Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/605
Erfrechtverordening. Europese erfrechtverklaring; facultatief karakter van het bij art. 1 lid 4 Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening vastgestelde aanvraagformulier.
HvJ EU 17-01-2019, ECLI:EU:C:2019:34 (Brisch)
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
17 januari 2019
- Magistraten
C. Toader, L. Bay Larsen, M. Safjan
- Zaaknummer
C-102/18
- Conclusie
A-G Y. Bot
- Roepnaam
Brisch
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
- Brondocumenten
ECLI:EU:C:2019:34, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 17‑01‑2019
- Wetingang
Art. 65 Europese erfrechtverordening; art. 1 Verordening (EU) nr. 1329/2014 (Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening)
Essentie
Klaus Manuel Maria Brisch.
Verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens art. 267 VWEU, ingediend door het Oberlandesgericht Köln (Duitsland) bij beslissing van 6 februari 2018.
Erfrechtverordening. Europese erfrechtverklaring; facultatief karakter van het bij art. 1 lid 4 Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening vastgestelde aanvraagformulier.
Art. 65, lid 2, Erfrechtverordening en art. 1, lid 4, Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening moeten aldus worden uitgelegd dat voor de aanvraag van een Europese erfrechtverklaring in de zin van art. 65, lid 2, Erfrechtverordening het gebruik van formulier IV in bijlage 4 bij Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening facultatief is.
Partij(en)
Klaus Manuel ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.