Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/27
Fraude met aanvragen KOT. Middelen over 1. de wijze waarop het zittingsverbaal in hoger beroep is opgemaakt, nu de wet geen zogenoemd ‘verzamelproces-verbaal’ kent en 2. het niet voorhouden van stukken, art. 301 lid 4 Sv. HR: art. 81 lid 1 RO.
HR 26-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1848
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
26 november 2019
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
18/02580
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Bijzonder strafrecht / Sociale zekerheid
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Bijzonder strafrecht / Bijzondere onderwerpen strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1848, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 26‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:930, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑10‑2019
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/02580
Datum 26 november 2019
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 27 maart 2018, nummer 23/004848-14, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979,
hierna: de verdachte.