Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/6.2.3.3
6.2.3.3 Nationale en internationale arbitrage
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS503506:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
VAN DEN BERG (diss.), blz. 61-62; vgl. fundamenteel anders POUDRET & BESSON, no. 490, die menen dat deze oplossing teveel afwijkt van de tekst van de bepalingen van het Verdrag van New York, die tussen 'domestic arbitration' en 'international arbitration' geen onderscheid maken (zie wel 6.2.3.2).
Aldus voert VAN DEN BERG (diss.), blz. 62 — mij dunkt terecht — aan als argument.
VAN DEN BERG (diss.), blz. 63.
VAN DEN BERG (diss.), blz. 63-69 en Arbitragerecht (VAN DEN BERG), 10.2.1 (blz. 174-175).
Ook VAN DEN BERG (diss.), blz. 61-62 bepleit de toepassing van het Verdrag van New York in dit geval met het oog op ongunstiger nationaal recht op grond waarvan het beroep op de overeenkomst tot arbitrage niet succesvol was geweest.
Recommendation regarding the interpretation of article II, paragraph 2, and article VII, paragraph 1, of the Convention on the Recognition and Enforcement of Foreign Arbitral Awards, done in New York, 10 Tune 1958, adopted by the United Nations Commission on International Trade Law on 7 July 2006 at its thirty-ninth session, Report of United Nations Commission on international Trade Law on the work of its thirty-ninth session, New York 19 juni-7 juli 2006, A/61/17 (Annex II), blz. 61-62; het gebrek aan referte in de tekst van art. VII NYC aan de overeenkomst tot arbitrage betreft hoogstwaarschijnlijk een omissie omdat de regeling inzake de overeenkomst tot arbitrage eerst in een laat stadium in het Verdrag van New York zelf is opgenomen; zie VAN DEN BERG (diss.), blz. 86-88 en Arbitragerecht (VAN DEN BERG), 10.2.1 (blz. 175-176).
Rest nog de vraag of het verdrag van toepassing is als op de overeenkomst tot arbitrage een beroep wordt gedaan in de Staat waarin ook de arbitrage plaats heeft of moet plaats hebben, terwijl op de arbitrage gewoon het recht van de plaats van arbitrage van toepassing is. Voor arbitrale vonnissen wordt op grond van de hoofdregel in art. I lid 1 NYC immers aangenomen dat het verdrag niet van toepassing is als de erkenning en tenuitvoerlegging van een arbitraal vonnis worden gevraagd in de Staat op het grondgebied waarvan het arbitraal vonnis is gewezen. Vorenstaande beperking op het toepassingsbereik van het Verdrag van New York met betrekking tot het arbitraal vonnis wordt evenwel niet in alle gevallen wenselijk geacht voor het toepassingsbereik met betrekking tot de overeenkomst tot arbitrage.1 Het komt immers regelmatig voor dat een arbitrage wel degelijk internationaal is, terwijl op de overeenkomst tot arbitrage een beroep wordt gedaan in de Staat op het grondgebied waarvan de arbitrage plaats heeft of moet plaats hebben volgens het recht van de genoemde Staat. Hierbij kan worden gedacht aan een arbitrage die in Nederland plaats heeft tussen twee partijen van wie één een buitenlandse partij is, terwijl de overeenkomst tot arbitrage betrekking heeft op internationaal vervoer. Als dan een beroep wordt gedaan op de overeenkomst tot arbitrage in Nederland, ligt het niet voor de hand dat een dergelijke overeenkomst van het toepassingsbereik van het Verdrag van New York wordt uitgesloten. Het arbitraal vonnis op grond van een dergelijke arbitrage in Nederland zal immers ook op grond van het Verdrag van New York elders kunnen worden ten uitvoer gelegd.2 Niet in alle gevallen waarin een beroep op de overeenkomst tot arbitrage wordt gedaan in de Staat op het grondgebied waarvan de arbitrage plaats heeft of moet plaats hebben, is het wenselijk dat het Verdrag van New York van toepassing is. Indien de arbitrage louter nationaal is, ligt toepassing van het Verdrag van New York natuurlijk niet in de rede, dit omdat het verdrag uitsluitend ziet op internationale handelsarbitrage.3 Het Verdrag van New York laat zich daarom alleen toepassen als de arbitrage internationaal is. In dit opzicht zijn de nationaliteit van partijen en de "internationaliteit" van het onderwerp van geschil wel factoren die van belang kunnen zijn (vgl. anders voor het arbitraal vonnis 6.2.2.1). Aangenomen wordt dat een arbitrage internationaal is als één van partijen buitenlands is dan wel het geschil betrekking heeft op de internationale handel.4
Op grond van het vorenstaande zal het Verdrag van New York - anders dan zojuist is verdedigd voor het toepassingsbereik van het Verdrag van New York met betrekking tot arbitrale vonnissen - wel van toepassing zijn bij het beroep op overeenkomsten tot arbitrage als op de arbitrage de regeling voor internationale arbitrages in een bepaalde Staat van toepassing is, terwijl in dezelfde Staat op de overeenkomst een beroep wordt gedaan.
De toepassing van het Verdrag van New York op het beroep op een overeenkomst tot arbitrage in de Staat op het grondgebied waarvan de internationale arbitrage plaats heeft of moet plaats hebben, is met name bepleit omdat het anders mogelijk is dat het beroep op de overeenkomst tot arbitrage geheel volgens het nationale recht van de desbetreffende Staat wordt afgedaan, welk recht ongunstiger kan zijn dan de regeling van het Verdrag van New York. Ongunstiger in die zin, dat bij toepassing van het Verdrag van New York het beroep op de overeenkomst tot arbitrage wel was geslaagd, terwijl bij toepassing van het nationale recht het beroep op de overeenkomst tot arbitrage niet slaagt.5 Wij moeten ons wel realiseren dat heden ten dage de formele eisen die in nationaal recht aan de overeenkomst tot arbitrage worden gesteld, veelal gunstiger zijn dan de desbetreffende eisen in art. II lid 2 NYC. Het vorenstaande geldt in elk geval voor het Nederlands recht en het recht van de ons omringende landen, als bijvoorbeeld Frans, Zwitsers, Engels en Duits arbitragerecht. Ook de Modelwet is gunstiger. Gezien het vorenstaande, is het thans dan ook de vraag of het verdedigde ruime toepassingsbereik van het Verdrag van New York nog wel nodig of zelfs wenselijk is omdat juist de toepassing van het Verdrag van New York ertoe kan leiden dat een beroep op de overeenkomst tot arbitrage niet zal slagen, terwijl het beroep bij de toepassing van nationaal recht wel zal slagen. Ik meen niettemin dat geen werkelijk probleem bestaat omdat wordt aangenomen dat het Verdrag van New York niet belet dat een partij zich beroept op een overeenkomst tot arbitrage volgens het — gunstiger — nationale recht van de Staat waarin zij zich op de overeenkomst tot arbitrage beroept. In dit opzicht wordt de zogenaamde meestbegunstigingsbepaling in art. VII NYC, dit ofschoon de bepaling letterlijk genomen slechts betrekking heeft op de erkenning en tenuitvoerlegging van arbitrale vonnissen, analoog toegepast op de erkenning van overeenkomsten tot arbitrage (zie 8.10.2 en voor de uitwerking ervan 7.4.2.3 sub b en d).6