RvdW 2020/1018:Herziening. Mishandeling vriendin, art. 300.1 Sr. Aangevoerd wordt dat zaak niet zou hebben geleid tot veroordeling als rechter bekend zou zijn geweest met bij aanvraag gevoegde handgeschreven verklaring van getuige A, inhoudende dat aangeefster tegen A heeft verteld dat ze valse aangifte had gedaan. Art. 457.1.c Sv. Bewijsmateriaal waarover hof bij doen van zijn uitspraak beschikte omvat o.m. verklaringen van aangeefster over door aanvrager gepleegde mishandeling. Die verklaringen vinden steun in 3 p-v’s van bevindingen, verklaring van getuige B en geneeskundige verklaring van arts. Tegenover dat bewijsmateriaal is bij aanvraag overgelegde verklaring van getuige A van onvoldoende gewicht om te kunnen gelden als gegeven in de zin van art. 457.1.c Sv. Dat wordt niet anders door eveneens bij aanvraag gevoegde verklaring van aangeefster, die inhoudt dat aanvrager haar niet heeft mishandeld en dat zij zwaar onder invloed van alcohol en drugs handgeschreven briefje van politie moest ondertekenen. Deze verklaring geeft immers geen steun aan de in verklaring van getuige A geschetste gang van zaken. Een en ander betekent dat niet sprake is van ernstig vermoeden dat hof aanvrager zou hebben vrijgesproken als het bekend was geweest met wat in aanvraag is aangevoerd. Afwijzing aanvraag.