Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/565
Procesrecht. Betekenis van stellingen aangevoerd in verband met in hoger beroep niet-gehandhaafde grief.
HR 19-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:640
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
19 april 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, A.H.T. Heisterkamp, M.V. Polak, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/01190
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS52325:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:640, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 19‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:138, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑03‑2018
- Wetingang
Art. 347 Rv
Essentie
Procesrecht. Betekenis van stellingen aangevoerd in verband met in hoger beroep niet-gehandhaafde grief.
Samenvatting
Dat een deel van de als essentieel aan te merken stellingen door eisers tot cassatie is aangevoerd in het kader van de grief ten aanzien waarvan de advocaat van eisers ter zitting bij het hof desgevraagd heeft verklaard dat de grondslag daarvan ‘kan worden geschrapt’ en dat eisers om die reden geen belang hebben bij afzonderlijke beoordeling van deze grief, ontsloeg het hof niet van de verplichting om bij de beoordeling van de overige grieven van eisers acht te slaan op alle essentiële stellingen ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.