Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/217
217 Verweerder levert bewijs met een getuigenverklaring van een derde; bewijskracht van een getuigenverklaring
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691813:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 23 maart 1984, ECLI:NL:HR:1984:AG4779, NJ 1984/568 met nt. W.H. Heemskerk en HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD5352, NJ 2002/60 (Van Beers/Van Dalen).
HR 17 oktober 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF9446, NJ 2003/721 (Arends/Tuinenburg).
HR 19 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8273, NJ 2005/454 met nt. W.D.H. Asser (Van Hulst/Van Eewijk) en HR 12 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1046, NJ 2020/248, JBPr 2021/2, p. 17 e.v. met nt. E.F. Groot.
Snijders (red.), Klaassen, Krans & Meijer, 2022/230 en Asser Procesrecht/Asser 3 2023/265.
HR 9 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6526, NJ 2007/105 (Feenstra q.q./Haije). Zie ook HR 11 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1262, NJ 1994/651 met nt. H.J. Snijders (Van Kooten/Wilmink) en Asser Procesrecht/Asser 3 2023/267.
HR 16 oktober 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZC2743, NJ 1999/7 (Finkenburgh/Van Mansum).
De bewijskracht van een getuigenverklaring in het kader van een bevrijdend verweer zal geen andere invulling krijgen dan de bewijskracht in een gewoonlijke setting. De waardering van het getuigenbewijs is voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt (art. 152 lid 2 Rv; vrije waardering). Wanneer na de getuigenverhoren te veel twijfel is blijven bestaan over de bewijsvraag, komt die twijfel voor risico van verweerder die een bevrijdend verweer voert, de partij die de bewijslast draagt. Verweerder is dan niet geslaagd in de levering van het van hem verlangde bewijs.
Getuigenverklaring
Een getuigenverklaring kan slechts als bewijs dienen voor zover zij betrekking heeft op aan de getuige uit eigen waarneming bekende feiten (art. 163 Rv); tot die waargenomen feiten kunnen ook opgedane indrukken worden gerekend,1 zij het dat deze indrukken gestaafd zullen moeten worden door andere feiten en omstandigheden. De verklaring de auditu is toelaatbaar.2 Wat betreft de reikwijdte van de opfrisplicht: het is een getuige niet verboden zich voor te bereiden op zijn getuigenverklaring en in dat kader documenten te raadplegen, mits hij daarvan melding maakt bij het getuigenverhoor.3
De rechter is geheel vrij in zijn waardering en kan rekening houden met aspecten als bijvoorbeeld de geloofwaardigheid van de getuige en de consistentie van diens verklaring.4
De feitenrechter is niet gehouden te motiveren waarom hij aan de verklaring van een getuige geen geloof hecht of daaraan minder gewicht toekent dan aan die van andere getuigen of waarom hij de ene verklaring wel gebruikt en de andere niet.5
De bewijswaardering kan in cassatie slechts beperkt worden getoetst; op de waarderingsvrijheid zullen motiveringsklachten veelal afstuiten. Wel kan in cassatie worden beoordeeld of de bewijswaardering zodanig is gemotiveerd dat zij voldoende inzicht geeft in de aan de beslissing ten grondslag liggende gedachtegang om haar voor partijen en voor derden controleerbaar en aanvaardbaar te maken.6
Net zoals de bewijswaarde van (derden)getuigen overeenkomstig art. 152 Rv aan het vrije oordeel van de rechter wordt overgelaten, zal de bewijswaarde van partijverklaringen bij art. 164 Wetsvoorstel Herziening bewijsrecht vrije bewijskracht hebben: de beperkte bewijskracht van de partijgetuigenverklaring zal als het wetsvoorstel op dit punt wordt aangenomen, worden afgeschaft. Hieronder wordt de huidige beperkte bewijskracht besproken.