Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/2.6.4.2
2.6.4.2 Hybride leningwetgeving
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS588683:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Door Sillevis en De Vries worden deze uitgaven betiteld als winstverdelende uitgaven, Sillevis L.W. & De Vries N.H.; Cursus Belastingrecht, deel vennootschapsbelasting, Gouda Quint bv, Deventer, onderdeel 2.10.B.
In de MvT werd ten aanzien van de verhouding tussen (het voormalige) art. 7 Wet IB 1964 (voorganger van art. 3.8 Wet IB 2001) en artt. 9 en 10 het volgende opgemerkt: ‘Ten aanzien van een aantal posten waaromtrent twijfel zou kunnen rijzen of zij – gelet op het verschil in wezen tussen de bel.pl en een natuurlijk persoon – al dan niet bij het bepalen van de winst in aftrek kunnen worden gebracht, geven de artikelen 8 (9, JvS), 9 (10, JvS) en 10 (11, JVS) een aantal stellige voorschriften, in hoofdzaak overeenkomende met die van de artikelen 13 en 14 van het Besluit’, MvT, Bijlagen Handelingen, TK, 1959-1960, 6000, blz. 18, vergelijk ook de conclusie van A-G Van Soest bij HR 25 januari 1984, BNB 1984/231.
Op grond van art. 3.8 Wet IB 2001 mogen slechts die uitgaven in aftrek op de winst worden gebracht, die naar hun aard ondernemingskosten zijn (zie paragraaf 2.6.3). Indien uitgaven (geheel of gedeeltelijk) afhankelijk zijn van de resultaten van een vennootschap, komen art. 9 en art. 10 in beeld.1 Hierbij zijn winstuitkeringen die worden genoemd in art. 9 in beginsel wel aftrekbaar, terwijl de in art. 10 genoemde winstuitkeringen niet aftrekbaar zijn. Uit de wetsgeschiedenis van deze artikelen blijkt dat zij de twijfel moeten wegnemen of bepaalde uitgaven op grond van art. 7 Wet IB 1964 (tegenwoordig art. 3.8 Wet IB 2001) al dan niet ten laste van de winst mogen worden gebracht.2
Met ingang van 1 januari 2002 kent art. 10 een specifieke renteaftrekbeperkende maatregel, die bepaalt dat rente op een lening die onder bepaalde voorwaarden is aangegaan niet ten laste van de winst kan worden gebracht, vergelijk art. 10, lid 1, onderdeel d, juncto lid 2, 3 en 4. Het betreft onder meer leningen met een winstafhankelijke rente en een looptijd van meer dan tien jaar. Leningen die onder deze bepaling vallen, worden in ieder geval wat betreft de aftrekbaarheid van de vergoeding en waardefluctuaties van de lening, gelijkgesteld met kapitaal. Deze leningen worden ook wel aangeduid als hybride leningen. In dit onderzoek ga ik in de hoofdstukken 4 en 5 nader in op deze renteaftrekbeperkende maatregelen.