en dat er diverse draden loshingen.
De scooter is door de collega's veiliggesteld en overgebracht naar het politiebureau Pijnacker/Nootdorp.
5. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 maart 2014 van de politie Haaglanden met nr. PL15PO-2014049401-16. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven (blz. 49):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
Op 11 maart 2014 onderzocht ik de inbeslaggenomen snorfiets .
Uiterlijke schouw:
Ik zag dat het een snorfiets betrof van het merk Paiggio Zip, kleur zwart en voorzien van het kenteken [AA-00-BB] . Ik zag dat het contactslot van de Piaggio verwijderd/verbroken was. Ik zag dat de kap onder de kilometerteller verwijderd was en dat er diverse draden los hingen en verbonden waren met elkaar. Ik zag dat de snorfiets voorzien was van het voertuigenidentificatienummer * [001] *. Ik zag dat de kilometerstand 8008,2 kilometer aangaf. Ik zag dat het voertuigenidentificatienummer origineel was.
Deze snorfiets staat op naam van [betrokkene 1] .
In de aanhoudingsprocessen-verbaal van beide aangehouden verdachten staat abusievelijk het verkeerde kenteken vermeld. In de aanhoudingsprocessen-verbaal staat het kenteken [AA-00-BB] vermeld. Dit moet zijn [AA-00-BB] .
6. Een proces-verbaal van verhoor d.d. 11 maart 2014 van de politie Rotterdam met nr. PL15PO-2014049401—18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 73 t/m 79):
als de op 11 maart 2014 afgelegde verklaring van de verdachte:
V: Wat zag je zelf aan de bromfiets.
A: Ik zag dat het voorkapje eraf was.
V: Wij hebben de bromfiets onderzocht waarop jij zat. Wij zagen dat er een contactslot eruit lag en dat er draden waren verbonden. Wat weet jij daarvan?
A: Ik heb alleen de. losse bedrading gezien.
Deze bijlage is ondertekend door mr. D.M. Thierry op 5” oktober 2016.”
4.3. Het hof heeft als nadere overweging opgenomen:
“Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem is ten laste gelegd, omdat uit de stukken in het dossier niet kan volgen dat de verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de scooter gestolen was.
Het hof overweegt - overeenkomstig het oordeel van de rechtbank - dienaangaande als volgt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte achterop de scooter heeft gezeten. Op dat moment was duidelijk zichtbaar dat de kappen ter hoogte van het stuur waren verwijderd en dat de bedrading los was. De verdachte heeft dit toentertijd ook waargenomen. De verdachte heeft derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de scooter gestolen was. Door achterop de scooter te gaan zitten heeft hij vervolgens de scooter voorhanden gehad.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.”
4.4. De aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 8 juli 2016 aangehechte pleitnota houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“Onderdeel van de tenlastelegging en bewezenverklaring is medeplegen. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. Er is geen bewijs voor een gezamenlijk plan, een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Voor het delictsbestanddeel tezamen en vereniging ontbreekt dan ook het bewijs. Uit het dossier blijkt ook niet dat [verdachte] een scooter of bromsfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad of overgedragen. Kortom er is geen dan onvoldoende bewijs voor wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde en bewezenverklaarde heling. De vraag van de politie dat hij het moest weten dat het niet klopt, heeft hij beantwoord dat hij daarop niet heeft gelet (p. 77). Uit de verklaringen bij de politie blijkt ook dat de politie met name vragen stelde of er geen sprake was van inbraak of een poging. De verklaring van [betrokkene 2] kan ook niet voor het bewijs van [verdachte] worden gebruikt. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft hij verklaard dat hij niets bijzonders heeft gezien en dat hij niet achterop zat, maar wel achterop zou willen stappen. Kortom ook geen bewijs, dat hij wist of had moeten of vermoeden dat er sprake was van een gestolen scooter. Geen bewijs voor opzetheling en schuldheling. Ik verzoek u dit kader ook rekening te houden met het IQ van 74 van [verdachte] , hetgeen op pagina 74 staat vermeld en dat het donker was.
(…)
Primair wordt verzocht om vrijspraak.”
4.5. Het eerste middel klaagt over het niet responderen door het hof op het verweer dat voor medeplegen het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Kort gezegd is daartoe aangevoerd dat er geen bewijs was voor een gezamenlijk plan, een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering, noch dat de verdachte een scooter/bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad of overgedragen. Dit verweer kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als een standpunt dat duidelijk, door argumenten geschraagd en voorzien van een ondubbelzinnige conclusie ten overstaan van het hof naar voren is gebracht.
4.6. Voor medeplegen is inderdaad vereist dat bewezen wordt dat sprake is van bewuste en nauwe samenwerking.1.Niet vereist is dat door alle medeplegers uitvoeringshandelingen worden verricht, wel dat de samenwerking intensief is, teneinde medeplegen te kunnen onderscheiden van medeplichtigheid.2.De kwalificatie medeplegen is slechts dan gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is.3.Het hof heeft ondanks het door de verdediging gevoerde verweer nagelaten een nadere (bewijs)overweging te wijden aan de mate waarin de bijdrage van de verdachte aan het betreffende delict van voldoende gewicht is geweest, terwijl het medeplegen zonder nadere motivering niet uit de bewijsmiddelen kan volgen. Het hof is aldus afgeweken van het door de verdediging aangevoerde uitdrukkelijk onderbouwde standpunt, zonder in het bijzonder de redenen op te geven die daartoe hebben geleid. Daardoor lijkt de klacht in het middel terecht te zijn geuit. Opmerking verdient echter dat het middel – op zichzelf beschouwd - niet tot cassatie kan leiden, indien de verdachte zélf kan worden aangemerkt als degene die de bromfiets voorhanden heeft gehad, hetgeen hier het geval is. Aan het voorhanden hebben van de scooter door de verdachte zelf heeft het hof in een nadere bewijsoverweging ook nog expliciet aandacht besteed, door op niet onbegrijpelijke wijze te overwegen dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte achterop de scooter heeft gezeten, hetgeen volgens de Hoge Raad als “voorhanden hebben” kan worden aangemerkt.4.Het – ten onrechte - bewezenverklaarde medeplegen heeft op dit punt dus geen toegevoegde waarde – er is (ook) geen sprake van strafverzwaring indien er sprake is van het ‘tezamen en in vereniging’ begaan van het misdrijf. Enig wezenlijk belang bij cassatie op dit punt is dus niet aanwezig.5.Echter, voor de ‘eigenstandige’ rol als pleger van het delict is ook opzet vereist. Daarover handelt het volgende middel.
5. Het tweede middel klaagt over de verwerping van het verweer dat voor opzetheling het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Kort gezegd stelt het verweer dat de verdachte geen weet had van het feit dat het een gestolen scooter betrof. De delictsomschrijving van opzetheling vereist inderdaad opzet in de vorm van wetenschap, in die zin dat de verdachte ten tijde van het verwerven, voorhanden krijgen of het overdragen van het goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Voorwaardelijk opzet is daartoe toereikend.6.De nadere bewijsoverweging van het hof besteedt weliswaar aandacht aan de waarneming van verdachte dat de kappen ter hoogte van het stuur van de scooter waren verwijderd en dat de bedrading los was. Dat lijkt mij echter niet toereikend om de bewuste aanvaarding van de aanmerkelijke kans dat het een gestolen scooter betrof op te baseren. De verdachte kan immers ook gedacht hebben dat de medeverdachte de scooter aan het repareren was o.i.d. Dat tendeert dan meer naar schuldheling, maar de voor opzetheling vereiste bewustheid volgt daaruit niet zonder meer.
5.1. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
6. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
7. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑03‑2018
HR 6 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO9905, rov. 3.4.
HR 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, rov. 3.2.1; HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:716, rov. 3.2.2.
HR 21 maart 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD1754, rov. 4.4.
Vgl. HR 10 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3259, ook genoemd in het tweede overzichtsarrest inzake art. 80a RO, HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005.
HR 19 januari 1993, ECLI:NL:HR:1993:AD1812, NJ 1993/491 m.nt. Th.W. van Veen.
Beroepschrift 07‑12‑2016
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
Te Den Haag
Geeft eerbiedig te kennen:
De heer [verdachte], geboren op [geboortedatum] 1994, wonende te [postcode] [woonplaats] aan [adres]; Requirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het Gerechtshof Den Haag, uitgesproken op 22 juli 2016 (Rolnr. Hof 22-002308-15 en kenmerk Hoge Raad S16/05261), draagt de volgende middelen van cassatie aan:
Middel I
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid met zich meebrengt, nu het Gerechtshof ten aanzien van het bewezenverklaarde één of meerdere door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dat voor medeplegen het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, heeft verworpen, terwijl die verwerping niet of niet voldoende is gemotiveerd, althans de motivering van die verwerping die verwerping niet dragen kan, althans die motivering niet strekt tot bewezenverklaring. Het arrest van het hof is dan ook onvoldoende gemotiveerd althans het verweer is onjuist gemotiveerd verworpen. Het arrest van het hof is niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
Toelichting
De kern van dit middel is dat het bewezenverklaarde ‘medeplegen’ niet uit de gebezigde bewijsmiddelen kan volgen. In appel heeft de raadsman van verdachte aangevoerd, dat voor medeplegen het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. Er is immers geen bewijs voor een gezamenlijk plan, een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Uit het dossier blijkt ook niet dat de heer [verdachte] een scooter en bromfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad of overgedragen. Tijdens de zitting van 8 juli 2015) heeft de raadsman van verdachte onder meer aangevoerd (zie pleitnotitie): ‘Onderdeel van de tenlastelegging en bewezenverklaring is medeplegen. Hiervoor ontbreekt het wettig en overtuigend bewijs. Er is geen bewijs voor een gezamenlijk plan, een bewuste samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Voor het delictsbestanddeel tezamen en vereniging ontbreekt dan ook het bewijs. Uit het dossier blijkt ook niet dat De heer [verdachte] een scooter of bromsfiets heeft verworven, voorhanden heeft gehad of overgedragen. Kortom er is geen dan onvoldoende bewijs voor wettig en overtuigend bewijs voor de tenlastegelegde en bewezenverklaarde heling. De vraag van de politie dat hij het moest weten dat het niet klopt, heeft hij beantwoord dat hij daarop niet heeft gelet (p. 77). Ook heeft hij bij de politie verklaard, dat eigenlijk alleen de andere verdachte in eerste instantie was aangehouden (p. 77). Uit de verklaringen bij de politie blijkt ook dat de politie met name vragen stelde of er geen sprake was van inbraak of een poging. De verklaring van de heer [betrokkene 2] kan ook niet voor het bewijs van de heer [verdachte] worden gebruikt. Tijdens de zitting bij de rechtbank heeft hij verklaard dat hij niets bijzonders heeft gezien en dat hij niet achterop zat, maar wel achterop zou willen stappen. Kortom ook geen bewijs, dat hij wist of had moeten of vermoeden dat er sprake was van een gestolen scooter. Geen bewijs voor de opzetheling en schuldheling. Ik verzoek u dit kader ook rekening te houden met het IQ van 74 van de heer [verdachte], hetgeen op pagina 74 staat vermeld en dat het donker was.’
Het hof heeft het verweer verworpen vanwege de stelling, dat de heer [verdachte] ‘achterop de scooter heeft gezeten. Op dat moment was duidelijk zichtbaar dat de happen ter hoogte van het stuur waren verwijderd en dat de bedrading los was. De verdachte heeft dit toentertijd ook waargenomen en derhalve bewust de aanmerkelijke kans aanvaard heeft dat de scooter gestolen was. Door achterop de scooter te gaan zitten heeft hij vervolgens de scooter voorhanden gehad.’
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de heer [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij op 10 maart 2014 te Pijnacker, gemeente Pijnacker-Nootdorp, tezamen en in vereniging met een ander, een scooter/bromfiets (merk Piaggo) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededader ten tijde van het voorhanden krijgen van die scooter/bromfiets wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Het bewezen verklaarde levert volgens het hof medeplegen van opzetheling op.
Bij medeplegen gaat het erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict (vgl. HR. 2 december 2014, NJ 2015/390): ‘Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde (intellectuele en/of materiële) bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.’
In dit geval heeft het hof bewezen verklaard dat de heer [verdachte] achterop de scooter heeft gezeten. De heer [betrokkene 2] zat voorop de scooter. De scooter was, zo blijkt uit de bewijsvoering, kennelijk door een misbruik verkregen. Echter, er is niet gebleken dat [verdachte] deze scooter door een misbruik zou hebben verkregen. In casu zou dus uit het enkele feit dat [verdachte] achterop een scooter zat die door enig misdrijf zou zijn verkregen, moeten volgen dat er sprake was van medeplegen van opzetheling door [verdachte]. Uit de hiervoor geciteerde jurisprudentie vloeit voort dat er voor het aannemen van medeplegen sprake dient te zijn van nauwe en bewuste samenwerking. Een en ander dient te volgen uit een voldoende gewichtige (intellectuele en/of materiële) bijdrage aan het delict door de verdacht, in dit geval [verdachte]. In casu is hiervan geen sprake althans dit blijkt niet uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen. Wellicht ten overvloede blijkt uit hetgeen bewezen is verklaard enkel dat [verdachte] achterop (als bijrijder) op een gestolen scooter (mee)reed. De Hoge Raad zoekt (bij eerdere rechtspraak) in dit verband ook aansluiting bij het stelsel van de wet, meer specifiek naar het ‘in vereniging plegen’ ex 141 lid 1 Sr.1. In dat geval dient er sprake te zijn van ‘een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld’.2. In casu heeft [verdachte] geen enkele bijdrage geleverd aan opzetheling, gezien het door hof enkel aannemen van meerijden op de scooter, hetgeen niet kan bijdragen aan het wettig bewijs en het voldoen aan de bestanddelen van artikel 416 lid 1a Sr. Geenszins kan uit hetgeen in de onderhavige kwestie bewezen is verklaard volgen dat [verdachte] bewust en nauw heeft samengewerkt met de bestuurder en houder van de scooter, in casu de heer [betrokkene 2]. Uit de jurisprudentie blijkt weliswaar dat het hof bij medeplegen niet altijd vaststelt wie de bestuurder van het voertuig is geweest. Maar dat is alleen wanneer voldoende vaststaat dat verdachten voldoende nauw en bewust met elkaar hebben samengewerkt, alleen dan lijkt het hof van oordeel dat het betrekkelijk onverschillig is wie er achter het stuur heeft gezeten (vgl. HR 24 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:961).
Kortom: deze door het hof in aanmerking genomen feiten en omstandigheden zijn onvoldoende om te kunnen aannemen dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de bewezenverklaring van opzetheling Ook uit de bewijsmiddelen kan niet een bijdrage van de heer [verdachte] volgen die als een ‘intellectuele of materiële bijdrage’ van voldoende gewicht aan het delict kan worden aangemerkt. Althans, het hof heeft niet (deugdelijk) gemotiveerd waarom er sprake zou zijn van medeplegen.
Middel II
Het recht is geschonden en/of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid met zich meebrengt, nu het Gerechtshof ten aanzien van het bewezenverklaarde één of meerdere door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt, dat voor opzetheling het wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, heeft verworpen, terwijl die verwerping niet of niet voldoende is gemotiveerd, althans de motivering van die verwerping die verwerping niet dragen kan. Het arrest van het hof is dan ook onvoldoende gemotiveerd althans het verweer is onjuist gemotiveerd verworpen. Het arrest van het hof is niet naar de eis van de wet met redenen
Toelichting
Dit middel richt zich met name tegen de aanname van het hof strekkende tot de bewezenverklaring van het schuldbestandsdeel/opzet van de wetenschap van artikel 416 Sr (terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van het goed dan wel het vestigen van het recht wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof).
In casu dient aan de hand van de omstandigheden te worden bepaald of er sprake was van (voorwaardelijke) opzet en dus ook wetenschap. Meer specifiek dient uit de omstandigheden te worden opgemaakt dat [verdachte] de aanmerkelijk kans heeft aanvaard dat het goed door een misdrijf is verkregen. In dit kader is ook het IQ van de heer [verdachte] van belang.
Op het moment dat de verbalisant die [verdachte] en [betrokkene 2] op 10 maart 2014 staande hield, was het 23:45 uur. Uit het op 11 maart 2014 afgenomen verhoor met [verdachte] blijkt enkel dat hij zag dat de kap van de scooter verwijderd was en dat er losse bedrading te zien was. Dat er niet meer specifiek te zien was dat een en ander zou moeten duiden op een misdrijf, laat zich ook verklaren door het late tijdstip en de daarmee samenvallende duisternis (23:45 uur in maart).
Uit de verwijderde kappen volgt niet logischerwijze dat de scooter is gestolen, nu het niet ongebruikelijk is om zonder kappen rond te rijden wanneer de kappen (bijvoorbeeld) worden geverfd of zijn beschadigd na valpartij etc. Ook uit losse bedrading volgt niet direct dat de scooter is gestolen. De bedrading is — na het verwijderden van de kappen — goed zichtbaar. Zo heeft de stuurschakelaar een rode, een bruine, een witte, een gele, een zwarte en een grijze draad; de kroonsteen een gele en een zwarte draad; de stoplichtschakelaar een grijze en een groen-rode draad. Maar door de wirwar van draden is het niet goed zichtbaar of de draden los zitten en dat er gesjoemeld is met de scooter, laat staan dat de scooter gestolen is. In dat kader heeft de raadsman van verdachte eveneens aangevoerd dat het donker was.
Hieruit blijkt dan ook niet zijn aanwezigheid op (een) belangrijk(e) moment(en) dan wel dat de heer [verdachte] de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de scooter gestolen was. Ook heeft het hof het verweer met betrekking tot het onbreken van wetenschap (dan wel het redelijkerwijs moeten vermoeden) dat het IQ van de heer [verdachte] van belang kan zijn niet of onvoldoende gemotiveerd verworpen. Het arrest van het hof is dan ook onvoldoende gemotiveerd althans het verweer is onjuist gemotiveerd verworpen.Het arrest van het hof is niet naar de eis van de wet met redenen omkleed.
Ook uit het enkel aannemen dat de heer [verdachte] achterop de scooter zou hebben gezeten, kan niet zonder meer worden afgeleid dat sprake is van medeplegen van opzetheling; nu
- i)
verwijderde kappen en losse bedrading niet direct duidt op een gestolen scooter, en
- ii)
uit het achterop zitten geen nauwe en bewuste samenwerking blijkt, terwijl
- iii)
bij de beoordeling het IQ van [verdachte] van belang is.
Dit schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. W.J. Vroegindeweij, advocaat te (2225 AT) Katwijk aldaar kantoor houdende aan Burgersdijkstraat 7, die verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door requirant van cassatie.
Katwijk, 27 december 2016
W.J. Vroegindeweij
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 07‑12‑2016
HR 2 december 2014, NbSr 2015/24 (m.nt. Nan), r.o. 3.2.1.
Bijvoorbeeld: HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR: 2013:132, NJ 2013, 407, NbSr 2013, 278.