Noyon-Langemeijer-Remmelink, Het Wetboek van Strafrecht, art. 81, aant. 6 (suppl. 137, november 2006).
HR, 03-02-2015, nr. 13/03063
ECLI:NL:HR:2015:207, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-02-2015
- Zaaknummer
13/03063
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:207, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑02‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:39, Contrair
ECLI:NL:PHR:2015:39, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑01‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:207, Contrair
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑11‑2013
- Wetingang
- Vindplaatsen
NJ 2015/245 met annotatie van J.M. Reijntjes
SR-Updates.nl 2015-0087
NbSr 2015/77
Uitspraak 03‑02‑2015
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklacht bedreiging met geweld. 2.Innerlijke tegenstrijdigheid bewijsmiddelen. Nu de gestelde tegenstrijdigheden aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring niet in de weg staan is de klacht tevergeefs voorgesteld. 3. Uos. Hetgeen door de verdediging ter toelichting is aangevoerd, heeft het Hof kennelijk aldus opgevat dat het slechts betrekking heeft op de door de rechter overeenkomstig art. 338 Sv te bekomen overtuiging dat het tlgd. feit door verdachte is gepleegd. Geen rechtsregel gebiedt de rechter te motiveren op grond waarvan hij die overtuiging heeft bekomen. Het Hof heeft het betoog niet behoeven op te vatten als een uos i.d.z.v. art. 359.2 Sv.
Partij(en)
3 februari 2015
Strafkamer
nr. S 13/03063
EC/DAZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 31 januari 2013, nummer 22/004738-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2 Bewezenverklaring en bewijsvoering
2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan Pizza [A] en/of [betrokkene] en/of [slachtoffer], welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen "geef mij je geld".
en
hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van pizzabezorger [slachtoffer]) heeft weggenomen pizza's en pakjes sigaretten, toebehorende aan Pizza [A] en/of [betrokkene], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen "geef mij je geld"."
2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2013 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Ik was in het bezit van een Opel Omega.
Mijn roepnaam is [verdachte].
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 50 ev):
als de op 14 december 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Ik ben namens Pizza [A] te Delft gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen 19 november 2009 te 21.30 uur en 22.00 uur werd op de Bilderdijkhof te Delft een straatroof gepleegd. Ik ben eigenaar van Pizza [A] te Delft. Ik doe tevens aangifte namens mijn medewerker [slachtoffer].
Op 19 november 2009 omstreeks 21.30 uur kwam ik op de zaak. Ik hoorde van een van mijn medewerkers dat er nog een bestelling was van 5 pizza's en 2 pakjes Marlboro op de Willem Bilderdijkhof. Ik weet dat er een nummer was doorgegeven, maar dat het nummer niet bestond. Ik weet dat we anoniem gebeld werden om de bestelling door te geven. Het telefoonnummer wat was opgegeven was niet in gebruik.
Omstreeks 22.00 uur werd ik in paniek gebeld door [slachtoffer]. Hij was beroofd. In de portemonnee zat een bedrag van 250 a 300 euro. Verder zijn er 2 pakjes sigaretten a 4,60 euro weggenomen en 5 pizza's ter waarde van 40 euro.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 56):
als de op 28 december 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Ik weet voor 100 procent zeker dat het op een donderdag is gebeurd. Ik denk dat het dan 12 november 2009 is geweest.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 58 ev):
als de op 15 december 2009 afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben werkzaam als bezorger bij Pizza [A] te Delft.
Ik ging de laatste bestelling bezorgen. Ik kreeg te horen dat dit een bestelling was van vijf pizza's en 2 pakjes sigaretten op de Willem Bilderdijkhof.
Ik ben op mijn bromfiets naar de Willem Bilderdijkhof gereden. Ik zag dat het nummer zich niet op de flat bevond. Ik heb geprobeerd het nummer te bellen. Ik hoorde toen dat dit nummer niet in bereik was. Vanaf achteren naderden 3 jongens. Ik zag dat twee jongens hun gezicht bedekt hadden en 1 jongen was hiervan goed zichtbaar. Dader 1 zei op zeer agressieve wijze "Geef mij je geld". Ik heb daarna mijn portemonnee afgegeven aan dader 1. Ik zag dat hij de box van mijn bromfiets opende en daar de bestelling uithaalde. Dit waren vijf pizza's en twee pakjes sigaretten. In de portemonnee zat ongeveer 250 euro. Dader 1 zei: "Hou je bek of ik doe je wat teringlijder". Ik heb later samen met [betrokkene] op internet de site Hyves bekeken en ik zag een foto. Ik herkende de jongen voor 100 procent. Ik hoorde van [betrokkene] dat de jongen [medeverdachte 1] heet.
5. Een proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 2 maart 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-12. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 88 ev):
als de op 2 maart 2010 afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Op 12 november 2009 had ik afgesproken met [medeverdachte 2]. [medeverdachte 3] was bij [medeverdachte 2] thuis. Begin van de avond kwam [medeverdachte 4]. We bedachten een plan om een pizza en sigaretten te bestellen bij een pizzatent. Vervolgens zouden we de pizzakoerier opwachten en beroven van zijn geld en sigaretten. Het plan was om de pizzakoerier op een vals adres te laten bezorgen aan de Willem Bilderdijkhof te Delft. Ik hoorde dat [medeverdachte 4] pizza [A] belde. Hij bestelde pizza's en twee pakjes sigaretten. Omstreeks 21.00 uur kwam een andere jongen die ik ken als [verdachte] naar de flat van [medeverdachte 2]. [verdachte] had een personenauto van het merk Opel Omega 2.0 16v. We zijn allen in de auto gaan zitten. [verdachte] vertelde dat hij wel zou bellen naar pizza [A] om extra pizza's te bestellen.
Op een gegeven moment kwam de pizzakoerier aanrijden. Hij reed vlak langs mij en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] droeg een capuchon over zijn hoofd. De pizzakoerier reed verder en we zijn in de auto van [verdachte] gaan zitten. De pizzakoerier kwam weer aanrijden en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stapten uit de auto en kwamen als eerste bij de pizzakoerier. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] iets later uitstapten en ook naar de pizzakoerier liepen. [verdachte] ging weer achter het stuur zitten en de rest achterin. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hielden een aantal pizzadozen vast. Zij hadden ieder een pakje sigaretten. In Rotterdam parkeerde [verdachte] de auto. Ik zag dat de jongens een aantal bankbiljetten van 10 euro in hun hand hielden, in totaal wel 200 euro. We zijn in Rotterdam naar het casino gegaan. Ik kreeg van [verdachte] geld.
6. Een proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 10 maart 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-18. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 168 ev):
als de op 10 maart 2010 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Op een donderdag, u zegt 12 november 2009 dat is goed mogelijk, was ik thuis aan de [a-straat] te [plaats]. Daar waren ook een aantal vrienden van mij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] of [medeverdachte 4] belde naar Pizza [A]. We zouden de bezorger overvallen. Later kwam [verdachte] met een Opel Omega. Hij had honger en we hebben weer naar Pizza [A] gebeld om een nabestelling te doen. De pizza's zouden komen aan de Willem Bilderdijkhof te Delft op een verzonnen nummer. Wij besloten in de auto te wachten. Wij zagen de pizzakoerier voorbijrijden. [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] beroofden de pizzakoerier van pizza's en grote portemonnee. We zijn daarna naar Rotterdam gereden."
3. Beoordeling van het tweede middel
3.1.
Het middel richt zich tegen de motivering van de bewezenverklaring ten aanzien van de "bedreiging met geweld".
3.2.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met geweld is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld jegens hem zou worden uitgeoefend (vgl. HR 7 juni 2005,ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
3.3.
Uit de vaststellingen van het Hof valt af te leiden
- dat het slachtoffer, een pizzakoerier met door de daders bestelde pizza's, 's avonds naar een adres met een niet bestaand huisnummer is gelokt,
- dat de daders hem aldaar op straat met een paar man hebben opgewacht,
- dat twee van hen hun gelaat hadden bedekt en dus kennelijk niet herkend wilden worden,
- dat zij hem op agressieve wijze zeiden dat hij geld moest geven.
3.4. '
s Hofs oordeel dat aldus sprake is van bedreiging met geweld in de zin als hiervoor bedoeld, is ook zonder nadere motivering niet onbegrijpelijk. De bewezenverklaring is dan ook naar de eis der wet met redenen omkleed.
3.5.
Het middel faalt.
4. Beoordeling van het derde middel
4.1.
Het middel bevat in de eerste plaats de klacht dat de bewezenverklaring ontoereikend is gemotiveerd op de grond dat de inhoud van de bewijsmiddelen onder 4, 5 en 6 innerlijk tegenstrijdig is wat betreft de bij de uitvoering betrokken personen.
4.2.
De innerlijke tegenstrijdigheden waar in de klacht op wordt gedoeld, betreffen het aantal personen dat actief bij de beroving van het slachtoffer betrokken was en het daderschap van [medeverdachte 1]. Aan het daderschap van de verdachte, die de roepnaam [verdachte] droeg (bewijsmiddel 1) en wiens betrokkenheid uit de bewijsmiddelen 5 en 6 blijkt, doen die tegenstrijdigheden evenwel niets af, terwijl uit die bewijsvoering eveneens blijkt dat de beroving tezamen en in vereniging met anderen is gepleegd. Aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring staan de gestelde tegenstrijdigheden dan ook niet in de weg, zodat de klacht tevergeefs is voorgesteld.
4.3.
In de tweede plaats bevat het middel de klacht dat het Hof, door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] tot het bewijs te bezigen, in strijd met art. 359, tweede lid tweede volzin, Sv heeft verzuimd in het bijzonder de redenen op te geven waarom het is afgeweken van een door de verdediging naar voren gebracht uitdrukkelijk onderbouwd standpunt inzake de betrouwbaarheid van die verklaringen.
4.4.
Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2013 gehechte pleitnotities heeft de raadsman van de verdachte aldaar het volgende aangevoerd:
"Cliënt dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van overtuigend bewijs.
Wanneer u cliënt wilt veroordelen, kan dat. Wettig bewijs is er voldoende.
Wanneer u door zijn strafblad of door zijn verklaring tegenover de politie van 20 april 20101 of welke andere reden dan ook ervan overtuigd bent dat hij schuldig is, kunt u de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor het bewijs gebruiken.
Wanneer de overtuiging van zijn schuld en de wil om te veroordelen niet op voorhand aanwezig zijn, denk ik dat geen andere uitkomst dan vrijspraak mogelijk is. Door de beschikbare bewijsmiddelen kunt u niet overtuigd raken. En dat is wel wat art. 338 Sv eist.Ik licht dat toe.(...)
Medeverdachte [medeverdachte 1] verklaart eerst dat de beroving gepleegd is door [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2]. Later verklaart hij dat [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] het eerst bij de pizzakoerier aankwamen en dat [medeverdachte 2] en cliënt later uitstapten en naar de pizzakoerier liepen. Eerst 2 en daarna 4 man dus. (...)
Medeverdachte [medeverdachte 2] verklaart eerst dat cliënt, [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] de pizzakoerier beroofden terwijl hijzelf vanaf een afstandje toekeek en [medeverdachte 1] in de auto zat. Vervolgens verklaart hij echter dat [medeverdachte 1], [medeverdachte 3], cliënt en [medeverdachte 4] de beroving hebben gepleegd. Zelf stond hij toen aam de andere kant van het Plein. Eerst 3 en daarna 4 man dus. (...)
De verdediging acht [slachtoffer] als getuige betrouwbaarder dan [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij elkaar. En [slachtoffer] belast cliënt op geen enkele manier.
Medeverdachte [medeverdachte 3] verklaart bij de R-C dat [medeverdachte 1] tegen de koerier zei: "geef me je geld". Hij verklaart ook dat hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] bij de pizzakoerier stond.
Zowel over de rol van [medeverdachte 1] als over het aantal betrokkenen ondersteunt de verklaring van [medeverdachte 3] die van [slachtoffer]. Aangezien [medeverdachte 3] met deze verklaring ook zichzelf belast, heeft hij geen reden te liegen.
Volgens [medeverdachte 3] verklaren [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] belastend over cliënt omdat [medeverdachte 1] ruzie heeft met cliënt.
De raadsvrouw van cliënt heeft in eerste aanleg aangegeven dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] alle gelegenheid hebben gehad hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Datzij dit werkelijk gedaan hebben, is heel aannemelijk.
Beiden verklaren aanvankelijk immers dat [medeverdachte 1] in de auto bleef zitten, iets waarvan we inmiddels weten dat het onzin is. Dat [medeverdachte 2] dit verklaart zonder voorafgaand overleg met [medeverdachte 1] is erg onwaarschijnlijk. Hoe zou hij immers moetenweten dat [medeverdachte 1] dit verklaard heeft als hij hem daarover niet gesproken heeft? Hij heeft het in ieder geval niet waargenomen.
Volgens [medeverdachte 3] was cliënt er die avond helemaal niet bij. Niet toen de beroving plaatsvond en niet later op de avond.
Cliënt zelf weet echt niet meer wat hij op de avond van 12 november 2009 heeft gedaan. Hij geeft wel aan in de betreffende periode regelmatig omgang gehad te hebben met de medeverdachten. Van beroving van een pizzakoerier weet hij echter niets.
Afgezien van de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is er niets waaruit ook maar enige betrokkenheid van cliënt kan worden afgeleid. Gelet op hetgeen hiervoor over deze verklaringen is opgemerkt, dient cliënt te worden vrijgesproken. (...)"
4.5.
Hetgeen door de verdediging ter toelichting is aangevoerd, heeft het Hof kennelijk aldus opgevat dat het slechts betrekking heeft op de door de rechter overeenkomstig art. 338 Sv te bekomen overtuiging dat het tenlastegelegde feit door de verdachte is gepleegd. Geen rechtsregel gebiedt de rechter te motiveren op grond waarvan hij die overtuiging heeft bekomen. Het Hof heeft dat betoog dan ook niet behoeven op te vatten als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359, tweede lid, Sv.
4.6.
Het middel faalt in beide onderdelen.
5. Beoordeling van de overige middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
6. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 februari 2015.
Conclusie 06‑01‑2015
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklacht bedreiging met geweld. 2.Innerlijke tegenstrijdigheid bewijsmiddelen. Nu de gestelde tegenstrijdigheden aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring niet in de weg staan is de klacht tevergeefs voorgesteld. 3. Uos. Hetgeen door de verdediging ter toelichting is aangevoerd, heeft het Hof kennelijk aldus opgevat dat het slechts betrekking heeft op de door de rechter overeenkomstig art. 338 Sv te bekomen overtuiging dat het tlgd. feit door verdachte is gepleegd. Geen rechtsregel gebiedt de rechter te motiveren op grond waarvan hij die overtuiging heeft bekomen. Het Hof heeft het betoog niet behoeven op te vatten als een uos i.d.z.v. art. 359.2 Sv.
Nr. 13/03063 Zitting: 6 januari 2015 | Mr. Vellinga Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Verdachte is door het Gerechtshof te Den Haag wegens “afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
2. Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 13/03063 en 13/03065. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
3. Namens verdachte heeft mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag, vier middelen van cassatie voorgesteld.
4. Het Hof heeft ten laste van verdachte bewezenverklaard dat:
“hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met inhoud, toebehorende aan Pizza [A] en/of [betrokkene] en/of [slachtoffer], welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen “geef mij je geld”;
en
hij op 12 november 2009 te Delft tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening (uit de box van de bromfiets van pizzabezorger [slachtoffer]) heeft weggenomen pizzas en pakjes sigaretten, toebehorende aan Pizza [A] en/of [betrokkene] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen “geef mij je geld”.
5. Deze bewezenverklaring berust op de volgende bewijsmiddelen:
“1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 17 januari 2013 verklaard - zakelijk weergegeven-:
Ik was in het bezit van een Opel Omega.
Mijn roepnaam is [verdachte].
2. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 14 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 50 ev):
als de op 14 december 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Ik ben namens Pizza [A] te Delft gerechtigd tot het doen van aangifte. Tussen 19 november 2009 te 21.30 uur en 22.00 uur werd op de Bilderdijkhof te Delft een straatroof gepleegd.
Ik ben eigenaar van Pizza [A] te Delft. Ik doe tevens aangifte namens mijn medewerker [slachtoffer].
Op 19 november 2009 omstreeks 21.30 uur kwam ik op de zaak. Ik hoorde van een van mijn medewerkers dat er nog een bestelling was van 5 pizza's en 2 pakjes Marlboro op de Willem Bilderdijkhof. Ik weet dat er een nummer was doorgegeven, maar dat het nummer niet bestond. Ik weet dat we anoniem gebeld werden om de bestelling door te geven. Het telefoonnummer wat was opgegeven was niet in gebruik.
Omstreeks 22.00 uur werd ik in paniek gebeld door [slachtoffer]. Hij was beroofd. In de portemonnee zat een bedrag van 250 a 300 euro. Verder zijn er 2 pakjes sigaretten a 4,60 euro weggenomen en 5 pizza's ter waarde van 40 euro.
3. Een proces-verbaal van aangifte d.d. 28 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-5. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 56):
als de op 28 december 2009 afgelegde verklaring van [betrokkene]:
Ik weet voor 100 procent zeker dat het op een donderdag is gebeurd. Ik denk dat het dan 12 november 2009 is geweest.
4. Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 15 december 2009 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-2. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 58 ev):
als de op 15 december 2009 afgelegde verklaring van [slachtoffer]:
Ik ben werkzaam als bezorger bij Pizza [A] te Delft.
Ik ging de laatste bestelling bezorgen Ik kreeg te horen dat dit een bestelling was van vijf pizza's en 2 pakjes sigaretten op de Willem Bilderdijkhof.
Ik ben op mijn bromfiets naar de Willem Bilderdijkhof gereden. Ik zag dat het nummer zich niet op de flat bevond. Ik heb geprobeerd het nummer te bellen. Ik hoorde toen dat dit nummer niet in bereik was. Vanaf achteren naderde 3 jongens. Ik zag dat twee jongens hun gezicht bedekt hadden en 1 jongen was hiervan goed zichtbaar. Dader 1 zei op zeer agressieve wijze "Geef mij je geld". Ik heb daarna mijn portemonnee afgegeven aan dader 1. Ik zag dat hij de box van mijn bromfiets opende en daar de bestelling uithaalde. Dit waren vijf pizza’s en twee pakjes sigaretten. In de portemonnee zat ongeveer 250 euro. Dader 1 zei: "Hou je bek of ik doe je wat teringlijder".
Ik heb later samen met [betrokkene] op internet de site Hyves bekeken en ik zag een foto. Ik herkende de jongen voor 100 procent. Ik hoorde van [betrokkene] dat de jongen [medeverdachte 1] heet.
5. Een proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 2 maart 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-12.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 88 ev):
als de op 2 maart 2010 afgelegde verklaring van [medeverdachte 1]:
Op 12 november 2009 had ik afgesproken met [medeverdachte 2].
[medeverdachte 3] was bij [medeverdachte 2] thuis. Begin van de avond kwam [medeverdachte 4]. We bedachten een plan om een pizza en sigaretten te bestellen bij een pizzatent. Vervolgens zouden we de pizzakoerier opwachten en beroven van zijn geld en sigaretten.
Het plan was om de pizzakoerier op een vals adres te laten bezorgen aan de Willem Bilderdijkhof te Delft. Ik hoorde dat [medeverdachte 4] pizza [A] belde. Hij bestelde pizza's en twee pakjes sigaretten. Omstreeks 21.00 uur kwam een andere jongen die ik ken als [verdachte] naar de flat van [medeverdachte 2]. [verdachte] had een personenauto van het merk Opel Omega 2.0 16v. We zijn allen in de auto gaan zitten. [verdachte] vertelde dat hij wel zou bellen naar pizza [A] om extra pizza's te bestellen.
Op een gegeven moment kwam de pizzakoerier aanrijden. Hij reed vlak langs mij en [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] droeg een capuchon over zijn hoofd. De pizzakoerier reed verder en we zijn in de auto van [verdachte] gaan zitten. De pizzakoerier kwam weer aanrijden en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] stapten uit de auto en kwamen als eerste bij de pizzakoerier. Ik zag dat [medeverdachte 2] en [verdachte] iets later uitstapten en ook naar de pizzakoerier liepen. [verdachte] ging weer achter het stuur zitten en de rest achterin. [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hielden een aantal pizzadozen vast. Zij hadden ieder een pakje sigaretten. In Rotterdam parkeerde [verdachte] de auto.
Ik zag dat de jongens een aantal bankbiljetten van 10 euro in hun hand hielden, in totaal wel 200 euro. We zijn in Rotterdam naar het casino gegaan. Ik kreeg van [verdachte] geld.
6. Een proces-verbaal van verhoor (mede)verdachte d.d. 10 maart 2010 van de politie Haaglanden met nr. 2009032328-18.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 168 ev):
als de op 10 maart 2010 afgelegde verklaring van [medeverdachte 2]:
Op een donderdag, u zegt 12 november 2009 dat is goed mogelijk, was ik thuis aan de [a-straat] te [plaats].
Daar waren ook een aantal vrienden van mij, [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]. [medeverdachte 1] of [medeverdachte 4] belde naar Pizza [A]. We zouden de bezorger overvallen. Later kwam [verdachte] met een Opel Omega. Hij had honger en we hebben weer naar Pizza [A] gebeld om een nabestelling te doen. De pizza's zouden komen aan de Willem Bilderdijkhof te Delft op een verzonnen nummer. Wij besloten in de auto te wachten. Wij zagen de pizzakoerier voorbij rijden. [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] beroofde de pizzakoerier van pizza's en grote portemonnee. We zijn daarna naar Rotterdam gereden.”
6. Volgens het eerste middel kan uit de gebezigde bewijsmiddelen niet worden afgeleid dat – zoals is bewezenverklaard – verdachte of (één van) zijn medeverdachten dreigend de handen in de zakken had(den).
7. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan inderdaad niet worden afgeleid dat verdachte en/of (een van) zijn mededaders de handen dreigend in de zak had(den),
8. Het middel is terecht voorgedragen doch behoeft op de hierna op bij de bespreking van het tweede middel onder 15 vermelde gronden niet tot cassatie te leiden.
9. Het tweede middel houdt in dat het met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen "geef mij je geld" niet als een bedreiging met geweld aangemerkt kan worden.
10. Vooropgesteld moet worden dat de wet niet zegt wat onder “geweld” dient te worden verstaan. In Noyon-Langemeijer-Remmelink wordt als definitie van geweld gehanteerd: “de aanwending van fysieke kracht (tegen personen of goederen), welke met zo’n hevigheid geschiedt, dat zij geëigend schijnt het in de betreffende bepaling beschermde rechtsgoed in gevaar te brengen.”1.Lindenberg merkt op dat de inhoud en reikwijdte van het geweldsbegrip voor art. 284 Sr niet van fundamenteel belang is, nu de bestanddelen “geweld” en “bedreiging met geweld” in art. 284 Sr geflankeerd worden door de ruimere bestanddelen “enige andere feitelijkheid” en “bedreiging met enige andere feitelijkheid”. Volgens hem kan het “geweld” in art. 284 Sr beperkt blijven tot de kernbetekenis, welke in de context van art. 284 Sr het eenvoudigst kan worden omschreven als een “krachtdadige feitelijkheid”, zodat daarmee het geweldbegrip zijn primaire betekenis behoudt en de grens met “een andere feitelijkheid” eenvoudiger te bepalen is.2.
11. Voorts dient het volgende in aanmerking te worden genomen. Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met geweld is vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld jegens hem zou worden uitgeoefend.3.Van bedreiging met geweld kan ook sprake zijn indien de daders een dermate dreigende situatie hebben gecreëerd, dat de vrees van de slachtoffers voor geweld van hun zijde gerechtvaardigd is.4.
12. Keijzer merkt in zijn noot bij HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6391, NJ, 2012, 148 op dat feitenrechters zijns inziens in gevallen, waarbij de bewezenverklaring niet de omstandigheden inhoudt op grond waarvan de bewezenverklaarde gedraging kan worden aangemerkt als bedreiging met geweld, bij veroordeling verplicht zouden moeten zijn tot een bijzondere bewijsmotivering waarin zij omtrent die omstandigheden verantwoording afleggen. Die eis stelde de Hoge Raad overigens niet in het geval dat aan genoemd arrest ten grondslag lag. Daarin overwoog de Hoge Raad:
“3.4.1. Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft het Hof het volgende vastgesteld. De verdachte is op aanwijzing van twee getuigen, [slachtoffer] en [betrokkene 1], aangehouden wegens zijn betrokkenheid bij een brandstichting. Onmiddellijk na zijn vrijlating is de verdachte samen met zijn vader bij [slachtoffer] en [betrokkene 1] langsgegaan. De politie heeft begrepen dat [slachtoffer] van dit bezoek erg onder de indruk was. Hierop is door de recherche besloten een camera te plaatsen gericht op de woning van [betrokkene 1] en [slachtoffer]. [Betrokkene 1] heeft besloten de nacht elders te gaan doorbrengen. Nog diezelfde avond is de verdachte nogmaals bij [slachtoffer] langsgegaan, dit keer samen met een drietal anderen met de mededeling dat [slachtoffer] hem had verraden en dat [slachtoffer] diens voor de verdachte belastende verklaring moest aanpassen. De verdachte zou daartoe met [slachtoffer] mee willen gaan naar de politie. Verder zijn door een of meer van de anderen opmerkingen gemaakt als: "werk gewoon mee, anders gaan we dingen doen die je niet leuk zal vinden" en "luister meneer, luister naar die jongen en ga mee naar het politiebureau". [Slachtoffer] heeft na dit bezoek tegen zijn vriendin gezegd dat hij zijn verklaring zou gaan intrekken.
3.4.2. Het Hof heeft geoordeeld dat de in de bewezenverklaring omschreven uitlatingen van de verdachte, waarbij het kennelijk - en terecht - ook de context van het geval mede van betekenis heeft geacht, een poging tot bedreiging met geweld van [slachtoffer] opleveren. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3 is vooropgesteld en de vaststellingen van het Hof, geeft dat oordeel geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk, mede in aanmerking genomen de aard van het strafbare feit (brandstichting) dat de verdachte volgens [slachtoffer] had gepleegd. De bewezenverklaring is dan ook naar de eis der wet met redenen omkleed.”
13. In het onderhavige geval bestond de bedreiging met geweld in “met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen "geef mij je geld". Voor wat betreft de omstandigheden waaronder die bedreiging plaatsvond heeft het Hof vastgesteld, dat de verdachte en zijn mededaders pizza’s bij de bedreigde hebben laten bezorgen op een, zoals de bedreigde ontdekte, niet bestaand adres, dat de verdachte en zijn mededaders met drie personen waren, dat de bedreigde alleen was en door een van de mededaders tegen hem gezegd is "Hou je bek of ik doe je wat teringlijder".
14. Laatstgenoemde, door het Hof kennelijk als vaststaand aangemerkte uitlating heeft het Hof, hoewel deze wel is tenlastegelegd, niet bewezenverklaard. Dat lijkt mij op een vergissing te berusten. Aan de vaststelling van het Hof doet deze omstandigheid dan ook niet af.
15. Hoewel de als bedreiging met geweld bewezenverklaarde gedragingen van verdachte en zijn mededaders op zichzelf geen bedreiging met geweld inhouden, heeft het Hof niet gemotiveerd waarom die gedragingen bedreiging met geweld opleveren. Niettemin meen ik dat uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de gedragingen van verdachte en zijn mededaders, zoals het Hof kennelijk en zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting heeft geoordeeld, in de omstandigheden van het geval bij de bedreigde in redelijkheid de vrees hebben kunnen doen ontstaan dat geweld jegens hem zou worden uitgeoefend. Doorslaggevend daarvoor acht ik dat verdachte en zijn mededaders op het slachtoffer afkwamen toen deze had ontdekt dat hij naar een niet bestaand adres was gestuurd en dus kennelijk in de val was gelokt. Daar komt bij dat verdachte en zijn mededaders kennelijk kwaad in de zin hadden omdat twee van hen een bivakmuts droegen en dus kennelijk niet herkend wilden worden en één van hen dreigde de verdachte wat te zullen aandoen wanneer hij er niet het zwijgen toe deed. Gelet op al deze omstandigheden acht ik voor dit oordeel niet wezenlijk of verdachte en zijn mededaders de handen nu dreigend in de zakken hadden of niet.
16. Het middel faalt.
17. Het derde middel klaagt over innerlijke tegenstrijdigheid van de gebezigde bewijsmiddelen.
18. In de toelichting op het middel wordt erop gewezen dat volgens bewijsmiddel 4, de verklaring van de bedreigde, verdachte een van de drie personen was die hem heeft beroofd, terwijl volgens bewijsmiddel 5 de beroving is gepleegd door vier personen, anderen dan verdachte, volgens bewijsmiddel 6 door drie personen, eveneens anderen dan verdachte.
19. Hier is inderdaad sprake van een tegenstrijdigheid als in de toelichting op het middel beschreven, en nog wel op een essentieel onderdeel van de bewijsvoering, de rol van verdachte. Dit betekent dat de bewezenverklaring niet toereikend is gemotiveerd en dat het arrest dus niet in stand kan blijven.
20. Het middel slaagt.
21. Het vierde middel is gericht tegen de strafmotivering voor zover luidende:
“De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het afpersen en beroven van een pizzabezorger. De verdachte en zijn mededaders hebben de pizzabezorger gedwongen geld, sigaretten en pizza's af te geven. De handelwijze van de verdachte en zijn mededaders getuigt van volkomen gebrek aan respect voor de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer.”
22. Dit oordeel, aldus de toelichting op het middel, is voor wat betreft het getuigen van gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer niet begrijpelijk, omdat door het Hof niet is vastgesteld dat er sprake is geweest van enig fysiek contact met of enige fysieke aantasting van het slachtoffer. Deze opvatting deel ik niet. Bedreiging met geweld is immers een vorm van bedreiging die bedreiging met inbreuk op de lichamelijk inhoudt.
23. Het middel faalt.
24. Het eerste en het vierde middel kunnen worden afgedaan met de in art. 81 RO bedoelde motivering.
25. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
26. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Hof dan wel verwijzing van de zaak naar een aangrenzend Hof teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 06‑01‑2015
Vgl. HR 22 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:961 (t.a.v. bedreiging met zware mishandeling), HR 1 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:775 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 3 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1562 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 5 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1106 (bedreiging met zware mishandeling), HR 10 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:686, NJ 2013, 564 m.nt. Keijzer (bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans zware mishandeling), HR 15 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5695, NJ 2013, 63 (bedreiging met zware mishandeling), HR 20 december 2011, ECLI:NL:HR:2011:BT6391, NJ, 2012, 148, m.nt. N. Keijzer, HR 20 september 2011, LJN BR0444 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 14 juni 2011, LJN BQ3717, NJ 2011, 285 (t.a.v. bedreiging met zware mishandeling), HR 15 maart 2011, LJN BP2215, NJ 2011, 227, m.nt. N. Keijzer (t.a.v. bedreiging met zware mishandeling), HR 25 januari 2011, LJN BO4022, NJ 2011, 226, m.nt. N. Keijzer (t.a.v. bedreiging met zware mishandeling), HR 25 januari 2011, LJN BP1858, NJ 2011, 225, m.nt. N. Keijzer (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 25 januari 2011, LJN BP1834 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 4 december 2007, LJN BB7104 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling), HR 19 juni 2007, LJN BA3135 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht), HR 18 april 2006, LJN AV4824, NJ 2006, 397, m.nt. Y. Buruma (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht) en HR 7 juni 2005, LJN AT3659, NJ 2005, 448 (t.a.v. bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht).
Beroepschrift 28‑11‑2013
Hoge Raad der Nederlanden
Strafgriffie
Postbus 20303
2500 EH 's‑Gravenhage
CASSATIESCHRIFTUUR
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
(strafzaken)
Den Haag, 2 december 2013
Geeft eerbiedig te kennen:
[verdachte], geboren [geboortedatum] 1985, wonende [adres] te [woonplaats] ([postcode]);
dat rekwirant van cassatie van een hem betreffend arrest van het gerechtshof te Den Haag, uitgesproken op 31 januari 2013 de volgende middelen van cassatie voordraagt:
Middel I
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 352, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet heeft gemotiveerd, immers heeft het hof bewezen verklaard dat rekwirant of (één van) zijn medeverdachten dreigend de handen in de zakken had(den), terwijl dit onderdeel van de bewezenverklaring niet uit enig bewijsmiddel kan worden afgeleid en evenmin gedekt wordt door enige (aanvullende) bewijsoverweging of -motivering.
Toelichting
Het hof heeft ten laste van rekwirant bewezen verklaard dat hij tezamen en in vereniging met anderen een pizzakoerier heeft afgeperst (feit 1) en heeft bestolen met bedreiging met geweld (feit 2). Bij beide feiten is bewezen verklaard dat gedreigd is met geweld, welke bedreiging (onder meer) bestond in dreigend met de handen in de zakken agressief zeggen: ‘geef mij je geld’.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat rekwirant en / of (één van) zijn medeverdachten de handen in de zakken had, laat staan dat dit dreigend was (wat men zich daar ook bij zou moeten voorstellen). Evenmin kan uit een aanvullende bewijsoverweging worden afgeleid waaraan het hof heeft dit ontleend.
De bewezenverklaring is daarmee niet naar de eis der wet met redenen omkleed, 's Hofs arrest kan daarom niet in stand blijven.
Middel II
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 352, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet heeft gemotiveerd, immers heeft het hof bewezen verklaard dat
- —
rekwirant tezamen en in vereniging met anderen door bedreiging met geweld heeft gedwongen (feit 1) en
- —
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken (feit 2)
welke bedreiging met geweld bestond uit het met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen ‘geef mij je geld’,
terwijl zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet, althans niet zonder meer begrijpelijk is dat het met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen ‘geef mij je geld’ als een bedreiging met geweld aangemerkt kan worden.
Toelichting
Het hof heeft zowel onder 1 als onder 2 bewezen verklaard dat het feit is gepleegd met / door bedreiging met geweld. Die bedreiging met geweld is in de bewezenverklaring omschreven als het met bedekt gelaat en dreigend met de handen in de zakken agressief tegen die [slachtoffer] zeggen ‘geef mij je geld’.
Vooropgesteld zij dat volstrekt onduidelijk is wat precies verstaan moet worden onder dreigend met de handen in de zakken. In ieder geval moet worden opgemerkt dat niet alles dat mogelijk als bedreigend wordt ervaren, zonder meer kan worden aangemerkt als een bedreiging met geweld. Dat geldt eveneens voor het agressief zeggen ‘geef mij je geld’. Dat kan best bedreigend klinken, maar dat maakt nog niet zonder meer dat ook sprake is van een bedreiging met geweld. Dat geldt te meer nu niet gezegd kan worden dat, verbaal of anderszins, min of meer concrete consequentie in het vooruitzicht wordt gesteld dat als geweld kan worden aangemerkt.
Wanneer uit de bewezenverklaring of een bewijsmotivering zou blijken dat het dreigende van het met de handen in de zakken staan er in heeft bestaan dat met de vingers de suggestie werd gewekt dat zich in die zak een vuurwapen bevond, kan gezegd worden dat met geweld werd gedreigd. Dan immers werd iets concreets (als je niet meewerkt wordt er geschoten) in het vooruitzicht gesteld. Alhoewel het lang niet altijd zo duidelijk zal zijn als in het gegeven voorbeeld moet er toch echt wel iets zijn, al is het maar dat gezegd is ‘geef me je geld anders zal je wat beleven!’ of iets dergelijks. Het enkele feit dat een aangever zich door een onaangename sfeer of iets dergelijks onprettig heeft gevoeld, volstaat niet voor het bewijs dat met geweld is gedreigd. Nu de bewezenverklaring helemaal niets inhoudt waaruit zou kunnen worden afgeleid of en zo ja wat aangever te vrezen had, is er onvoldoende om aan te nemen dat sprake is geweest van bedreiging met geweld. De bewezenverklaring is in zoverre niet naar de eis der wet gemotiveerd. 's Hofs arrest kan daarom niet in stand blijven.
Middel III
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 352, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof de bewezenverklaring niet naar de eis der wet heeft gemotiveerd, immers heeft het hof voor het bewijs gebruik gemaakt van de verklaringen van een getuige alsmede van die van 2 medeverdachten van rekwirant, terwijl
- —
deze verklaringen onderling tegenstrijdig zijn op onderdelen die niet slechts van ondergeschikte betekenis zijn waardoor de bewijsvoering innerlijk tegenstrijdig is en / of
- —
het met het gebruik van de verklaringen van de medeverdachten is afgeweken van een te dier zake namens rekwirant voorgedragen uitdrukkelijk onderbouwd standpunt zonder in het bijzonder de redenen op te geven die het tot die afwijking hebben gebracht.
Toelichting
Het hof heeft voor het bewijs gebruik gemaakt van de verklaring van het slachtoffer (bewijsmiddel 4) die inhoudt dat hij is afgeperst / bestolen door 3 jongens waarvan er 1 met 100% zekerheid [medeverdachte 1] was.
Het hof heeft tevens gebruik gemaakt van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (bewijsmiddel 5) die verklaard heeft dat eerst [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] uitstapten en naar de pizzakoerier liepen en dat even later [verdachte] (rekwirant) en [medeverdachte 2] uitstapten en naar de pizzakoerier toeliepen. Hier gaat het dus om 2 + 2 betrokkenen waar [medeverdachte 1] absoluut niet bij hoorde. Die verklaring is dus in 2 belangrijke opzichten (aantal en persoon van de betrokkenen) anders dan die van de getuige.
Het hof heeft ook gebruik gemaakt van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] (bewijsmiddel 6) die verklaard heeft dat [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] de pizzakoerier beroofden. Hier gaat het dus om 3 man. Ten opzichte van bewijsmiddel 5 wijkt deze verklaring af in die zin dat [medeverdachte 2] geen betrokkenheid zou hebben gehad. Ten opzichte van bewijsmiddel 4 wijkt deze verklaring af in die zin dat [medeverdachte 1] niet betrokken zou zijn geweest.
De verklaringen wijken dus alle drie van elkaar af en het is volstrekt onduidelijk wie volgens het hof wel en wie niet betrokken zouden zijn geweest. Ze kunnen niet allemaal juist zijn, maar zonder motivering is niet na te gaan op welk punt het hof geloof heeft gehecht aan welke verklaring.
Het gebruik van de bewijsmiddelen 5 en 6 had nog eens extra gemotiveerd moeten worden gelet op hetgeen de verdediging daarover opgemerkt heeft.
Blijkens zijn aan het proces-verbaal van de zitting in hoger beroep gehechte pleitaantekeningen heeft de raadsman op die zitting uitgebreid betoogd dat de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] niet betrouwbaar genoeg zijn om voor het bewijs te gebruiken, gelet op de tegenstrijdigheden die tussen elkanders en ook hun eerdere eigen verklaringen bestaan en vooral ook gelet op het feit dat zij kennelijk hun verklaringen op elkaar afgestemd nu zij in eerste instantie op precies hetzelfde punt aantoonbaar leugenachtig (zoals kennelijk, blijkens bewijsmiddel 4, ook het hof heeft aangenomen) hebben verklaard. Dit betoog kan bezwaarlijk anders verstaan worden dan als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt. Door de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] voor het bewijs te bezigen, is het afgeweken van dit standpunt. Het heeft daarbij niet in het bijzonder de redenen opgegeven die daartoe hebben geleid. Zijn beslissing is daarmee niet naar de eis der wet gemotiveerd. Zijn arrest kan daarom niet in stand blijven.
Middel IV
Het recht is geschonden en / of er zijn vormen verzuimd waarvan de niet-naleving nietigheid meebrengt. In het bijzonder zijn de artikelen 350, 351, 352, 358, 359 en 415 Sv geschonden doordat het hof de strafoplegging niet naar de eis der wet, althans niet (zonder meer) begrijpelijk heeft gemotiveerd, immers heeft het overwogen dat het bewezenverklaarde getuigt van volkomen gebrek aan respect voor de lichamelijke integriteit terwijl met het bewezenverklaarde geen inbreuk is gemaakt op de integriteit van enig lichaam.
Toelichting
Het hof heeft bewezen verklaard dat rekwirant en / of (een van) zijn medeverdachten aangever heeft bedreigd met geweld. Dat er enig fysiek contact met of enige fysieke aantasting van aangever heeft plaatsgevonden, kan uit de bewezenverklaring of enig bewijsmiddel niet worden afgeleid.
Blijkens zijn strafmotivering heeft het hof er bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening mee gehouden dat (d)e handelwijze van de verdachte en zijn mededaders getuigt van volkomen gebrek aan respect voor de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer. Voor zover het betreft de lichamelijke integriteit is dat oordeel zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet begrijpelijk. 's Hofs arrest kan daarom niet in stand blijven.
Op bovengenoemde gronden verzoekt rekwirant Uw Raad het bestreden arrest te vernietigen.
Deze schriftuur wordt ondertekend en ingediend door mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag, kantoorhoudende aan de Adelheidstraat 84(2595 EE), die bij dezen verklaart tot deze ondertekening en indiening bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door rekwirant van cassatie.
J.M. Lintz