Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/216
216 Verweerder levert bewijs door een beroep te doen op een akte of op een ander geschrift
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691812:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Geschriften die niet ondertekend zijn vallen onder de categorie ’andere geschriften’.
De crediteur is in beginsel verplicht bij iedere voldoening een kwitantie af te geven (art. 6:48 lid 1 en 2 BW), een schriftelijk bewijs van voldoening. Zie ook Asser/Sieburgh 6-I 2020/266. Een kwijtingsverklaring houdt in beginsel niet meer in dan bewijs dat een betaling heeft plaatsgevonden, waartegen tegenbewijs openstaat (HR 22 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:975, NJ 2018/279, MvV 2018/11, p. 350 e.v. met nt. J.B.R. Regouw, JOR 2018/233 met nt. C. Spierings (Citadel/Bela)).
Legt verweerder een kwitantie over die een verklaring betreft van een persoon die niet met eiser is te vereenzelvigen, dan komt daaraan vrije bewijskracht toe (art. 152 lid 2 Rv). Zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/259.
Voor het geval eiser zijn handtekening stellig ontkent, zie nr. 135.
Een schriftelijke verklaring die op verzoek van en (grotendeels) door een advocaat is opgesteld geeft twijfels over de betrouwbaarheid (Rb. Overijssel 14 maart 2018, ECLI:NL:RBOVE:2018:975). Zie ook Asser Procesrecht/Asser 3 2023/176 en 211-226 en Janssen 2017.
Volgens de Expertgroep modernisering bewijsrecht, nr. 154 e.v., kan het horen door de rechter dan gerichter en efficiënter plaatsvinden.
HR 23 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2986, NJ 2017/24 met Red. Aant., JBPr 2017/8 met nt. J.J. van der Helm (Lahmann/St. Continuïteit). Zie ook nr. 175 (slot).
Akten zijn ondertekende geschriften, bestemd om tot bewijs te dienen (art. 156 lid 1 Rv).1 Ook hier geldt als uitgangspunt dat de bewijskracht van schriftelijk bewijs in het kader van een bevrijdend verweer geen andere invulling zal krijgen dan de bewijskracht van schriftelijk bewijs in een gewoonlijke setting.
Voorbeeld
Legt verweerder een kwitantie (of een factuur met de tekst ‘voldaan’) over,2 voorzien van een handtekening van eiser om daarmee te bewijzen dat zijn schuld aan eiser is tenietgegaan, dan vormt deze akte een onderhandse akte als bedoeld in art. 156 lid 3 Rv en levert deze akte in samenhang met art. 157 lid 2 Rv tussen partijen3 dwingend bewijs op van de waarheid van die verklaring (de materiële bewijskracht). De rechter is gehouden om een feit waarvan dwingend bewijs is geleverd als waar aan te nemen (art. 151 lid 1 Rv), zolang tegenbewijs niet is geleverd (lid 2).4
Verweerder kan ook een beroep doen op een schriftelijke verklaring van een derde.
Schriftelijke verklaringen van potentiële getuigen
Deze verklaringen vallen onder de werking van art. 152 lid 1 Rv (vrije bewijskracht). Gelet op het fundamentele belang om bewijs te mogen leveren mag een dergelijke verklaring niet buiten beschouwing worden gelaten. Bij de bewijswaardering zal de rechter zich dienen af te vragen in hoeverre aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring afbreuk wordt gedaan door de wijze van totstandkoming van die schriftelijke verklaring; de geloofwaardigheid van de schriftelijke verklaring moet kunnen worden beoordeeld.5 Het is mogelijk dat de rechter geen reden ziet om te twijfelen aan de juistheid van de verklaring, ook al is de verklaring niet ten overstaan van een rechter afgelegd. Een getuigenverhoor kan om proceseconomische redenen ook met gebruikmaking van een eerder door de getuige ondertekende schriftelijke verklaring worden verricht.6 Dat is niet anders doordat de rechter de getuige zelf heeft kunnen horen in een verhoor waarbij partijen aanwezig of vertegenwoordigd konden zijn, en doordat de getuigenverklaring onder ede is afgelegd.7