Einde inhoudsopgave
Revindicatoire aanspraken op giraal geld (R&P nr. FR3) 2009/7.1
7.1 Inleiding
B. Bierens, datum 23-03-2009
- Datum
23-03-2009
- Auteur
B. Bierens
- JCDI
JCDI:ADS592339:1
- Vakgebied(en)
Financieel recht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Ik zie af van een aparte bespreking van de jurisprudentie over uitgaande betalingen, zoals onder meer aan de orde was in HR 28 april 2006, NJ 2006, 503 m.nt. PvS en JOR 2006, 223 m.nt. N.E.D. Faber (`Huijzer q.q.Rabobank'), waarover onder meer Van Boom (2007) p. 53-57 en Abendroth-Wibier (2008). Het betrof een door de bank uitgevoerde betalingsopdracht verstrekt door de failliet ná de datum van faillissement, echter voor bekendheid van de bank met het faillissement, vgl. Rb. Amsterdam 2 juli 2003, JOR 2003, 219 (`Lichtenveldt q.q.-Finata Bank') en Hof Amsterdam 3 juni 2006 en 3 mei 2007, JOR 2008, 52 m.nt. I. Spinath (`Finata BankLichtenveldt q.q.'). Eveneens blijven hier buiten beschouwing de bijzondere regels die van toepassing zijn op financiële instellingen die deelnemen aan betalingssystemen en effectenafwildcelingssystemen, waaronder het in artikel 212a en 212b Fw buiten toepassing verklaren van 0.00 uur-regeling van artikel 23 Fw. Zie daarover onder meer Polak-Wessels (2007, deel BI-2), p. 288-290.
In dit hoofdstuk bespreek ik de regulering van het verhaal door de bank op binnenkomende girale betalingen aan de rekeninghouder.1 Ik begin hierna eerst met (aanstaande) faillissementssituaties. In een reeks van arresten heeft de Hoge Raad een even gecompliceerd als fijnmazig stelsel ontwikkeld waarin de bevoegdheid wordt beperkt om betalingen te verrekenen met debetstanden op de betaalrekening. In vogelvlucht schets ik de regels die zich in de jurisprudentie hebben uitgekristalliseerd (paragraaf 2). Na enkele kanttekeningen bij deze jurisprudentie (paragraaf 3) analyseer ik deze arresten over verrekening aan de hand van mijn alternatieve vermogensrechtelijke kwalificatie van het girale tegoed. In deze benadering maakt de figuur van verrekening plaats voor de vraag of de rekeninghouder bevoegd was zijn schuld aan de bank te voldoen met het girale geld dat voor hem bestemd was en of de bank bevoegd was daarop verhaal te nemen (paragraaf 4). Aansluitend bespreek ik twee gevallen van onbevoegd verhaal door de bank buiten faillissement (paragraaf 5). Ik sluit af met een conclusie (paragraaf 6).