De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.1:7.1 Inleiding
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/7.1
7.1 Inleiding
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS381068:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
410. In de vorige hoofdstukken werden de verwijzingen naar een goede procesorde of rechtspleging in regelgeving en de rechtspraak van de Hoge Raad geïnventariseerd. In de komende hoofdstukken wordt op basis van die inventarisatie het gebruik van een goede procesorde of rechtspleging als normatief begrip in het burgerlijk procesrecht op een abstracter niveau beschouwd. In dit hoofdstuk zal na enkele opmerkingen over het begripsmatige onderscheid tussen eisen van een goede procesorde, rechtspleging en procesvoering, worden getracht de aard van verwijzingen naar deze eisen nader te bepalen. In het hoofdstuk 8 wordt vervolgens bezien of uit de onderzochte rechtspraak en regelgeving kan worden opgemaakt welke factoren van belang zijn voor hetgeen een goede procesorde in het concrete geval inhoudt, en hoe de rechter die inhoud kan bepalen. In hoofdstuk 9 zal worden besproken welke functies de verwijzingen naar een goede procesorde in rechtspraak en regelgeving hebben, en in hoofdstuk 10 wordt ten slotte ingegaan op de verhouding van de eisen van een goede procesorde tot de betekenis van leerstukken waarvan de toepassing blijkens de jurisprudentie kan samenlopen met de toepassing van die eisen, dan wel in ieder geval daarmee veel raakvlakken heeft.
411. In dit hoofdstuk komt, zoals gezegd, allereerst de vraag aan bod of onderscheid gemaakt kan en moet worden tussen verwijzingen naar een goede procesorde, rechtspleging of procesvoering. Op voorhand viel niet te zeggen of verwijzingen naar een goede of behoorlijke procesorde zich naar hun betekenis in het burgerlijk procesrecht onderscheiden van verwijzingen naar een goede of behoorlijke rechtspleging of procesvoering. Om die reden is het onderzoek op al deze verwijzingen gericht. Met het oog op het streven naar een zo precies mogelijke formulering van de normering van procesgedrag, verdient enige onderlinge afbakening van de betekenis en het toepassingsbereik van deze begrippen, zo mogelijk, aanbeveling.
Vervolgens zal worden getracht de aard van verwijzingen naar een goede procesorde of rechtspleging op te helderen aan de hand van onderscheidingen tussen onder meer eisen, regels en beginselen, open en gesloten normen, geschreven en ongeschreven recht, gedragsnorm en toetsingsnorm en recht van openbare orde en recht dat niet van openbare orde is. Ook wordt ingegaan op de schending van de eisen van een goede procesorde als grond voor cassatie en de wijze waarop de Hoge Raad als cassatierechter beslissingen van de feitenrechter toetst die gebaseerd zijn op de eisen van een goede procesorde. Ten slotte worden de rechtsgevolgen van schendingen van de eisen van een goede procesorde of rechtspleging nader beschouwd.