NJ 2003, 721
Bewijsaanbod; ‘de auditu’-verklaring.
HR 17-10-2003, ECLI:NL:PHR:2003:AF9446
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
17 oktober 2003
- Magistraten
R. Herrmann, J.B. Fleers, O. de Savornin Lohman, A. Hammerstein, P.C. Kop
- Zaaknummer
C02/145HR
- Conclusie
A-G Strikwerda
- LJN
AF9446
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Huurrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Eerste aanleg
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2003:AF9446, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 17‑10‑2003
ECLI:NL:PHR:2003:AF9446, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑10‑2003
- Wetingang
BW art. 7A:1624; BW art. 7A:1631a; Rv (oud) art. 179; Rv art. 152
Essentie
Bewijsaanbod; ‘de auditu’-verklaring.
Geen begrijpelijke redengeving voor het oordeel van de Rechtbank dat het door thans eisers tot cassatie gedane bewijsaanbod als onvoldoende relevant moet worden gepasseerd, is de overweging dat het bewijsaanbod berust op gegevens van horen zeggen. Ook stellingen die op gegevens van ‘horen zeggen’ door derden berusten, zijn voor bewijs vatbaar.
Samenvatting
In dit geschil betreffende de beëindiging van de huur en verhuur van een bedrijfsruimte als bedoeld in art. 7A:1624 BW heeft de Rechtbank een bewijsaanbod van huurders als onvoldoende relevant gepasseerd omdat huurders hun stellingen inzake de toekomstplannen van verhuurder slechts baseerde op ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.