Einde inhoudsopgave
Bevrijdende verweren (BPP nr. XXII) 2023/263
263 Verweerder doet bij een nakomingsvordering van een vaststellingsovereenkomst een beroep op dwaling of een ander wilsgebrek
H.W.B. thoe Schwartzenberg, datum 27-01-2023
- Datum
27-01-2023
- Auteur
H.W.B. thoe Schwartzenberg
- JCDI
JCDI:ADS691601:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
HR 15 november 1985, ECLI:NL:HR:1985:AC4400, NJ 1986/228 met nt. W.C.L. van der Grinten (Ebele Dillema II). Wanneer niet blijkt van feiten en omstandigheden die eerst na het sluiten van de vaststellingsovereenkomst zijn gebleken en die grond kunnen vormen voor een beroep op dwaling, wordt het verweer waarbij een beroep op dwaling wordt gedaan niet gehonoreerd (Hof Arnhem-Leeuwarden 5 februari 2019, ECLI:NL:GHARL:2019:1024 (franchise)). Zie nr. 243. Een beroep op dwaling bij een vaststellingsovereenkomst is evenmin mogelijk indien deze is opgesteld ten overstaan van een (voorzieningen)rechter in het bijzijn van partijen.
HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BY3129, r.o 3.4.1, NJ 2013/84 (Van Leeuwen/Lips). Als dwaling betrekking heeft op hetgeen partijen als zeker aan de vaststellingsovereenkomst ten grondslag hebben gelegd, is vernietiging in beginsel wel mogelijk (HR 26 september 2008, ECLI:NL:HR:2008:BD3940, NJ 2008/521 (curatoren Jacqui Hoes/Hoes)). Een beroep op dwaling is ook mogelijk indien het een punt betreft dat buiten het eigenlijke geschil viel (Hijma, in: GS Verbintenissenrecht, art. 6:228, aant. 10.15.1).
HR 29 september 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1825, NJ 1998/81 met nt. C.J.H. Brunner (ABN AMRO/Hendriks) en A-G T. Hartlief in zijn conclusie vóór HR 12 oktober 2018, ECLI:NL:HR:2018:1903, RvdW 2018/1120, randnr. 3.6. en 3.94 (art. 81 RO) (EMC/Y). Had de partij die een beroep doet op dwaling bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst juridische bijstand, dan mag worden verwacht dat zij van de inhoud en gevolgen op de hoogte was.
HR 1 februari 2013, ECLI:NL:HR:2913:BY3129, NJ 2013/84 (Van Leeuwen/Lips); Hof ‘s-Hertogenbosch 10 september 2013: ECLI:NL:GHSHE:2013:4189. Zie ook HR 27 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:AV0432 en Hof ’s-Gravenhage 19 januari 2010, ECLI:NL:GHSGR:2010:BL2560.
Verweerder kan bij een vordering tot nakoming de vernietiging van de overeenkomst eveneens inroepen op grond van bedrog, op grond van bedreiging of door misbruik van omstandigheden. Voor terughoudendheid bij toepassing van art. 3:44 lid 4 BW (misbruik van omstandigheden) is geen reden (A-G E.M. Wesseling-Van Gent in haar conclusie vóór HR 27 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:95, RvdW 2017/167 (S’Energie/Delta)).
Asser/Van Schaick, 7-VIII 2018/161.
Een beroep op dwaling wordt ingeval van een vaststellingsovereenkomst niet gehonoreerd indien de dwaling betrekking heeft op omstandigheden waaromtrent onzekerheid of geschil bestond (art. 7:900 lid 1 BW).1 De vaststelling diende er juist toe om deze onzekerheid of dit geschil te beëindigen.2 Ook al kan gezegd worden dat een partij de vaststellingsovereenkomst onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken heeft gesloten, dan komt deze dwaling desondanks krachtens de aard van de overeenkomst voor haar rekening (art. 6:228 lid 2 BW).3 De Hoge Raad heeft dit uitgangspunt enigszins genuanceerd. Een vaststellingsovereenkomst sluit een geslaagd beroep op dwaling ten aanzien van die overeenkomst niet categorisch uit. Dit geldt in het bijzonder indien sprake is van betrokkenheid van de wederpartij bij de dwaling op een wijze als genoemd in art. 6:228 lid 1 onder a of b BW;4 zij het dat de aard van de vaststellingsovereenkomst met zich brengt dat een beroep op dwaling terughoudend moet worden beoordeeld.5 De aard van de overeenkomst verzet zich dus niet tegen elk beroep op dwaling of een ander wilsgebrek.6 Verweerder kan ook subsidiair bij wijze van bevrijdend verweer wijziging vragen van de gevolgen van de vaststellingsovereenkomst met toepassing van art. 6:228 jo. art. 6:230 lid 2 BW; verweerder verzoekt dan dat de gevolgen van de overeenkomst zodanig worden gewijzigd dat het door die partij geleden nadeel wordt opgeheven. Eiser kan gemotiveerd betwisten dat sprake is van nadeel (een grondslagverweer).
Aan de mogelijkheid om te ontbinden zijn ook beperkingen gesteld (art. 7:905 BW). In vaststellingsovereenkomsten wordt overigens regelmatig bepaald dat ontbinding en vernietiging zijn uitgesloten.