RvdW 2019/579:Gewoontewitwassen, eenvoudige kasopstelling. Oordeel hof over vermoeden van witwassen en dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het verschil tussen legale inkomsten en feitelijke uitgaven niet van misdrijf afkomstig is, is niet onjuist. Evenmin is onjuist het oordeel dat omtrent hetgeen door verdachte is aangevoerd over spaargeld 'geen begin van aannemelijkheid' bestaat.