Tussen waarheid en onzekerheid
Einde inhoudsopgave
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/6.6.0:Verhandeling
Tussen waarheid en onzekerheid (BPP nr. XI) 2011/6.6.0
Verhandeling
Documentgegevens:
mr. R. H. de Bock, datum 31-05-2011
- Datum
31-05-2011
- Auteur
mr. R. H. de Bock
- JCDI
JCDI:ADS602172:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de vorige paragraaf is besproken welke redenen er kunnen zijn voor de getuige om niet een waarheidsgetrouwe verklaring af te leggen. Eerder werd echter al gewezen op het probleem dat het voor de rechter, na geconstateerd te hebben dat er beweegredenen kunnen zijn voor de getuige om niet een waarheidsgetrouwe verklaring af te leggen, niet is vast te stellen of daarvan inderdaad sprake is. Daarom draait het bij de waardering van getuigenbewijs uiteindelijk niet om de mogelijke redenen voor een getuige om wel of niet een waarheidsgetrouwe verklaring af te leggen, maar om het perspectief van de rechter op de waarheidsgetrouwheid van de verklaring. Dit betekent dat de rechter niet meer kan dan een inschatting maken van de waarheidsgetrouwheid van de getuigenverklaring.
In de volgende paragrafen zal worden nagegaan welke criteria de rechter daarbij kan hanteren. Het doel hierbij is om zodanige criteria te formuleren, dat voldaan kan worden aan het eerder gegeven uitgangspunt, dat rechtspraak bediscussieerbare argumenten nodig heeft. Verder zal zoveel mogelijk worden aangeknoopt bij de in hoofdstuk 5 gegeven ijkpunten voor de bewijsbeslissing: relevantie, kwaliteit, reikwijdte en alternatieve hypothese.
Het startpunt bij de beoordeling van getuigenverklaringen is, zo kwam aan de orde in paragraaf 6.4, dat de rechter getuigenverklaringen met behoedzaamheid tegemoet treedt. De rechter veronderstelt niet dat een verklaring waarheidsgetrouw is, maar gaat ook niet zo ver dat zij elke verklaring wantrouwt; het met behoedzaamheid tegemoet treden van getuigenbewijs is hier de tussenpositie die rechter inneemt.