NJ 2017/24
In geding brengen van schriftelijke getuigenverklaringen (art. 163 Rv); bewijswaardering.
HR 23-12-2016, ECLI:NL:HR:2016:2986
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
23 december 2016
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, M.J. Kroeze
- Zaaknummer
15/03643
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS124273:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2016:2986, Uitspraak, Hoge Raad, 23‑12‑2016
ECLI:NL:PHR:2016:1301, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑09‑2016
Beroepschrift, Hoge Raad, 30‑06‑2015
- Wetingang
Art. 163 Rv
Essentie
In geding brengen van schriftelijke getuigenverklaringen (art. 163 Rv); bewijswaardering.
Art. 163 Rv belet niet dat de rechter een persoon als getuige hoort van wie een schriftelijke verklaring in het geding is gebracht, ook niet als die schriftelijke verklaring niet in tegenwoordigheid van partijen tot stand is gekomen en bij het getuigenverhoor gebruik wordt gemaakt van die verklaring. Bij de bewijswaardering van een dergelijke getuigenverklaring zal de rechter zich dienen af te vragen in hoeverre aan de betrouwbaarheid van de getuigenverklaring afbreuk wordt gedaan door het bestaan en de wijze van totstandkoming van die schriftelijke ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.