Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/4.3.2.2
4.3.2.2 De voorzieningen ex art. 2:356 BW
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS387660:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Zie over de vraag wanneer een enquêteprocedure eindigt: HR 23 maart 2012, RvdW 2012, 446, rov. 4.1.5.
Zie Asser-Maeijer/Van Solinge & Nieuwe Weme 2009, nrs. 800-812.
Zie in het algemeen over de mogelijkheid van aandeelhouders om een klacht in te dienen bij het EHRM § 2.4. Over de vraag in hoeverre het EHRM bereid is aandeelhouders te vereenzelvigen met de rechtspersoon, zie § 4.3.3.2
Vgl. HR 14 september 2007, NJ 2007, 610 m.nt. Ma onder NJ 2007, 612 en JOR 2007, 237 m.nt. B.F. Assink (Versatel I), welke uitspraak betrekking had op een door de Ondernemingskamer getroffen onmiddellijke voorziening, maar hetgeen is overwogen geldt naar kan worden aangenomen ook voor de voorzieningen ex art. 2: 356 BW.
Naast de bevoegdheid tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen hangende de enquêteprocedure – die eindigen bij het einde van de procedure1 –kan de Ondernemingskamer, indien uit het onderzoeksverslag van wanbeleid is gebleken, één of meer voorzieningen treffen, zoals limitatief opgesomd in 2: 356 BW:2
schorsing of vernietiging van een besluit van de bestuurders, van commissarissen, van de algemene vergadering of van enig ander orgaan van de rechtspersoon;
schorsing of ontslag van een of meer bestuurders of commissarissen;
tijdelijke aanstelling van een of meer bestuurders of commissarissen;
tijdelijke afwijking van de door de Ondernemingskamer aangegeven bepalingen van de statuten;
tijdelijke overdracht van aandelen ten titel van beheer; en
ontbinding van de rechtspersoon.
Het treffen van een voorziening zal inbreuk kunnen maken op eigendomsrechten van bijvoorbeeld aandeelhouders.3 Ook voor de voorzieningen genoemd in art. 2: 356 BW geldt dat de Ondernemingskamer iedere voorziening mag treffen mits met het oog op de gevolgen ervan een billijke afweging van de belangen van partijen heeft plaatsgevonden en de noodzaak van deze voorziening voldoende is gebleken. Aan deze laatste eis wordt met name voldaan indien naar het oordeel van de Ondernemingskamer een minder ingrijpende maatregel niet effectief zou zijn.4 Zoals bij de behandeling van de bevoegdheid tot het treffen van onmiddellijke voorzieningen is toegelicht, geldt op grond van het Nederlandse recht reeds een evenredigheidstoets, zoals die ook besloten ligt in art. 1 EP.
Hierna zal ik meer uitgebreid stilstaan bij de bevoegdheid van de Ondernemingskamer om een tijdelijke overdracht van aandelen ten titel van beheer te bevelen. Tot slot sta ik stil bij de vraag of het mogelijk is dat de Ondernemingskamer bij wijze van voorziening decharche verleent aan een door haar benoemde bestuurder.