Bevrijdende verweren
Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/221:221 Praktijk beperkte bewijskracht van de partijgetuigenverklaring met bewijsrisico
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/221
221 Praktijk beperkte bewijskracht van de partijgetuigenverklaring met bewijsrisico
Documentgegevens:
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691885:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Zie H.J. Snijders in zijn noot bij EHRM 27 oktober 1993, ECLI:XX:1993:AD1977, NJ 1994/534 (Dombo), W.D.H. Asser in zijn noot onder 12 bij HR 11 februari 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA4768, NJ 2001/31 (Resort of the World St. Maarten/Civil Construction) en De Groot, 2015, p. 29.
HR 9 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ6526, NJ 2007/105 (mr. Feenstra q.q./Haije). De rechter is daartoe so wie so niet toe gehouden: HR 11 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1262, NJ 1994/651 met nt. H.J. Snijders (Van Kooten/Wilmink) en Asser Procesrecht/Asser 3 2023/267.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Ondanks alle genoemde (principiële1 en praktische) argumenten maken rechters, vooral in eerste aanleg, bij de bewijswaardering dankbaar gebruik van het feit dat een getuigenverklaring van een partij die het bewijsrisico draagt afgeserveerd kan worden met een beroep op de beperkte bewijskracht van art. 164 lid 2 Rv. De rechter heeft een stok om mee te slaan en hij gebruikt deze stok veelvuldig. De rechter hoeft met een beroep op de beperkte bewijskracht op grond van art. 164 lid 2 Rv niet te motiveren waarom hij aan de verklaring van de partijgetuige minder geloof hecht.2