Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/574
Vordering benadeelde partij. ‘s Hofs oordeel dat sprake is van door het strafbaar feit geleden rechtstreekse schade is niet begrijpelijk.
HR 23-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:653
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23 april 2019
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/04020
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Sancties
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:653, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:232, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑12‑2017
- Wetingang
Art. 51f lid 1, art. 361 lid 2 Sv; art. 6:95, 6:96 BW
Essentie
Vordering benadeelde partij. ‘s Hofs oordeel dat sprake is van door het strafbaar feit geleden rechtstreekse schade is niet begrijpelijk.
Samenvatting
Vordering benadeelde partij. Bewezen is verklaard dat de verdachte een buitenboordmotor met toebehoren van een zeilboot heeft gestolen. Het oordeel van het hof dat de door de benadeelde partij gevorderde kosten van ‘liggeld’ over de desbetreffende periode als rechtstreekse schade van dat strafbaar feit kunnen worden aangemerkt, is niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij wordt mede in aanmerking genomen dat het hof niets heeft vastgesteld waaruit kan worden afgeleid dat en waarom die kosten tevergeefs zijn gemaakt. De ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.