Einde inhoudsopgave
Het hoger beroep en het cassatieberoep in burgerlijke zaken in de Nederlandse Antillen en Aruba (BPP nr. VII) 2010/1.2
1.2 Codificatie
Mr. G.C.C. Lewin, datum 08-01-2010
- Datum
08-01-2010
- Auteur
Mr. G.C.C. Lewin
- JCDI
JCDI:ADS447531:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Art. 52 Reglement op het beleid van de Regering, het Justitiewezen, de Handel en de Scheepvaart op Curacao en onderhorige Eilanden, inwtr. 14 september 1815.
Wet van 31 mei 1865 houdende de vaststelling van het reglement op het Beleid der regering in de kolonie Curnao, PB 1865 no. 18.
Art. 1 KB 4 september 1868, PB 1868 no. 16, inwtr. 1 mei 1869.
De verplichting stond wel in art. 120 Wet op de Staatsinrichting van Curnao, PB 1936 no. 105, en staat ook in art. 85 lid 1 ontwerp-Staatsregeling van Curaçao en in art. 99 ontwerp-Staatsregeling van Sint Maarten.
In de Franse periode (1795-1813), om precies te zijn: in 1810, werd Nederland ingelijfd, waardoor de Franse wetboeken toepasselijk werden in Nederland. Na de val van Napoleon trad in Nederland een nieuwe Grondwet in werking in 1815. In lijn met de codificatiegedachte voorzag deze Grondwet in art. 163 - evenals reeds de Staatsregeling van 1798 in art. 28 - in algemene wetboeken. Op basis daarvan is in Nederland een reeks wetten tot stand gekomen en in 1838 in werking getreden, waaronder de Wet op de Rechterlijke Organisatie en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
De zes eilanden die nu de Nederlandse Antillen en Aruba heten, kwamen in de Franse periode gedeeltelijk onder Frans en Brits bewind. Nadien werd er het gezag van Nederland hersteld. In 1815 werd bepaald dat in de kolonie Curaçao (de zes eilanden) het recht van voor de Franse tijd voorlopig werd gehandhaafd.1Dit was een door onder meer lokale regelgeving en gewoonte zeer onoverzichtelijk geworden combinatie van Oud-Hollands en Romeins recht. Op basis van een in 1865 afgekondigd Regeringsreglement2 trad in 1869 een reeks wetboeken in werking.3 Deze werden niet bij wet of koloniale verordening ingesteld, maar bij wijze van voorlopige maatregel bij koninklijk besluit. De meeste van deze wetboeken bestaan nog steeds, zij het in sterk gewijzigde vorm.
In Nederland staat de verplichting tot codificatie van het burgerlijk recht, het burgerlijk procesrecht, het strafrecht en het strafprocesrecht nog altijd in de Grondwet (art. 107). De Staatsregeling van Aruba kent een overeenkomstige verplichting (art. V.16). Het Statuut en de Staatsregeling van de Nederlandse Antillen bevatten daarover geen uitdrukkelijke bepaling.4