RvdW 2020/31:Zedenzaak. Hof vermindert de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn door een gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Klacht stelt dat verdachte zonder aftrek feitelijk beter af zou zijn geweest, aangezien dan het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling had kunnen worden toegepast, art. 15 lid 3 onder a Sr. Daarnaast klacht benadeelde partij tegen n-o in hoger beroep in haar vordering tot vergoeding van materiƫle schade. HR: art. 81 lid 1 RO.