Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/6.2.3.9
6.2.3.9 Scheidsgerecht en de toepassing van art. II NYC
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509714:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie voor de eerste opvatting ook de weergave bij VAN DEN BERG (diss.), blz. 188.
Zie VAN DEN BERG (diss.), blz. 188: '(...) the arbitration agreement (...) must be valid to its funest extent.'; vgl. ook POUDRET & BESSON, no. 186.
Zie VAN DEN BERG (diss.), blz. 189.
Zie VAN DEN BERG (diss.), blz. 189; overigens waag ik te betwijfelen of dit uitgangspunt juist is; de plaats van arbitrage behoeft uiteraard niet te zijn gelegen in het land van de gewone rechter die bevoegd was geweest van het geschil kennis te nemen als geen geldige overeenkomst tot arbitrage bestond (zie 7.2.3); mijns inziens zal het scheidsgerecht zijn competentie voornamelijk moeten vaststellen vis-à-vis de gewone rechter die van een vordering tot vernietiging van het arbitraal vonnis (op de grond dat een geldige overeenkomst tot arbitrage ontbreekt) zal mogen kennisnemen (i.e. de gewone rechter van het land van de plaats van arbitrage), dit ook omdat weigering van erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis mogelijk zijn op de grond dat het arbitraal vonnis is vernietigd in het land waar de plaats van arbitrage is gelegen (art. V lid 1 (e) NYC) (zie infra); ik merk op dat art. II NYC zélf in een geding tot vernietiging niet van toepassing is.
VAN DEN BERG (diss.), blz. 189.
VAN DEN BERG (diss.), blz. 188.
Ten aanzien van de vraag of ook een scheidsgerecht is gehouden tot toepassing van art. II NYC bestaan de twee volgende opvattingen.
Volgens de eerste opvatting is art. II NYC slechts gericht tot verdragsstaten en de rechters van de desbetreffende staten. De tekst van het verdrag duidt niet op het tegendeel. Het is immers nog maar de vraag of een arbitraal vonnis van een scheidsgerecht volgens het Verdrag van New York zal moeten worden erkend en/of tenuitvoergelegd. Zo is het mogelijk dat het arbitraal vonnis in het land waar de plaats van arbitrage is gelegen en/of in een land dat geen partij is bij het Verdrag van New York zal worden erkend en/of tenuitvoergelegd (zie 6.2.2.2 en 6.2.2.3 voor het toepassingsbereik van het Verdrag van New York).1 Het scheidsgerecht zal daarom het vormvoorschrift kunnen toepassen van het land waar de plaats van arbitrage is gelegen. Is de plaats van arbitrage in Nederland gelegen, dan is dit art. 1021 Rv (zie 7.4.2).
Het vorenstaande neemt mijns inziens niet weg dat het scheidsgerecht zich rekenschap geeft van de mogelijkheden van internationale erkenning en tenuitvoerlegging van zijn arbitraal vonnis als het moet beslissen of al dan niet een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat. Aangenomen wordt wel dat het scheidsgerecht een arbitraal vonnis moet wijzen dat zoveel als mogelijk voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt. In dit opzicht kan art. II NYC wél een rol spelen, doch vormt het niet een hard and jast rule als het scheidsgerecht moet bepalen of een geldige overeenkomst tot arbitrage bestaat. Overigens zal het scheidsgerecht, als het art. II NYC in de beschouwingen betrekt, zich wel mede rekenschap moeten geven van de — soms royale — uitleg die de bepaling in bepaalde landen wordt gegeven als niet in uitgesloten dat in de desbetreffende landen verhaal zal worden gezocht (zie daartoe 8.10.2). Het is overigens mogelijk dat de gewone rechter in een land waar het arbitraal vonnis voor erkenning en tenuitvoerlegging in aanmerking komt ook bij de erkenning en tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis ingevolge de meestbegunstigingsclausule in art. VII NYC gunstiger recht toepast (vgl. ons art. 1076 lid 1 A (a) Rv) (zie 7.4.2.3 sub b en 11.5.3.3 in fine). Mijns inziens zal het scheidsgerecht zich ook daarvan rekenschap moeten geven als het de mogelijkheden van internationale erkenning en tenuitvoerlegging van zijn arbitraal vonnis wil bezien.
Volgens de tweede opvatting wordt aangenomen dat ook een scheidsgerecht is gehouden tot toepassing van art. II NYC.2
De achterliggende gedachte is dat aldus in elk geval geen stringenter eisen aan de overeenkomst tot arbitrage worden gesteld dan uit art. II NYC voortvloeien (zie ook 8.10.2 met betrekking tot het maximum dat uit art. II NYC voortvloeit).3 Voorts is de gedachte dat het scheidsgerecht zijn competentie zal hebben vast te stellen vis-à-vis de gewone rechter die bevoegd was geweest van het geschil kennis te nemen als geen geldige overeenkomst tot arbitrage bestond.4 Aangezien meer dan 140 landen partij zijn bij het Verdrag van New York zal dit veelal geschieden volgens art. II NYC Verdrag van New York.
Uiteraard zal een scheidsgerecht ook volgens de tweede opvatting alleen aan art. II NYC zijn gebonden voorzover de bepaling überhaupt van toepassing is (zie daartoe 6.2.3). Voorts zal het scheidsgerecht ingevolge de meestbegunstigingsclausule in art. VII NYC gunstiger recht kunnen toepassen.5 De meestbegunstigingsclausule in art. VII NYC moet ook op de overeenkomst tot arbitrage van toepassing worden geacht (zie daartoe 6.2.3.3 in fine en 7.4.2.3 sub b en d). Het gaat op dit punt om het gunstiger vormvoorschrift van het land waar het scheidsgerecht zijn arbitraal vonnis wijst (i.e. het land waar de plaats van arbitrage is gelegen).
Een scheidsgerecht zal tegenwoordig al gauw het genoemde "gunstiger recht" kunnen toepassen omdat art. II NYC tegenwoordig veelal stringenter is dan het vormvoorschrift van het desbetreffende land waar de plaats van arbitrage is gelegen. Bij een plaats van arbitrage in Nederland is dit art. 1021 Rv dat minder stringent is dan art. II lid 2 NYC (zie met name 8.4 en wel ook 8.10.2). Overigens behoeft het uitgangspunt dat een scheidsgerecht art. II NYC toepast ook afgezien van de toepassing van de meestbegunstigingsclausule in art. VII NYC de nodige relativering. Zo is het als gezegd heel wel mogelijk dat het arbitraal vonnis van het scheidsgerecht wordt erkend en/of tenuitvoergelegd in het land waar de plaats van arbitrage is gelegen en/of in een land dat geen partij is bij het Verdrag van New York (zie 6.2.2.2 en 6.2.2.3 voor het toepassingsbereik van het Verdrag van New York).6