Einde inhoudsopgave
De invloed van het EVRM op het ondernemingsrecht (IVOR nr. 91) 2012/4.3.7
4.3.7 De fusieregeling
mr. A.J.P. Schild, datum 06-11-2012
- Datum
06-11-2012
- Auteur
mr. A.J.P. Schild
- JCDI
JCDI:ADS391205:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Art. 2: 310 lid 1 BW. Zie het vierde lid van dit artikel voor een uitzondering op deze regel.
Zo bepaalt art. 2: 311 lid 2 BW.
Art. 2: 326 en 2: 327 BW.
Art. 2: 328 leden 1 en 2 BW.
EHRM 24 oktober 1986, appl. nr. 9118/80 (Agosi t. het Verenigd Koninkrijk).
Zie bijvoorbeeld OK 24 maart 2006, JOR 2006, 98.
De aangewezen weg voor aandeelhouders met een belang van minder dan 10%. Een bodemprocedure is hier minder zinvol. Na voltooiing kan een fusie nog slechts op een beperkt aantal gronden – genoemd in art. 2: 323 lid 1 BW – ongedaan worden gemaakt.
Rechtspersonen kunnen fuseren met andere rechtspersonen van dezelfde rechtsvorm.1 Ten gevolge van een fusie houdt de verdwijnende vennootschap op te bestaan. Uitgangspunt in de wettelijke regeling is dat de aandeelhouders van een verdwijnende BV of NV aandelen in de verkrijgende vennootschap verwerven.2 Het voorstel tot fusie moet de ruilverhouding van de aandelen vermelden en de gehanteerde waarderingsmethode toelichten.3 Een accountant dient te verklaren dat de voorgestelde ruilverhouding en waarderingsmethode redelijk zijn.4
Bij de beoordeling van de vraag of een aandeelhouder die zijn aandelen ziet verdwijnen ten gevolge van een fusie, met succes een beroep zal kunnen doen op art. 1 EP dient tevens te worden meegewogen in hoeverre de desbetreffende aandeelhouder zich in rechte zal (hebben) kunnen verzetten.5 Een aandeelhouder van ten minste 10% van het geplaatste kapitaal (2: 346 BW) kan de Ondernemingskamer verzoeken een enquêteprocedure te gelasten. Tevens kan hij de Ondernemingskamer vragen een onmiddellijke voorziening te treffen (2: 349a BW) en bijvoorbeeld vragen het bestuur te verbieden uitvoering te geven aan de voorgenomen fusie.6 Een dergelijk verzoek kan ook aan de voorzieningenrechter in kort geding worden voorgelegd.7 Na de totstandkoming van de fusie kan nog getracht worden de fusie te vernietigen, maar dat is slechts mogelijk op de limitatief in art. 2: 323 lid 1 BW opgesomde gronden.
De mogelijkheid dat vennootschappen kunnen fuseren dient het algemeen belang. Daarbij heeft de wetgever bij het ontwerpen van de fusieregeling rekening gehouden met de belangen van derden en de aandeelhouders. In bijzondere omstandigheden kunnen relevant zijn de grenzen van hetgeen nog toelaatbaar is in het licht het bepaalde in art. 1 EP in beeld komen. Bijvoorbeeld indien de fusieregeling wordt gebruikt om minderheidsaandeelhouders uit de vennootschap te stoten. De fusieregeling kan daartoe op twee wijzen worden ingezet. In de volgende paragrafen wordt daarbij stil gestaan.
4.3.7.1 Uitstoting van een minderheidsbelang door verwatering4.3.7.2 De uitstoting van een minderheidsbelang door een fusie