RvdW 2020/1014:Medeplegen gewoontewitwassen van zwart geld afkomstig uit grootschalige belastingontduiking door familiebedrijf. Moet ‘alle’ niet aan Belastingdienst opgegeven omzet van B.V. worden aangemerkt als ‘uit misdrijf afkomstig’? Vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig (...) uit enig misdrijf’ in de zin van art. 420bis, 420ter en 420quater Sr (vgl. ECLI:NL:HR:2008:BD2774). Hof heeft vastgesteld dat ongeveer helft van gehele omzet van B.V. niet is verantwoord en niet is betrokken in heffing van vennootschapsbelasting en omzetbelasting, welk aan belasting ontdoken bedrag moet worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig voorwerp. ’s Hofs vaststellingen kunnen daarom niet ’s hofs conclusie dragen dat ‘alle niet verantwoorde omzet’ kan worden aangemerkt als ‘uit misdrijf verkregen’. Dit kan echter niet tot cassatie leiden, nu hiervoor weergegeven omstandigheden voldoende grond bieden voor vaststelling dat (overeenkomstig hetgeen is bewezenverklaard) ‘aanzienlijk geldbedrag’ kan worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig. Voorts heeft hof vastgesteld dat deel van niet verantwoorde omzet heimelijk werd overgebracht naar Zwitserland en weer ter beschikking werd gesteld aan B.V. doordat het werd uitgeleend aan B.V. of werd geïnvesteerd in panden in Nederland die door B.V. werden gebruikt. Deze vaststellingen bieden voldoende grond voor vaststelling dat ook ‘onroerend goed’, waaronder in bewezenverklaring genoemde panden, in ieder geval gedeeltelijk kan worden aangemerkt als uit enig misdrijf afkomstig. Tegen die achtergrond en gelet op andere feiten die hof daarnaast t.l.v. verdachte heeft bewezenverklaard (deelnemen aan criminele organisatie, meermalen opzettelijk gebruikmaken van vals geschrift en meermalen overtreden van WWM) heeft verdachte onvoldoende belang bij vernietiging van bestreden arrest en hernieuwde behandeling van zaak. Volgt verwerping.