De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.4.3:7.4.3 Redresserende functie: vernietiging en schadevergoeding
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.4.3
7.4.3 Redresserende functie: vernietiging en schadevergoeding
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS382274:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HR 3 december 1971, NJ 1972, 137 (GJS); HR 17 maart 1978, NJ 1979, 204 (M5); HR 8 januari 1993, NJ 1993, 558 (HJs), HR 29 april 1994, NJ 1995, 727 (CJHB en EEA). Vgl. HR 12 februari 1993, NJ 1993, 524 (HER). Nader hierover infra, par. 9.6.4, alsmede Van Boogaert 2005, i.h.b. p. 217 e.v.
Zie daarover HR 3 december 1971, NJ 1972, 137 (GJS); G. Snijders 1999, p. 146/147; Van Bogaert 2005, p. 304-319 en 473/474 en - met bezwaren tegen deze rechtspraak - Kortmann 1991, p. 277 e.v.
Zie hierover ook Van der Wiel 2004, nrs. 342-345.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
449. In het geval dat een lagere rechter bij de totstandkoming van zijn uitspraak naar het oordeel van de appèl- of cassatierechter de eisen van een goede procesorde heeft veronachtzaamd, kan het rechtsgevolg van die veronachtzaming zijn dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd. Deze toepassing van de eisen van een goede procesorde kan men omschrijven als de redresserende functie van die eisen. Een met de eisen van een goede procesorde onverenigbare gang van zaken wordt met een beroep op die eisen teruggedraaid.
Indien de uitspraak is gedaan in enige of in hoogste instantie, zullen partijen zich in beginsel bij de schending van de eisen van een goede procesorde moeten neerleggen. In het geval dat de schending van de eisen echter een schending van zo fundamentele beginselen van een behoorlijke rechtspleging inhoudt, dat niet meer kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak, kan een rechtsmiddelenverbod echter worden doorbroken.1
Levert de schending van de eisen van een goede procesorde bovendien een schending op van art. 6 EVRM, dan kunnen partijen, indien zij de rechtsmiddelen hebben uitgeput die het nationale recht aan hen ter beschikking stelt, zich met een klacht over deze schending wenden tot het EHRM.2 Is het EHRM van oordeel dat art. 6 EVRM is geschonden, dan kan het uitspreken dat klager rechtsherstel dient toe te komen. In zoverre het EHRM van oordeel is dat het nationale recht slechts gedeeltelijk rechtsherstel toelaat, kan het klager een billijke genoegdoening toekennen. Omdat het Nederlandse procesrecht vooralsnog geen rechtsmiddel kent dat de herroeping of herziening mogelijk maakt van een uitspraak die volgens het EHRM in strijd is met het EVRM, zal het rechtsherstel slechts kunnen bestaan in een door de Staat te betalen schadevergoeding.
450. Voorts kan de partij die schade heeft geleden ten gevolge van een schending van de eisen van een goede procesorde door de rechter, de Staat uit hoofde van onrechtmatige daad - bestaande in onrechtmatige rechtspraak - aanspreken tot vergoeding van die schade. Het criterium dat de Hoge Raad voor het aannemen van een dergelijke aansprakelijkheid hanteert, vertoont veel gelijkenis met het criterium voor doorbraak van een rechtsmiddelverbod wegens verzuim van essentiële vormen: er moet ten minste sprake zijn van een veronachtzaming van zo fundamentele rechtsbeginselen bij de voorbereiding van de rechterlijke beslissing, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken.3 Bovendien zal de vordering tot schadevergoeding worden afgewezen, indien de benadeelde partij niet de rechtsmiddelen heeft benut die aan haar ter beschikking stonden tot vernietiging van de uitspraak die met schending van de eisen van een goede procesorde tot stand is gekomen. In de stringente voorwaarden waaronder de Hoge Raad aan een benadeelde partij een recht op schadevergoeding wegens onrechtmatige rechtspraak toekent, komt tot uitdrukking dat de aanvaarding van 'onrechtmatige rechtspraak'-procedures naar het oordeel van de Hoge Raad in de regel onverenigbaar zijn met de uitputtende regeling van rechtsmiddelen die de wetgever tot bestrijding van rechterlijke uitspraken aan partijen ter beschikking heeft gesteld en bovendien op gespannen voet staan met het beginsel dat aan iedere procedure eens een einde moet komen.4
451. Uit het voorgaande volgt dat een rechterlijke schending van de eisen van een goede procesorde die niet tevens een schending van art. 6 EVRM oplevert, dan wel anderszins de veronachtzaming inhoudt van een zo fundamenteel rechtsbeginsel dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling geen sprake meer is, zonder sanctie blijft, indien die schending is begaan in enige of in hoogste instantie of, indien de schending is begaan in lagere instantie, ook door de rechter in hoogste instantie niet wordt erkend.
In cassatie zijn partijen bevoegd om te reageren op de conclusie van de Procureur-Generaal. De eisen van een goede procesorde brengen echter mee dat op die reactie slechts acht kan worden geslagen, indien deze binnen twee weken nadat de conclusie ter rolle is genomen bij de Hoge Raad is binnengekomen.5 Gesteld dat de Hoge Raad desalniettemin een later binnengekomen reactie in zijn oordeel zou betrekken, dan zou hij daarmee de eisen van een goede procesorde schenden. Die schending zal evenwel zonder sanctie blijven. Zij levert immers geen strijd op met art. 6 EVRM en evenmin kan worden gezegd dat er sprake is van een schending van een zo fundamenteel rechtsbeginsel, dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak geen sprake meer is.
452. Ten slotte zij erop gewezen dat de rechter aan een schending van de eisen van een goede procesorde een sanctie in de vorm van een veroordeling verbindt. Handelde de partij die door de rechter in het gelijk wordt gesteld in strijd met de eisen van een goede procesorde, dan kan de rechter op grond van art. 237 Rv besluiten de kosten die nodeloos werden veroorzaakt door die 'onjuiste' bevoegdheidsuitoefening, voor rekening van die partij te laten. Dit in afwijking van de hoofdregel dat de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. Handelde de verliezende partij daarentegen in strijd met de goede procesorde, dan kan dat een grond opleveren om ten laste van die partij een hogere kostenveroordeling uit te spreken, dan uit de niet bindende richtlijn inzake liquidatietarieven volgt.6