Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/16
Art. 231b Sr. Misbruik van identificerende persoonsgegevens van een ander. Uitleg bestanddeel ‘enig nadeel’.
HR 26-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1698
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 november 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, V. van den Brink
- Zaaknummer
18/03683
- Conclusie
A-G mr. B.F. Keulen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1698, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:837, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑08‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑12‑2018
- Wetingang
Art. 231b Sr
Samenvatting
Art. 231b Sr bepaalt, kort gezegd, dat het opzettelijk misbruik van identificerende persoonsgegevens van een ander strafbaar is indien uit dat misbruik ‘enig nadeel kan ontstaan’. Gelet op de wetsgeschiedenis en mede in aanmerking genomen de omstandigheid dat art. 231b Sr is bedoeld als een aanvulling op de art. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.