Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/
Verhandeling
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS586401:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 17 februari 1995, NJ 1996, 471 m.nt. WMK (`Mulder q.q.-CLBN'). Over dit arrest onder meer Verdaas (2008) p. 187-192; Polak-Wessels (2007, deel BI-2), p. 267-269; Faber (2005) p. 384-392 en 542-543; Bakkerus (2000), p. 219; Breken (1997), p. 223-235 en Vriesendorp (1995) p. 604-611.
Ter verklaring van deze keuze: voor een enigszins afgerond beeld van het leerstuk over verrekening rond faillissement, kan Mulder q.q.-CLBN niet ontbreken. Echter, zoals nog zal blijken, levert mijn alternatieve kwalificatie het girale betalingsverkeer ten aanzien van dit specifieke onderdeel geen nieuwe zienswijze op. Een uitvoerige bespreking is daarom niet noodzakelijk.
De strenge regels die de Hoge Raad in de voorgaande arresten heeft aanvaard, vinden geen toepassing bij de verrekening door de bank van girale betalingen die zijn verricht ter voldoening van vorderingen die de rekeninghouder aan de bank heeft verpand. Deze regel volgt uit het arrest Mulder q.q.-CLBN (paragraaf 2.4.1).1 In enkele latere arresten heeft de Hoge Raad deze regel nader ingevuld en verduidelijkt. Die arresten worden hier kort aangestipt (paragraaf 2.4.2).2