Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/838
Onteigening. Te hoog voorschot na vervroegde onteigening; vordering tot terugbetaling van het teveel ontvangene vereist?; wettelijke rente; uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
HR 03-07-2020, ECLI:NL:HR:2020:1226
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
3 juli 2020
- Magistraten
Mrs. G. Snijders, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
19/00429
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS227760:1
- Vakgebied(en)
Onteigeningsrecht / Onteigening
Onteigeningsrecht / Schadeloosstelling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1226, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 03‑07‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:50, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑01‑2019
- Wetingang
Art. 54t lid 3 Onteigeningswet; art. 233 Rv; art. 6:81-83, 6:119 BW
Essentie
Onteigening. Te hoog voorschot na vervroegde onteigening; vordering tot terugbetaling van het teveel ontvangene vereist?; wettelijke rente; uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
Samenvatting
Op grond van art. 54t lid 3 Ow dient de onteigeningsrechter iemand die ten gevolge van de betaling van voorschotten meer heeft ontvangen dan hem als schadeloosstelling toekomt, te veroordelen tot terugbetaling van het te veel ontvangen bedrag aan de onteigenende partij. Uit deze bepaling volgt dat de rechter ambtshalve die veroordeling dient uit te spreken, zodat een daartoe strekkende vordering niet nodig is. Dit strookt met de bijzondere aard van het onteigeningsgeding, waarin de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.