Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/839
Cassatieprocesrecht. Zuivering verstek, art. 3.1.5.5 Procesreglement Hoge Raad; fatale termijn voor instellen incidenteel cassatieberoep?; eisen goede procesorde.
HR 03-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1224
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 juli 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/03737
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Cassatie
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1779, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑11‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:432, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑04‑2021
ECLI:NL:HR:2020:1224, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:145, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑02‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 12‑09‑2019
- Wetingang
Essentie
Cassatieprocesrecht. Zuivering verstek, art. 3.1.5.5 Procesreglement Hoge Raad; fatale termijn voor instellen incidenteel cassatieberoep?; eisen goede procesorde.
Samenvatting
De tweede zin van art. 3.1.5.5 van het Procesreglement van de Hoge Raad moet zo worden begrepen dat daarin slechts het moment wordt genoemd waarop, bij zuivering van het verstek terwijl al een datum voor pleidooi of schriftelijke toelichting is bepaald, nog incidenteel beroep kan worden ingesteld. De wet geeft niet de bevoegdheid bij procesreglement van de wet afwijkende eisen te stellen aan de termijn waarbinnen incidenteel cassatieberoep kan worden ingesteld (vgl. HR 14 januari 2005, NJ 2005/481 ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.