De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.5:7.5 Samenvatting
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.5
7.5 Samenvatting
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS375013:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
453. Na enkele opmerkingen over het onderscheid tussen verwijzingen naar een goede of behoorlijke 'procesorde', 'rechtspleging' en 'procesvoering', kwamen in dit hoofdstuk diverse karakteristieken van dergelijke verwijzingen aan de orde. In deze samenvatting worden de belangrijkste constateringen nog eens uitgelicht.
454. Verwijzingen naar een goede of behoorlijke procesorde komen in de rechtspraak van de Hoge Raad veel vaker voor dan verwijzingen naar een goede of behoorlijke rechtspleging, terwijl verwijzingen naar een goede of behoorlijke procesvoering maar zelden werden aangetroffen.
Zowel uit de eisen van een goede procesorde als uit de eisen van een goede rechtspleging bleken verplichtingen te kunnen voortvloeien voor partijen. Met de keuze voor een beroep op de eisen van een goede rechtspleging kan echter de nadruk worden gelegd op de wijze waarop de 'rechtsplegende' rechter te werk gaat, of op de eisen die in het algemeen mogen worden gesteld aan de rechtspleging als maatschappelijk verschijnsel, terwijl met een beroep op de eisen van een goede procesorde tot uitdrukking kan worden gebracht dat de regel, eis of beslissing die op die eisen wordt gebaseerd, is ingegeven door de gewenste ordening van handelingen en gebeurtenissen in een procedure. Verwijzingen naar de eisen van een behoorlijke procesvoering, zouden gereserveerd moeten worden voor de normering van het procesgedrag van partijen. Het zijn partijen die een proces voeren, niet de rechter. Scherpe grenzen tussen de toepassing van de eisen van een goede procesorde, rechtspleging of procesvoering worden echter door de Hoge Raad niet getrokken, en dienen ook niet te worden getrokken (par. 7.2).
455. De Hoge Raad verwijst veelal naar de eisen van een goede procesorde, soms echter naar regels of beginselen van een goede procesorde. Praktische relevantie heeft het verschil in formuleringen niet. In de literatuur is wel betoogd dat een beroep op de eisen van een goede procesorde op een lijn kan worden gesteld met een beroep op beginselen van het burgerlijk procesrecht. Het beperkte aantal normatieve uitspraken dat naar heersende opvattingen als beginsel van procesrecht wordt aangemerkt, bleek echter niet te volstaan om alle gevonden toepassingen van de eisen van een goede procesorde te verklaren. Veeleer dient te worden aangenomen dat een verwijzing naar (de eisen van) een goede procesorde een verwijzing inhoudt naar een complex van procesrechtelijke normen en beginselen (par. 73.2).
Overigens werd betoogd dat de (eis van een) goede procesorde niet als een zelfstandig beginsel van procesrecht kan worden aangemerkt, aangezien het beginsel onvoldoende zelfstandig richtinggevend is om de vorming en wijze van toepassing van andere normen te bepalen. Het vermogen daartoe werd immers kenmerkend geacht voor de kwalificatie van een eis als beginsel (par. 73.3).
456. Een verwijzing naar (de eisen van) een goede procesorde houdt in de regel een verwijzing naar normen van ongeschreven procesrecht in. Daarbij werd echter aangetekend dat tussen geschreven en ongeschreven recht geen waterdichte scheiding bestaat, nu beide elkaar wederzijds nader bepalen. Een beroep op de eisen van een goede procesorde laat zich dan ook nog het beste omschrijven als een beroep op het tussen de geschreven regels van het procesrecht en het daarbuiten gelegen, maar door die geschreven regels beïnvloede, procesrecht (par. 7.3.4).
457. De goede procesorde laat zich aanmerken als de belangrijkste open norm van het procesrecht. Uit de toepassingen van de goede procesorde als normatief begrip in de rechtspraak blijkt dat het begrip inhoudelijk zo onbepaald is, dat daaraan normatief vermogen kan worden toegekend in een op voorhand naar soort of inhoud nauwelijks af te bakenen scala aan procesrechtelijke kwesties. Bij de toepassing van de goede procesorde blijkt de beslissing voorts niet te volgen uit een eenvoudige subsumptie van feiten aan een regel. De rechter zal telkens in het licht van de omstandigheden van het concrete geval moeten vaststellen wat de goede procesorde voor de door hem te beoordelen kwestie inhoudt. In de jurisprudentie blijken uit (de eisen van) een goede procesorde zowel algemene regels, als meer op het concrete geval toegespitste beslissingen te worden afgeleid (par. 73.5).
458. De eisen van een goede procesorde blijken in de rechtspraak van de Hoge Raad betrekking te kunnen hebben op de procesorde in ruime, 'instantie-overschrijdende' zin. De gang van zaken in een vorige instantie, zelfs gedragingen voorafgaand aan de procedure, blijken van invloed te kunnen zijn op hetgeen een goede procesorde in een (hogere) instantie inhoudt (par. 7.3.7).
459. De eisen van een goede procesorde wortelen zowel in het publiekrecht als in het privaatrecht. Deels behelzen zij normen die de verhouding tussen partijen en de rechter bepalen, een verhouding die als een publiekrechtelijk geaarde verhouding kan worden gekwalificeerd. Anderzijds zijn de eisen van een goede procesorde medebepalend voor de wijze waarop partijen zich tegenover elkaar behoren te gedragen in een procedure die dient tot handhaving of verwezenlijking van privaatrechtelijke aanspraken. In zoverre kleeft aan de eisen ook een privaatrechtelijk aspect. De bijzondere driehoeksverhouding waarin partijen en rechter tot elkaar staan, brengt mee dat de normatieve werking van de eisen van een goede procesorde in de rechtsverhouding tussen rechter en partijen, niet kan worden gescheiden van de normatieve werking van die eisen in de rechtsverhouding tussen procespartijen (par. 73.8).
460. In zoverre de eisen van een goede procesorde gedragsnormen voor de rechter inhouden, zal de rechter deze ambtshalve in acht moeten nemen. Voor een ambtshalve toetsing van het handelen van partijen door de rechter, of het handelen van de rechter door een hogere rechter, aan de eisen van een goede procesorde, is echter enkel plaats in zoverre de gedragsnormen die voor rechter en partijen in die eisen liggen besloten, van openbare orde zijn. Dat is niet altijd het geval. Soms beschermen de eisen van een goede procesorde enkel of voornamelijk het belang van een van de procespartijen tegen gedrag dat daarop inbreuk maakt en ontbreekt een rechtvaardiging voor een ambtshalve, door het algemeen belang ingegeven, bescherming van dat belang. In die gevallen moet worden aanvaard dat een partij - op voorhand - afstand kan doen van de bescherming die zij aan die eisen kan ontlenen, dan wel - naderhand - kan berusten in tekortkomingen in de geboden bescherming. Niet ondenkbaar is kortom dat de rechter alleen dan rechtsgevolg aan een proceshandeling van de ene partij mag onthouden op grond van een schending van de eisen van een goede procesorde, indien de andere partij tegen toekenning van rechtsgevolg heeft geprotesteerd. Evenzo is niet ondenkbaar dat de appèl- of cassatierechter de bestreden uitspraak niet mag vernietigen op grond van een door hem geconstateerde veronachtzaming van de eisen van een goede procesorde door de lagere rechter, indien niet over schending van die eisen wordt geklaagd (par. 73.9).
461. De Hoge Raad stelt zich in het algemeen terughoudend op bij de toetsing van beslissingen die zijn gegrond op de eisen van een goede procesorde, nu deze veelal sterk zijn verweven met waarderingen van feitelijke aard. De vaststelling van hetgeen een goede procesorde in het concrete geval eist, is een beslissing van gemengd juridische en feitelijke aard. Waarderingen van feitelijke aard zijn echter voorbehouden aan de rechter die over de feiten oordeelt. De Hoge Raad toetst dan ook enkel of het op de goede procesorde gebaseerde oordeel niet onbegrijpelijk is of getuigt van een onjuiste rechtsopvatting. Is een beslissing in het licht van de daarvoor gegeven motivering onbegrijpelijk, in die zin dat niet duidelijk is waarom die beslissing uit de goede procesorde volgt, gezien de feiten die in de uitspraak worden genoemd en de feiten die uit de gedingstukken blijken, dan levert dat grond voor cassatie op. Vernietiging op de grond dat de lagere rechter van een onjuiste rechtsopvatting is uitgegaan, is aan de orde indien uit de uitspraak blijkt dat de rechter van een (sub)regel van een goede procesorde is uitgegaan, die geen steun vindt in het recht (par. 7.3.11).
462. De rechtsgevolgen van een beroep op de eisen van een goede procesorde kunnen moeilijk in het algemeen worden omschreven. Waar zij aanvullend werken, blijken zij tal van buitenwettelijke bevoegdheden en verplichtingen te kunnen scheppen. Wordt een beroep op de eisen gedaan ter interpretatie van een wettelijk voorschrift, dan is het rechtsgevolg sterk afhankelijk van het geïnterpreteerde voorschrift. De beperkende werking van de eisen van een goede procesorde heeft ten slotte tot gevolg dat, waar het gaat om de uitoefening van een bevoegdheid door partijen, die uitoefening blijft verstoken van het gebruikelijke, beoogde rechtsgevolg. Alsdan kan worden gesproken van de 'preventieve' werking van de eisen van een goede procesorde: een inbreuk op de goede procesorde wordt immers voorkomen.
Daarnaast kunnen de eisen van een goede procesorde redresserend werken, in die zin na toetsing van de gang van zaken in een procedure aan die eisen, een inbreuk op de goede procesorde wordt gerepareerd. Daarvan is bijvoorbeeld sprake indien een rechterlijke beslissing die tot stand is gekomen met veronachtzaming van de eisen van een goede procesorde, om die reden wordt vernietigd. Kan de veronachtzaming van de eisen van een goede procesorde tevens worden aangemerkt als de schending van zo fundamentele rechtsbeginselen bij de voorbereiding van de rechterlijke beslissing dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken, en staat tegen die beslissing geen rechtsmiddel (meer) open, dan levert die veronachtzaming bovendien grond op voor schadevergoeding door de Staat aan de benadeelde partij.
Ten slotte kan een schending van de eisen van een goede procesorde grond opleveren voor een sanctie in de vorm van een proceskostenveroordeling (par. 7.4).