NJ 1995, 727
Onrechtmatige daad overheid / vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige rechtspraak en onrechtmatige vrijheidsbeneming / beslissing op verzoek 89 Sv / voorlopige hechtenis / betekenis 6 lid 2 EVRM
HR 29-04-1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1355, m.nt. C.J.H. Brunner, E.A. Alkema (Engelse handtekening)
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 april 1994
- Magistraten
Martens, Roelvink, Mijnssen, Neleman, Swens-Donner, Leijten
- Zaaknummer
15280
- Noot
C.J.H. Brunner, E.A. Alkema
- LJN
ZC1355
- Roepnaam
Engelse handtekening
- JCDI
JCDI:ADS113657:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Onbekend (V)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Verbintenissenrecht / Aansprakelijkheid
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
EU-recht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1994:ZC1355, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑04‑1994
- Wetingang
BW art. 6:162; Sv art. 89; EVRM art. 6
Essentie
Onrechtmatige daad overheid. Vordering tot schadevergoeding wegens onrechtmatige rechtspraak en onrechtmatige vrijheidsbeneming. Beslissing op verzoek art. 89 Sv. Voorlopige hechtenis. Betekenis art. 6 lid 2 EVRM.
Samenvatting
De Staat kan ter zake van een rechterlijke beslissing slechts dan uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk worden gehouden indien bij de voorbereiding van die beslissing zo fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Indien het hof het verzoek ex art. 89 Sv ten onrechte niet ontvankelijk heeft verklaard, heeft het hof weliswaar een onjuiste beslissing ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.