Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/31
Zedenzaak. Hof vermindert de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn door een gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Klacht stelt dat verdachte zonder aftrek feitelijk beter af zou zijn geweest, aangezien dan het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling had kunnen worden toegepast, art. 15 lid 3 onder a Sr. Daarnaast klacht benadeelde partij tegen n-o in hoger beroep in haar vordering tot vergoeding van materiƫle schade. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 26-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1847
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 november 2019
- Magistraten
Mrs.Ā W.A.M.Ā vanĀ Schendel, Y.Ā Buruma, A.E.M.Ā Rƶttgering
- Zaaknummer
18/04353
- Conclusie
A-GĀ mr.Ā E.J.Ā Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1847, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26ā11ā2019
ECLI:NL:PHR:2019:989, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08ā10ā2019
Essentie
Zedenzaak. Hof vermindert de opgelegde gevangenisstraf vanwege overschrijding van de redelijke termijn door een gedeelte van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Klacht stelt dat verdachte zonder aftrek feitelijk beter af zou zijn geweest, aangezien dan het wettelijke systeem van de voorwaardelijke invrijheidstelling had kunnen worden toegepast, art. 15 lid 3 onder a Sr. Daarnaast klacht benadeelde partij tegen n-o in hoger beroep in haar vordering tot vergoeding van materiƫle schade. HR: art. 81 lid 1 RO.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04353
Datum 26 november 2019 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.