Het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat was gericht tegen de beslissing van het onder 4 ten laste gelegde, nu de verdachte voor dat feit in eerste aanleg is vrijgesproken.
HR, 01-04-2014, nr. 13/01851
ECLI:NL:HR:2014:775
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
01-04-2014
- Zaaknummer
13/01851
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:775, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑04‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:233
ECLI:NL:PHR:2014:233, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:775
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0160
Uitspraak 01‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 285 Sr, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Slagende bewijsklacht. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2005:AT3659. De bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd, nu uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de bedreiging door verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard was dat bij X in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Partij(en)
1 april 2014
Strafkamer
nr. 13/01851
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van21 januari 2013, nummer 21/003690-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit, tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring onder 1 onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de door het Hof gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan volgen dat de verdachte J. [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
2.2.1.
Het Hof heeft het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank Utrecht bevestigd. Ten laste van verdachte is onder 1 bewezenverklaard dat:
"hij op 07 augustus 2012 te Veenendaal, [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb wel meer mensen bewerkt" en "Als ik iemand pak, dan pak ik jou" en "Ik zal zien hoe laat jij klaar bent"."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1) Een ambtsedig proces-verbaal van de Politie Utrecht, d.d. 7 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier, (blz. 41 en 42 van het proces-verbaal nr. PL0950 2012175158), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene]:
Blz. 41
Ik ben beveiliger en werk aan de balie bij de gemeente Veenendaal. Op 7 augustus 2012 zag ik de mij bekende [verdachte] aankomen. Ik hoorde dat [verdachte] op boze toon naar mij schreeuwde: "ik heb wel meer mensen bewerkt".
Blz. 42
Ik hoorde dat hij schreeuwde: "Als ik iemand pak, dan pak ik jou". "Ik zal zien hoe laat jij klaar bent".
2) Een ambtsedig proces-verbaal van de Politie Utrecht, d.d. 9 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], BOA domein generieke opsporing, (blz. 45 en 46 van het proces-verbaal nr. PL0950 2012175158), voor zover - zakelijk weergegeven - inhoudende als getuigenverklaring van [getuige]:
Blz. 46
Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: "jou weet ik te vinden en jou ga ik pakken". Ik zag dat hij daarbij in de richting van [betrokkene] wees."
2.3.
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is in een geval als het onderhavige vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen (vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659, NJ 2005/448).
2.4.
De bewezenverklaring is niet toereikend gemotiveerd, nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de bedreiging door de verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard was dat bij [betrokkene] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 tenlastegelegde en de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 april 2014.
Conclusie 04‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Art. 285 Sr, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Slagende bewijsklacht. De HR herhaalt toepasselijke overwegingen uit ECLI:NL:HR:2005:AT3659. De bewezenverklaring is ontoereikend gemotiveerd, nu uit de bewijsmiddelen niet zonder meer kan worden afgeleid dat de bedreiging door verdachte in de gegeven omstandigheden van dien aard was dat bij X in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Nr. 13/01851 Zitting: 4 februari 2014 | Mr. Knigge Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem heeft bij arrest van 21 januari 2013 het vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Utrecht van 5 september 2012, waarbij de verdachte wegens 1. en 5. telkens “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht”, 2. “eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening” en 3. “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd” is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zeven weken waarvan twee weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de algemene en bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het vonnis van de Politierechter, bevestigd.1.
2. Tegen deze uitspraak is namens verdachte cassatieberoep ingesteld.
3. Namens verdachte heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel
4.1. Het middel klaagt dat de onder 1 bewezenverklaarde “bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht” onvoldoende is gemotiveerd dan wel getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Blijkens de toelichting op het middel bevat het voorts de klacht dat in het vonnis een beslissing ontbreekt ten aanzien van het door verdachte en zijn raadsman gevoerde verweer, waarin betoogd is dat datgene wat verdachte heeft gezegd niet als een bedreiging in de zin van de wet kan worden aangemerkt, althans dat het Hof het vonnis in zoverre ten onrechte heeft bevestigd.
4.2. Aan de verdachte is onder 1 tenlastegelegd dat:
“hij op of omstreeks 07 augustus 2012 te Veenendaal, althans in het arrondissement Utrecht, [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb wel meer mensen bewerkt" en/of "Als ik iemand pak, dan pak ik jou" en/of "Ik zal zien hoe laat jij klaar bent", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking”
4.3. Hiervan heeft de Rechtbank bewezenverklaard dat:
“hij op 07 augustus 2012 te Veenendaal, [betrokkene] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [betrokkene] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik heb wel meer mensen bewerkt" en "Als ik iemand pak, dan pak ik jou" en "Ik zal zien hoe laat jij klaar bent"
4.4. Deze bewezenverklaring berust op de navolgende bewijsmiddelen:
“1. Een ambtsedig proces-verbaal van de Politie Utrecht, d.d. 7 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 1], brigadier, (blz. 41 en 42 van het proces-verbaal nr. PL0950 2012175158), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als verklaring van aangever [betrokkene]:
Blz. 41
Ik ben beveiliger en werk aan de balie bij de gemeente Veenendaal. Op 7 augustus 2012 zag ik de mij bekende [verdachte] aankomen. Ik hoorde dat [verdachte] op boze toon naar mij schreeuwde: "ik heb wel meer mensen bewerkt".
Blz. 42
Ik hoorde dat hij schreeuwde: "Als ik iemand pak, dan pak ik jou". "Ik zal zien hoe laat jij klaar bent".
2. Een ambtsedig proces-verbaal van de Politie Utrecht, d.d. 9 augustus 2012, opgemaakt door [verbalisant 2], BOA domein generieke opsporing, (blz. 45 en 46 van het proces-verbaal nr. PL0950 2012175158), voor zover -zakelijk weergegeven- inhoudende als getuigenverklaring van [getuige]:
Blz. 46
Ik hoorde [verdachte] schreeuwen: "jou weet ik te vinden en jou ga ik pakken ". Ik zag dat hij daarbij in de richting van [betrokkene] wees.”
4.5. Het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg houdt, voor zover van belang, in:
“De verdachte, ter terechtzitting ondervraagd, verklaart -zakelijk weergegeven- als volgt.
(…)
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Ik ben al 8 maanden vrij en sindsdien ontvang ik een uitkering van de gemeente Veenendaal. Normaal gesproken is alles in 6 weken afgerond. Met mij wordt nog steeds gespot. Ik krijg kleine bedragen, terwijl ik €1100,00 hoor te krijgen. Men wil dat ik mijn huis kwijtraak, want dan ontvang ik geen uitkering meer. De beveiliger heeft gezegd: "Als jij je zo gedraagt, dan krijg je niks". Ik ben toen wel een beetje boos geworden, maar ik heb niemand met de dood bedreigd.
(…)
De raadsman voert het woord tot verdediging.
De raadsman betoogt daartoe -zakelijk weergegeven- als volgt.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Vraag is of de woorden die cliënt zegt te hebben geuit, ertoe konden leiden dat bij aangever [betrokkene] redelijke vrees kon ontstaan voor zijn leven. De woorden van cliënt waren wel vervelend voor aangever. Er is sprake geweest van stemmingmakerij en bangmakerij, maar er zijn geen bedreigingen geuit.”
4.6. Voor zover het middel erover klaagt dat het Hof niet gereageerd heeft op het in eerste aanleg gevoerde verweer, faalt het reeds omdat dit verweer niet meer inhoudt dan een ontkenning van de primair tenlastegelegde bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Voor zover het middel bedoelt te klagen dat zonder nadere motivering, die ontbreekt, uit de gebezigde bewijsmiddelen niet kan worden afgeleid dat sprake was van zodanige bedreiging, is het gegrond. De bewezenverklaarde uitlatingen van de verdachte zijn zonder bijkomende omstandigheden onvoldoende om te worden aangemerkt als een bedreiging met een misdrijf tegen het leven. Vgl. HR 7 juni 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT3659. Het is zelfs de vraag of, zoals subsidiair is tenlastegelegd, gesproken kan worden van bedreiging met zware mishandeling. Ook dat hangt – gezien de onzekere betekenis van woorden als “bewerken” en “pakken” – van de omstandigheden af. Vgl. HR 14 juni 2011, ECLI:NL:HR:2011:BQ3717 en HR 15 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY5695.
4.7. Het middel is terecht voorgesteld.
5. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
6. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit, in zoverre tot zodanige op art. 440 Sv gebaseerde beslissing als de Hoge Raad gepast zal voorkomen en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden,
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 04‑02‑2014