Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1196
Faillissement medisch zorgaanbieder. Pandrecht op vorderingen van zorgaanbieder op zorgverzekeraars voor DBC-gereguleerde GGZ-zorg die vóór faillissement zorgaanbieder is aangevangen maar nog niet is afgerond (‘onderhanden werk’)?
HR 17-11-2017, ECLI:NL:HR:2017:2901
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 november 2017
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron
- Zaaknummer
16/03561
- Conclusie
A-G mr. E.B. Rank-Berenschot
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Goederenrecht / Zekerheidsrechten
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2901, Uitspraak, Hoge Raad, 17‑11‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:554, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 29‑06‑2016
- Wetingang
Essentie
Faillissement medisch zorgaanbieder. Pandrecht op vorderingen van zorgaanbieder op zorgverzekeraars voor DBC-gereguleerde GGZ-zorg die vóór faillissement zorgaanbieder is aangevangen maar nog niet is afgerond (‘onderhanden werk’)?
De Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) geeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de bevoegdheid om regels vast te stellen omtrent de wijze waarop en de voorwaarden waaronder de aan geneeskundige behandelingen verbonden kosten (‘tarieven’) in rekening worden gebracht, en om de hoogte van deze tarieven vast te stellen. Voor de vergoeding van de onderhavige curatieve GGZ-zorg gold de DBC (Diagnose Behandeling Combinatie)-systematiek waarin de kosten van de verleende zorg pas kunnen worden gedeclareerd ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.