NJB 2015/366:Bestanddeel ‘bedreiging met geweld’ art. 284 Sr: dit vereist dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat geweld jegens hem zou worden uitgeoefend. In casu – een overval op een pizzakoerier – is daarvan sprake. Bewezenverklaring steunt op innerlijk tegenstrijdige bewijsmiddelen: deze tegenstrijdigheden – die het aantal personen betreffen dat actief bij de beroving van het slachtoffer betrokken was – doen aan het daderschap van de verdachte niets af en staan dan ook niet aan een behoorlijke motivering van de bewezenverklaring in de weg. A-G: anders. Motivering van de rechterlijke ‘overtuiging’ in de zin van art. 338 Sv? Geen rechtsregel gebiedt de rechter te motiveren op grond waarvan hij de overtuiging heeft bekomen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan. Een betoog daarover van de verdediging behoeft de rechter dan ook niet op te vatten als een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt in de zin van art. 359 lid 2 Sv